59 De heer Was. Volgens liet verslag is ingekomen een verzoek van de Inspecteurs van politie om verhooging hunner jaarwedde. Met Burg en Weth. ben ik van oordeel, dat die verhooging niet langer mag worden uitgesteld. In het sectieverslag wordt bovendien be toogd, dat ook eene verhooging der tractcmenten van de agenten wenschelijk zou zijn. Ik wil wel erkennen dat ik een groot voorstander van die ver hooging ben, want wanneer men ziet hoeveel werk die menschen verrichten, dan is hun tractement te klein. Maar op grond van den tegenwoordigen toestand der financiën, zal ik daartoe thans geen voorstel doen, en afwachten totdat Burg. en Weth. zelf inet een voorstel komen. Te meer kan hiermede gewacht worden omdat de politiedienst toch eenigszins anders moet georganiseerd worden, zoodra de uitbreiding der grenzen tot stand zal zijn gekomen. Verder werd in de sectiën de opmerking gemaakt, dat niet altijd door de politieagenten zeiven, die de bekeuring doen, het proces verbaal wordt gemaakt. Ik acht dit bedenkelijk: waar toch op het ambtseedig proces-verbaal iemand kan worden veroordeeld tot hech tenis of gevangenisstraf, daar is het, dunkt mij, van groot gewicht dat het opmaken van het verbaal zooveel mogelijk geschiedt door den verbalisant zeiven. Uit eigen ervaring kan ik daaromtrent iets mededeelen. Op 25 Augustus 11. fungeerde ik als kantonrechter en had ik 75 processen- verbaal te behandelen; daaronder waren er 59 van Leidsche politie agenten, 16 uit buitengemeenten. Van de 59 uit Leiden waren 51 niet geschreven door den verbalisant maar alleen onderteekend, 8 waren wel geschreven door den verbalisant. Daaronder waren 1 van den hoofd-inspecteur en 2 van hoofdagenten. Ik beweer dat dit een ongezonde toestand is, en ik hoop dat in het vervolg daartegen zal worden gewaakt. De Voorzitter. Ik ben volkomen bereid de zaak meer speciaal te onderzoeken; maar ik moet nu toch reeds opmerken, dat het ver baal dat op de terechtzitting dient en mogelijk niet door den verba lisant zelf is geschreven, nog geen bewijs is, dat het oorspronkelijke verbaal niet door den verbalisant zelf is opgesteld. Ik heb reden om te gelooven, dat zij 't bijna allen kunnen, want haast al onze politiedienaren zijn tevens onbezoldigde rijksveld wachters, en dat kunnen zij niet worden, als zij niet getoond hebben zelf een proces-verbaal te kunnen opmaken. De heer Was. Ik heb niet beweerd, dat de agenten geen verbaal kunnen opmaken, maar slechts dat zij 't niet doen. Daar kom ik tegen opIk wil zelfs ook aannemen, dat zij 't kunnen, maar het is toch een zonderlinge toestand, wanneer zij eenvoudig met hun boekje met aanteekeningen op het bureau komen en door een ander hun verbaal laten opmaken. Dit geschiedt dan wel eens uren later, het geen in vele zaken, als bijvoorbeeld bij dronkenschap, het consta- teeren van de overtreding zeer moeilijk maakt en in elk geval wordt de waarborg gemist, dat de omstandigheden, waaronder het feit is waargenomen, naar waarheid zijn vermeld Ik geloof ook, dat over het algemeen de agenten ontwikkelde menschen zijn en dat zij behoorlijk een verbaal kunnen opmaken. Maar zij verrichten gewoonlijk zelf dat werk niet, omdat zij te weinig tijd hebben. Wanneer men de lijst der diensturen van onze agenten nagaat, dan moet men zich verbazen, dat deze menschen somtijds nog niet slaperiger zijn, dan zij er dikwijls uitzien! De Voorzitter. Ik zal deze zaak ter harte nemen en verder onder zoeken. Het voorstel van Burg. en Weth. om dezen post met f 400 te ver- hoogen, in stemming gebracht wordt aangenomen met 16 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren: Du Rieu, Fockema Andreae, Schneithcr, Juta, Cock, Hasselbach, Van Hoeken en Van Hamel. Het aldus gewijzigde artikel wordt daarna zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. De Volgnrs. 109111 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 112. Onderhoud der brandspuiten. De Voorzitter. Deze post moet alsnog worden verhoogd met ƒ700 voor aanschaffing van nieuwe slangen. De Volgn. 112114 (waarbij tevens de begrooting der Schutterij), 414U8, Hoofdst. V, 119121, Hoofdst. VI, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 122. Kosten voor de Latijnsche scholen. De Voorzitter. Dit Volgn. moet evenals Volgn. 123 in ronde som met f 10 worden verhoogd. De leeraar Meilink heeft 1 Augustus aanspraak op tractementsverhooging, waarvoor op de Begrooting staat uitgetrokken f 33.33. Dit moet zijn f 41 67. De Volgnrs. 122124 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 125. Kosten van het lager onderwijs. De heer De Goeje. M. d. V.! Het is zeer gelukkig dat de ver houding tusschen den heer Prins en zijne hulponderwijzers zoo aan genaam was, dat hij voor zijn vertrek aan twee hunner nog eene verhooging van jaarwedde wenschte te bezorgen. Maar zijn voorstel berust op eene vergissing; de heer Prins heeft er niet aan gedacht dat het artikel, waarop hij zich beroept, behoort tot de overgangs bepalingen van de Verordening van 11 November 1880 Dit artikel werd indertijd toegelicht op deze wijze: »De bepaling ten gunste van de derde onderwijzers en onderwijzeressen boven den leeftijd van 35 jaar, is in navolging der Amsterdamsche Verordening opge nomen, ten behoeve van ijverige hulponderwijzers en hulponder wijzeressen, voor welke het verschoonbaar is, dat zij niet in het bezit zjjn of kunnen komen van de hoofdonderwijzersacte." Men had toen het oog op die onderwijzers of onderwijzeressen die reeds den leeftijd van 35 jaren hadden bereikt, en om verschil lende redenen zich niet voor den hoofdonderwijzersrang hadden kunnen bekwamen, maar toch aan de gemeente trouwe diensten hadden bewezen. Aan die menschen wilde men niet alle vooruit zicht op verhooging ontnemen, en er werd dus bepaald dat zij ƒ100 toelage konden krijgen, mits zij 10 jaren in dienst der gemeente waren geweest. De heeren J. Van den Briel en H. M. Klaver hadden bij de invoering der Verordening den gevorderden leeftijd van 35 jaren nog niet bereikt, zoodat de bepaling op hen niet van toe passing is. Het voorstel om dit artikel met 200 te verhoogen wordt daarop door Bnrg. en Weth. ingetrokken en Volgn. 125 onveranderd zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Volgnrs. 126—143, Hoofdst. VII, 144—153, Hoofdst. VIII, 154— 156 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 156. Renten van de bijzondere geldleeningen ter voorziening in buitengewone werken. De Voorzitter. Deze post zal alsnog met 5500 moeten worden verhoogd, voor meerdere betaling van reuten. De Volgn. 156159, Hoofdst. IX, 160166 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 167. Kosten van rechtskundig onderzoek betrekkelijk het instellen van gedingen. De heer Was. M. d. V.! Ik ben niet geheel tevreden met het antwoord van Burg en Weth. In een der aldeelingen is de opmerking gemaakt, dat het stellen van sommaties namens de gemeente soms werd opgedragen aan een deurwaarder, zonder voorafgaand overleg met den gemeente-consulent, en er werd bijgevoegd, dat dat gevaarlijk is omdat eene sommatie dikwerf den grondslag uitmaakt eener procedure, zoodat de sommatie behoort gesteld te worden door den rechtsgeleerde, aan wien later het voeren der procedure wordt opgedragen. Anders loopt men ge vaar, dat de zaak verkeerd wordt aangelegd, en daardoor bestaande rechten worden verwerkt. En wat antwoorden Burg. en Weth. hierop? Zij zeggen: »Het is «ons niet bekend, dat bij procedures van de gemeente immer moeie- «lijkheden zijn ontstaan als gevolg van eenig gebrek in het deurwaar- »ders-exploit". Ik geloof, dat dit antwoord niet slaat op onze vraag. Wij hadden slechts gevraagd er voor te zorgen, dat het in de toekomst niet meer zou gebeuren; wij waarschuwden slechts. En juist omdat er nog geen ongelukkige gevolgen zijn voorgekomen, moet men er voor waken, dat het ook in de toekomst niet gebeuren kan. Ik wil geen kwaad zeggen van den deurwaarder der gemeente, want hij is een zeer bekwaam man, maar het stellen van sommatics voor de gemeente in zaken, waaruit procedures kunnen voortvloeien, behoort niet tot zijne taak. De Voorzitter Ik dank den heer Was voor zijn nadere toelich ting, en bij voorkomende gevallen zullen wij zijn wenk ter harte nemen. Volgn. 167 wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgnrs. 167170 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 171. Toelage aan de eigenaars van den Schouwburg. De heer De Goeje. Na de discussiën bij de vorige Begrooting heb ik een onderzoek ingesteld naar de geschiedenis van deze toelage aan de Schouwburg-Commissie, en getracht een antwoord te vinden op de vraag van den heer Fockema Andreae, of er een moreele ver plichting bestaat om dit subsidie te blijven geven. Nu er een adres is ingekomen, om die toelage in te trekken en ook de heer Van Geer in zijn artikel in het Leidsche Dagblad de afschaffing van dit subsidie tot de noodzakelijke bezuinigingen rekent, heb ik gemeend het resultaat van mijn onderzoek op schrift te moeten stellen. Ik ben bereid dit stuk voor te lezen, of aan U, M. d. V., over te leggen. De Voorzitter. Ik herinner mij dat de heer Fockema Andreae, die eerst een tegenstander van dit subsidie was, naderhand door het onderzoeken van de geschiedenis dezer toelage, in een voorstander is veranderd. Daarom zou 't mogelijk zijn nut hebben indien u uw stuk aan Burg. en Weth. wildet overleggen, opdat zij het dan in het verslag konden doen opnemen. De heer Was. Zou de heer De Goeje al vast niet kunnen mee- deelen tot welk resultaat hij is gekomen? De heer De Goeje. Wel zeker! Mijn resultaat is, dat de Gemeente raad zedelijk verplicht is het subsidie te blijven geven, zoolang de vastgestelde verplichtingen worden nageleefd, en zoolang de toelage noodig is. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Na reeds jaren mijne stem tegen dezen post te hebben verheven, kan ik niet zeggen dat ik veel ge vorderd ben, maar toch blijf ik tegen den post protesteeren; ik doe dat niet op gezag van Prof. Van Geer, maar uit eigen overtuiging. Ik meen dat een subsidie aan een Schouwburg (dat wangestalte) op eene gemeentebegrooting niet past; ik zal thans wat ik bij eene vo rige gelegenheid, toen ik heb voorgesteld om het subsidie jaarlijks met 10 pCt. te verminderen, heb gezegd niet herhalen. Ik blijf er bij dat het subsidie voor de voorstanders van den Schouwburg min of meer beleedigend is. Ik heb dit alleen willen zeggen om mijne stem te motivceren, die ik tegen den post zal uitbrengen. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik wensch alleen even het woord om te bevestigen hetgeen u zooeven hebt gezegd. Vóór de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 9