Tot het geven van een recept voel ik mij niet in staat, maar dit
wil ik toch opmerken: behoefte is geen absoluut vast begrip, voor
eene gemeente evenmin als voor een particulier. Er zijn behoeften
die aan de gemeenten zijn opgelegd door den wetgever, tegen stijging
van dergelijke behoeften kan een Gemeenteraad natuurlijk niets doen,
maar er zijn ook wel wenschen waaromtrent het aan den Gemeente
raad staat om ze te verklaren tot behoeiten of niet.
Nu is de bedoeling van de Commissie van Financiën, dat waar
de welvaart niet stijgende is, ook niet meerdere wenschen mogen
worden gestempeld tot behoeften.
De Voorzitter. Een enkel woord wat betreft de uitdrukking
kinderachtig. Ik heb gezegd dat ik het volkomen eens was met den
heer Was, dat liet kinderachtig zoude zijn.
De heer Fockema Andreae heeft opnieuw gesproken van stijging
van de belasting tot 175,000, maar dat is de zaak niet. Er is hier
alleen sprake van het uitbreiden van de grens; daarom behoeft die
grens volstrekt nog niet te worden bereikt, dat is juist het verkeerde
van de voorstelling van de Commissie van Financiën.
De algemeëne beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Wij zullen thans het eerst de afdeeling «Uitgaven"
in behandeling nemen.
Volgn. 5861 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 62. Jaarwedden van de bouwkundigen en van de opzichters
der gebouwen, der wegen en dergelijken.
De Voorzitter. Door de Commissie van Fabricage is het voorstel
gedaan om dezen post met 100 te verhoogen, ter verhooging van de
jaarwedde van den bewaarder van de Stadstimmerwerf.
De heer Zillesen. M. d. V.! Er behoort wel een wenig moed toe
om terwijl de financieële toestand der gemeente als niet rooskleurig
wordt afgeschilderd, terwijl de Commissie van Financiën adviseert
om gedurende 1891 niet tot verhoogingen van jaarwedden over te
gaan, thans toch een voorstel te doen tot lotsverbetering van enkele
ambtenaren.
Dat ik daartoe overga, vind ook ook zijn grond daarin dat reeds
bij de vorige begrooting de wenschclijkheid werd besproken van
verhooging van de jaarwedden der opzichters en die ook door enkele
leden erkend is. Ik was bij de behandeling der vorige begrooting
dan ook voornemens een daartoe strekkend voorstel te doen, maar
door verschillende omstandigheden ben ik toen niet in de gelegenheid
geweest de Vergadering bij te wonen, vandaar, dat het bij den
goeden wil gebleven is.
Deze zaak is in de sectie, waarvan ik deel uitmaakte opnieuw ter
sprake gebracht, en meerdere leden betuigden hun instemming met
het denkeeld. Tot een conclusie is men toen echter niet gekomen
omdat er zich een discussie ontspon over den werkkring van de
opzichters, en de vraagd geopperd werd, of zij ook te waken hadden
tegen overtredingen.
Burg. en V\elh. hebben in hun antwoord deze zaak ter sprake
gebracht, en t is mij toen gebleken, dat de zorg voor overtredingen
niet aan hen is opgedragen, maar tot den werkkring der politie
beambten behoort, of liever tot dien van de niet-aanwezige rijks
veldwachters.
Ik wil daarom voorstellen aan deze personen een verhooging van
bezoldiging van f 100 toe te kennen; het tractement van de drie op
zichters (een getal zeker niet te groot voor een stad als Leiden) is
toch reeds niet te hoog.
De opzichter Spijker is aangesteld in 1855, en heeft dus 35 dienst
jaren; hij heeft een tractement van f 1000, en kreeg bij de invoering
van het Liernur-stelsel een extra-toelage van 100.
Van der Mark is belast met het toezicht op de bruggen en de
waterwerken; hij is 15 jaar in dienst, en geniet ƒ900.
Iding telt 8 jaren dienst, ontvangt 800.
In de laatste jaren zijn deze salarissen niet verhoogd geworden,
maar ik meen, dat door de uitbreiding van de publieke werken hier
ter stede, en vooral door 't in eigen beheer uitvoeren van vele werken
het wenschelijk is personen, die een betrekking van vertrouwen be-
kleeden, nu en dan een billijke verhooging van tractement toe te
staan, deze opzichters hebben het toezicht op de materialen van de
gemeente en op de deugdelijke uitvoering van veelal belangrijke
werken, zij dragen dus ook een groote verantwoordelijkheid.
Ik heb den Gemeente-Architect over deze zaak gesproken, en hem
gevraagd of hij een traetements-verhooging voor de opzichters billijk
zou vinden; hij zeide mij zeer over hen tevreden te zijn, en meende
dat dit hun zeker eeri goede en aangename aansporing zou zijn om
hun plicht te blijven betrachten.
Op deze gronden onderwerp ik met vertrouwen dit voorstel aan
het oordeel van deze Vergadering.
De heer Van Hoeken. M. d. V.Na de uitmuntende en krachtige
wijze waarop door verschillende sprekers bij de algemeene beschou
wingen hel woord is gevoerd, was mij bijna de moed ontzonken het
woord te vragen. Het was anders mijn voornemen geweest om mij
b(j den berooiden toestand onzer financiën, te verklaren tegen elke
traetements-verhooging. Ik stem den heer Zillesen toe, dat er enkele
ambtenaren zijn die wellicht door veeljarigen dienst, door ijver of
bekwaamheid, eenige aanspraak op verhooging van tractement hebben,
maar in de gegeven omstandigheden zal ik tegen elke verhooging
stemmen.
De heer Do Rieu. M. d. V.! Ik ben het niet eens met den vorigen
spreker wanneer hij spreekt van den berooiden toestand onzer finan
ciën. Zoo zijn gelukkig, geloof ik, onze financiën nog niet, maar toch
ook niet zoo rooskleurig om gevolg te geven aan den wensch tot
verhooging van tractementen. Want die wensch betreft nu niet alleen die
4
3 of 4 opzichters, maar er zijn nog meer personen die op lotsverbetering
hebben aangedrongen. Geven wij aan al die wenschen gehoor, dan
zullen de uitgaven merkbaar hooger worden. En met het oog op de
hoogere Inkomsten-Belasting door de hoogere kolenprijzen, geloof ik
dat het beter is dit jaar nog eens de tracteraentsverhoogingen uit
te stellen.
Ik zal daarom dit jaar niet stemmen voor het amendement van
den heer Zillesen.
De heer Kaiser. M. d. V.! Zou het niet veel beter zijn thans niet
over deze zaak te beslissen. Burg. en Weth. hebben ons eene nadere
regeling van de tractementen der opzichters toegezegd, welnu! laten
wij die regeling afwachten.
De heer Cock. M. d. V.Ik zal mij ook tegen het voorstel van
den heer Zillesen verklaren, omdat ik het geheel eens ben met de
Commissie van Financiën waar zij in haar rapport zegt: «Wij deelen
de meening van Burg. en Weth. dat onder deze omstandigheden
«de meest mogelijke beperking moet worden in acht genomen" en
zouden zelfs iets verder willen gaan dan het Dagelijksch Bestuur
door ons in dit jaar te onthouden van alle tractementsverhooging,
die niet op geldende verordeningen berust."
Ik neem deze gelegenheid nog even te baat om de Commissie dank
te zeggen voor haar uitstekend rapport. Ik heb er slechts eene be
denking tegen, namelijk dat het nog iets te rooskleurig is.
De heer Zillesen. Ik eerbiedig natuurlijk de opinie van de ver
schillende sprekers, maar zou het toch betreuren, wanneer men in
beperking der uitgaven zoover gaat, dat nuttige en noodige verhoo
gingen worden tegengegaan. Meent men dat de voorgestelde tracte
raentsverhoogingen niet billijk zijn, dan leg ik mij bij dat gevoelen
neder. Maar erkent men de billijkheid, en zegt dan wij zullen het
dit jaar nog maar niet doen, dan antwoord ik, dat het zeer ongelukkig
zijn zou voor de bedoelde personen in vergelijking van vele anderen
die onder gunstiger omstandigheden verhooging van tractement heb
ben gekregen.
Ik zeg, dat ik 't zou betreuren wanneer dit voorstel zou afgestemd
worden op grond dat de uitgaven moeten beperkt worden. Ik zie
bovendien het verband tusschen die twee zaken niet in!
De Voorzitter. De heer Zillesen is zoo vriendelijk geweest vooraf
het gevoelen van Burg. en Weth. te vragen over zijn voornemen om
dit amendement in te dienen, en wij hebben hem geantwoord, dat
wij er ons niet tegen zouden verklaren, en dat een aanneming ons
zelfs niet onaangenaam zou wezen.
Men zal begrijpen, dat ons plan om voorloopig zelf nog geen voor
stel in dien geest in te dienen, in verband staat met de question
bruiante in deze gemeente (nml. de uitbreiding van de grenzen).
Wordt dit voorstel aangenomen, dan zou er wellicht een nieuwe
organisatie noodig zijn van de verschillende publieke diensten: eene
verhooging van sommige bezoldigingen zou dan noodig kunnen blij-
ken, en het spreekt van zelf dat het moeilijk is nu reeds te zeggen
welke tractementen voor verhooging in aanmerking zouden moeten
komen.
De finantien van de gemeente zijn nog niet zoo berooid, dat wij
geen behoorlijke bezoldiging aan onze ambtenaren kunnen geven.
De kwalificatie van «berooid" laat ik overigens voor rekening van den
heer Van Hoeken; wanneer hij bewijzen moest geven, dat onze
finantiën berooid zijn, dan zou hem dat zeer moeielijk vallen, want
de reden dat wij moesten voorstellen dit jaar eenige meerdere be
lasting te heffen, is alleen gelegen in den hoogeren prijs der steen
kolen.
De discussien worden alsnu gesloten, en het amendement van den
heer Zillesen wordt in stemming gebracht.
Over dit araendement staken de stemmen, met 12 tegen 12, zoodat
het in een volgende vergadering op nieuw in stemming zal moeten
gebracht worden.
Tegen stemden de heeren De Goeje, Kaiser, Du Rieu, Fockema
Andreae, Schneither, Zaaijer Juta, Cock, Van Hoeken, Van Hamel,
Verster van Wulverhorst en De Sturler.
Voor stemden de heeren: Zillesen, Was, Alma, Nijkamp, Ilasselbach,
Zaalberg, Bool, Knappert, Tieleinan, Koetser, Van Reenen en Le Poole.
Het voorstel van Burg. en Weth. strekkende om de jaarwedde van
den Bewaarder der Stadstimmerwerf met 100 te verhoogen; wordt
aangenomen met 14 tegen 10 stemmen.
Tegen de heeren: Du Rieu, Fockema Andreae, Schneither, Zaaijer,
Juta, Cock, Van Hamel, Verster van Wulverhorst, De Sturler en Van
Hoeken.
Volgn. 63 wordt aangehouden.
Volgn. 64. Jaarwedden van den concierge en van de boden.
De Voorzitter. Door den heer Fockema Andreae wordt voorge
steld, om dezen post met f 100 te verminderen.
Het amendement van den heer Fockema Andreae in stemming ge
bracht, wordt verworpen met 14 tegen 10 stemmen.
Voor stemden de heeren: De Sturler, Du Rieu, Fockema Andreae,
Schneither, Zaaijer, Juta, Cock, Van Hoeken, Van Hamel en Verster
van Wulverhorst.
De Volgn. 6576, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 77. Kosten van verteringen ten behoeve van het huishoudelijk
bestuur, bureau van stemopneming en van Commissiën.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Een kort woord slechts
over eene kleinigheid, namelijk de uitgaven voor koffie, brood en
andere verteringen van de leden van de stembureau's. Het is mij,
toen ik eens de eer had voorzitter van een stembureau te zijn, op-