31
Kitting van Donderdag 1? Jnli 1800,
geopend, 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de Heer L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
I®. Benoeming van twee derde onderwijzeressen aan de Leerschool. (137)
2®. Idem van eene adjunct-stadsvroedvrouw. (143)
3°. Voorstel betrekkelijk de uitgifte van permissiën voor de jagt op
waterwild in de Vroonwateren. (139)
4®. Verzoek van J. C. Meyboom, om vrijstelling of terugbetaling van
schoolgeld, Middelbaar onderwijs. (146)
5°. Suppletoire staten en staten van af- en overschrijving op de
begrooting van 1889 van het R. C. Wees- en Oudeliedenhuis. (148)
6°. Idem als voren van het H. G. of Arme-Wees-en Kinderhuis. (149)
7°. Voorstel betrekkelijk de demping van de Binnenvestgracht tusschen
de Mare en de Tweelingstraat. (125, 145 en 150)
8°. Rekening over 1889 van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude
Mannen- en Vrouwenhuis. (141)
9®. Idem van de Stedelijke Werkinrichting. (142)
Tegenwoordig waren 19 leden, alsdeheeren: Van Hamel, Le Poole,
Knappert, Van Buttingha Wichers, Bool, De Goeje, Van Reenen,
Schneither, Van Hoeken, Tieleman, Koetser, Hasselbach, Kaiser, Was,
Juta, Du Rieu, Fockema Andreae, Cock, Verster van Wulverhorst en
de Voorzitter.
Afwezig waren met kennisgeving de heerenAlma, Zaaijer, Driessen,
Zillesen, Van der Breggen, Zaalberg en Nijkamp.
De Notulen van het verhannelde in de vorige Vergadering van 19
Juni worden gelezen en goedgekeurd. m
De Voorzitter deelt mede, dat zijn iugekomen:
1®. Dispositie van de Gedep. Staten van Zuid-Holland dd. 30 Juni/5
Juli, B, n®. 1900, (3e afd.) G. S., n®. 102, ten geleide van het goed
gekeurd Raadsbesluit tot verkoop van Inschrijving op het Grootboek,
tot een nominaal bedrag van f 34300.
2®. Dispositie als voren dd. 30 Juni/5 Juli jl. B, n®. 1921, (3e afd.)
G. S„ n°. 100/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit tot
verhooging van de begrooting, dienst 1889, in ontvangst en uitgaaf
met 22153.345. (Verhooging van verschillende posten der begrooting
tot dekking van te korten.)
3®. Dispositie als voren 1/16 Juli jl. B, n®. 1965 (3e afd.) G. S., n®.
92, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 19 Juni jl.
tot het instellen van eene rechtsvordering tegen den schipper G. Van
Parijs Jr. te Noordwijk tot vergoeding van schade ad 26.25 wegens
de aanvaring van de St. Nicolaasbrug.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Begrooting, dienst 1891, van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
2°. Verzoek van de firma Tieleman en Dros, tot het doen maken
van eene uitloozing naar de Uiterstegracht.
3°. Adres van bewoners van den Nieuwen Rijn, om verplaatsing van
de Ooftmarkt.
4°. Verzoek van W. Van der Meer te Noordwijkerhout, om den eigen
dom van een strook gronds van bet Haarlemmertrekpad voor een
losplaats en een mestvaalt.
5®. Verzoek van J. Van Gaaien, tot het leggen van eene stoep vóór
zijne in aanbouw zijnde huizen in de Ververstraat.
6®. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen hunnen aan
slag in de Plaats. Directe Belasting, dienst 1890.
Worden gesteld in handen van Burg. en Wcth.
Nog wordt medegedeeld:
Dat op heden heeft plaats gehad de opneming van de boeken en
van de kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan het proces-verbaal
in de Leeskamer is nedergelegd.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van twee derde onderwijzeressen aan de Leerschool.
(Zie Ing. St. n«. 137.)
De Voobzitter. Mag ik de heeren De Goeje, Schneither en Was
verzoeken met mjj het stembureau te willen uitmaken?
Benoemd wordt a Mejuffrouw L. M. Kievit met 18 stemmen, 1
briefje was in blanco, en b Mejuffrouw E. Van Leeuwen met 18
stemmen, 1 briefje was in blanco.
II. Idem van eene adjunct-stadsvroedvrouw.
(Zie Ing. St. n°. 143)
Benoemd wordt Mejuffrouw M. Van der Hoeven, geb. Fraai, met
algemeene stemmen.
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor de
genomen moeite.
III. Voorstel betrekkelijk de uitgifte van permissien voor de jagt
op waterwild in de Vroonwateren.
(Zie Ing. St. n®. 139.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Verzoek van J. C. Meyboom, om vrijstelling of terugbetaling
van schoolgeld, Middelbaar onderwijs.
(Zie Ing. St. n®. 146.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt het afwijzend
preadvies van Burg. en Weth, aangenomen.
V. Suppletoire staten en staten van af- en overschrijving op de
begrooting van 1889 van het R. C. Wees- en Oudeliedenhuis,
(Zie Ing. St. n®. 148.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VL Idem als voren van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n®. 149.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VII. Voorstel betrekkelijk de demping van de Binnenvestgracht
tusschen de Mare en de Tweelingstraat.
(Zie Ing. St. n®. 125, 145 en 150.)
De Voorzitter. Op dit voorstel zijn door den heer Van Hamel
vijf amendementen ingediend. Deze luiden:
1°. dat de Binnenvestgracht van de Mare tot aan de Gasfabriek
in goeden staat zal worden gebracht door uitdieping, het aanbrengen
van schoeiingen, het plaatsen van een muur langs de 24 Huizen en
't herstellen van den walmuur benevens de vernieuwing der brug
vóór de Reineveststeeg;
2®. dat zal worden gedempt het gedeelte, gelegen tusschen de
Gasfabriek en de Tweelingstraat (»mits" enz. laten vervallen);
3°. dat een riool zal worden gelegd in het sub. 2°. te dempen ge
deelte en de sloot tusschen de begraafplaats en de fabriek der firma
W. Barneveld en C°. zal worden verruimd of verbreed
4®. P. Kooreman te gelasten om binnen een door Burg. en Weth.
te bepalen termijn de zonder vergunning verrichte aanplemping van
een gedeelte der Binnenyestgracht langs zijn daaraan gelegen per-
ceelen voor zijne rekening op te ruimen, zoodanig dat de baggerschuiten
aldaar den slappen bagger ongehinderd kunnen doorvaren;
5®. dat tot bestrijding van de aan een en ander verbonden kosten
een bedrag van f 4000 wordt beschikbaar gesteld te vinden uit de
gewone ontvangsten, waaronder niet begrepen zijn de later eventueel
vereischte uitgaven voor eene bestrating van het gedempte en eene
behoorlijke afscheiding van de belendende perceclen.
Verlangt de heer Van Hamel het woord tot toelichting van zijn
amendementen?
De heer Van Hamel. Ik geloof, M. d. V.! dat ik in den loop van
de debatten wel gelegenheid zal hebben er een enkel woord over te
spreken.
De Voorzitter, Ik wilde u daar thans gelegenheid toe gegeven
hebben. Nu gij daarvan geen gebruik wenscht te maken zal ik eerst
in omvraag brengen of uwe amendementen worden ondersteund.
Daar de amendementen van den heer Van Hamel genoegzaam
ondersteund worden, kunnen zij een onderwerp van beraadslaging
uitmaken.
De heer Fockema Andreae. Ik wensch in de eerste plaats aan het
Dagelijksch Bestuur namens de Commissie van Financiën dank te
betuigen, dat het reeds vóór deze vergadering de nadere schriftelijke
inlichtingen gegeven heeft, die wij hadden gevraagd. Ik moet echter
daarbij voegen, dat wat betreft de vraag of de toestand, waarin thans
de gracht verkeert, volkomen gerechtvaardigd is, de inlichtingen van
Burg. en Weth. op dat punt ons niet afdoende voorkomen; ze schijnen
mij niet te rechtvaardigen den verregaanden staat van verwaarloozing,
waarin de bewuste gracht sinds lang verkeert.
Het Dagelijksch Bestuur motiveert dien toestand hiermèe, dat het
water doodloopt. Nu is dat niet juist! Ben ik goed ingelicht en heb
ik niet verkeerd gezien, dan loopt de gracht niet dood, maar bestaat
er een duiker onder het gedeelte, dat ten behoeve van de Gasfabriek
is gedempt geworden.
In de tweede plaats argumenteeren Burg. en Weth., dat in die
gracht uitloopt het vuile waschwater van een leerlooierij. Nu kan
deze omstandigheden wel motiveeren, dat het water vervuild is, maar
niet, dat de gracht op geheele plaatsen letterlijk verstopt is en op
een riool gelijkt!
In de derde plaats beroept het Dagelijksch Bestuur er zich op dat
een groot deel dier gracht langs den achterkant van huisjes loopt
en het talrijk bevolkte hof der 24 huizen er aan uitkomt." Ik kan
mij voorstellen, M. d. V.! dat dit tengevolge heeft, dat deze gracht
meer wordt verontreinigd dan een andere, maar niet dat men het
vuil zich in de gracht laat ophoopen. Meedere verontreiniging had
tot meerdere reiniging moeten leiden.
In de vierde plaats zeggen Burg. en Weth., dat in de gracht ver
scheidene privaten loozen. Ik geloof dat dit een punt is, waarover
wjj niet veel moeten spreken, want ik ben van meening, dat als men
een scheikundige water b. v. uit het Rapenburg bijvoorbeeld ter ana
lyseering gaf, hij tot een even ongunstig resultaat als bij de Binnen
vestgracht zou komen. Deze gracht verkeert dus niet in een bijzon
deren toestand.
Wat de overige punten betreft, herhaal ik wat ik met betrekking tot
punt 2 gezegd heb, nl. dat wanneer een bijzondere toestand van een
gracht een bijzonder onderhoud noodig maakt, zulks ook moet plaats
hebben; en dat deze gronden door Burg. en Weth. aangevoerd, al
evenmin afdoende rechtvaardigen dat deze gracht in een dusdanigen
toestand verkeert, dat alleen demping nog helpen kan. Het gansche
betoog van het Dagelijksch Bestuur kan bovendien het feit niet moti
veeren, dat men oogluikend heeft toegelaten, dat een der aanwonen-
den eenvoudig een stuk van de gracht heeft aangeplempt, om zich
een toegang tot zijn woning te verschaffen!
De rechtvaardiging van Burg. en Weth. komt mij dus onvoldoende
voor.
Nu het voorstel van het Dagelijksch Bestuur en de amendementen
van den heer Van Hamel.
Het is een onbetwistbaar feit, dat de leerlooierij van Bots groot
belang heeft bij het voortbestaan van de gracht; wanneer deze gracht
wordt gedempt, dan zou dat geschieden in het belang van 't algemeen
en zou daardoor het belang van Bots geschaad worden. Nu mogen
Burg. en Weth. wel zeggen dat het een gevaarlijk praecedent zou
wezen hem eenige schadeloostelling te geven indien tot demping werd