23 Kitting van Donderdag 39 Del 1S90, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de lieer L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een leeraar aan de Kweekschool voor onder wijzers. (105) 2°. Voorstel betrekkelijk de straatbesproeiing. (88) 3". Idem betrekkelijk de jaarwedde van den Boekhouder der Stedelijke Gasfabriek. (96) 4°. Verzoek van de brugwachters, om verhooging van jaarwedde. (97) 5". Idem van A. Klönne te Dortmund, om uitbetaling van ingehouden boete wegens te late oplevering van den gashouder. (98) 6'. Idem van Mej. A. J. Cremer, om ontslag als derde onderwijzeres aan de Leerschool. (100) 7°. Idem van A. H. Couturier, om schadevergoeding wegens ont ruiming van het huis Breeslraat n°. 60. (101) 8'. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de tienden onder Leiderdorp. (102) 9°. Idem van P. J. Van Hoeken, oin ontheffing van het voorschrift van art. 221 der Algemeene Politieverordening. (104) 10'. Idem van K. Nanning, om vrijstelling van de betaling van school geld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (106) 11°. Idem als voren van I. C. Dozy, Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (108) 12'. Idem van Mej. M. P. Oudshoorn, om ontslag als derde onder wijzeres aan de Leerschool. (109) 13°. Kohier der Plaatselijke Directe Belasting voor 1890. (110) Tegenwoordig waren 26 leden, als de heeren: Verster van Wulver- horst, Van Hoeken, Tieleman, Le Poole, Van Reenen, Van der Breggen, Fockema Andreae, Zaaijer, Du Rieu, Juta, Zillesen, Van Buttingha Wichers, Knappert, Bool, Driessen, Was, Kaiser, De Goeje, Hasselbach, Koelser, Cock, Van Hainel, Alma, Schneither, De Sturler, Zaalberg en de Voorzitter. Afwezig met kennisgeving wegens ongesteldheid de heer Nijkamp. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 8 Mei worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen 1°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 6/9 Meijl., B. n°. 320 (2e afd.) G. S. n®. 13, waarbij wordt teruggezonden de goed gekeurde rekening, dienst 1889, van de dd. Schutterij dezer gemeente. 2°. Missive van den Minister van Binnenl. Zaken dd. 14 Meijl. n°. 18481, afd. O, houdende mededeeling dat voor het jaar 1890 een bedrag van 8633 als subsidie in de kosten van het Gymnasium zal worden verleend. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Rekening, dienst 1889, van de Stedelijke Werkinrichting. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 2°. Verzoek van P. J. Hartevelt en G. D. J. Beulink, om vergunning tot het leggen van bruggen over de Zoeterwoudsche Singelsloot en het leggen van een zinker voor de duinwaterleiding. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 3°. Voordrachten voor de benoeming van eene derde onderwijzeres aan de Meisjesschool 2e kl. 4°. Idem aan de Leerschool en van een derden onderwijzer aan de school 3e kl. n°. 3. Worden ter inzage in de Leeskamer nedergelegd. Nog wordt inedegcdeelt: 1®. Dat aan den met ingang van 1 Juni a. s eervol ontslagen agent van politie der Ie klasse J. Den Nieuwenboer een pensioen is ver leend van f 352.45. berekend naar eene jaarwedde van 742 en 28| dienstjaren en zulks uithoofde van ziekelijke gesteldheid of gebreken waardoor hij niet meer in staat is zijne betrekking waar te nemen. 2°. Dat ingevolge Raadsbesluit van 4 Juni 1863 volgens den rooster, de Commissie voor de loting bij de Schutterij dit jaar zal zijn samen gesteld uit de leden F. A. Verster van Wulverhorst en mr. C. Cock, terwijl de leden J. Van der Breggen Az. en dr. W. N. Du Rieu de Commissie van Onderzoek bij de Schutterij zullen uitmaken en dat mede ingevolge dat Raadsbesluit al de overige Raadsleden als plaats vervangers zijn aangewezen. De loling heeft plaats op een dag in 't laatst van Juni, des voormiddags te 9 uren. De Commissie van Onderzoek houdt twee zittingen, de eerste omstreeks half Juni, de andere omstreeks half Juli, beide des namiddags te 6 uren. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een leeraar aan de Kweekschool voor onder wijzers. (Zie Ing. St. n®. 105.) De Voorzitter. Mag ik de heeren Tieleman, Zaaijer en Du Rieu verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken. De uitslag der stemming is, dat met 22 stemmen wordt benoemd de heer J. A. M. Rijk, 1 briefje was in blanco. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne wel willende medewerking. De heeren De Sturler en Schneither komen ter Vergadering.) II. Voorstel betrekkelijk de straatbesproeiing. (Zie Ing. St. n®. 88.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft gecne bedenking tegen het voorstel. De lieer Zillesen. M. d. V.! In de eerste plaats een woord van dank aan het Dagelijksch Bestuur, dat het wel in ernstige overweging heeft willen nemen het door mij in den zomer van 1888 aangegeven denkbeeld tot wederinvoering van den sproeiwagen alhier, een denk beeld kort daarop nader ontwikkeld en ondersteund door ons geacht medelid den heer Dr. Zaalberg. De hooge kosten evenwel aan de zaak verbonden, zijn oorzaak geweest, dat destijds en ook later die sproeiwagen niet in dienst is gesteld. Nu hebben wij in de laatste weken bij de steeds heerschendc noordewinden en aanhoudende droogte opnieuw b(j ervaring kunnen zien, hoe eene algemeene besproeiing zoo niet onmisbaar dan toch zeer zeker als eene groote behoefte beschouwd kan worden voor eene stad als Leiden. Slaan wij het oog op steden van ongeveer gelijke grootte, als Haarlem, Arnhem en dergelijke dan zien wij dat die alle zijn voorzien van de noodige sproeiwerktuigen, zelfs kleine gemeenten als Delft, Nijmegen en andere mogen zich in het bezit[)daarvan] ver heugen. Het voorstel van Burg. en Weth. strekt nu om gedeeltelijk tegemoet te kooien aan den wensch door mjj, zeker namens een groot deel der burgerij geuit. Ik behoef derhalve niet te verklaren dat het door mij met veel sympathie is begroet, en ik geloof te mogen aannemen dat alle leden van den Raad, zelfs zij die niet zoo bijzonder met het plan zijn ingenomen, toch met het oog op de zeer geringe kosten daaraan hunne stem wel zullen willen geven. Blijkens de toelichting toch is de Duinwatermaatschappjj geneigd het besproeiingswater te leveren tegen eene retributie van f 10 per jaar en per brandkraan. Daarbij moet men in aanmerkiug nemen dat de brandkranen tot nog toe tweemalen 's jaars beproefd werden, eens 's winters en eens 's zomers, waarvoor door de gemeente betaald werd 3 voor elke beproeving. Neemt men nu aan dat de beproeving 's zomers kan vervallen, omdat die gelijktijdig met de besproeiing kan plaats hebben, dan komt men tot een bedrag van 7 per brandkraan, zoodat het geheele cijfer voor de straatbesproeiing uit te geven inderdaad zeer gering is. De kosten van aanleg kunnen veilig buiten rekening worden ge laten omdat er toeh brandkranen moeten geplaatst worden en] be sproeiing slechts bijzaak is. Wanneer wij zien dat in Haarlem ge plaatst zijn 175 brandkranen. en het voornemen bestaat om dit getal van lieverleden op 400 te brengen, dat Arnhem in het bezit is van eenzelfde getal, dan geloof ik dat hier in Leiden vermeerdering van het aantal kranen ten behoeve van brandgevaar niet zal kunnen uitblijven, zooals ook in het voorstel van Burg. en Weth. staat dat telken jare een zeker bedrag op de begrooting zal worden uitgetrokken voor het plaatsen van nieuwe. Op de kaart heb ik eens nagegaan de ligging van de verschillende thans beslaande brandkranen, en van degene die nog geplaatst moeten worden, en daaruit ben ik tot de conclusie gekomen dat de achterbuurten in een zeer gunstigen toestand verkeeren, wat ook verklaarbaar is aangezien daar meer huizen op elkaar gepakt zijn en derhalve ook meer bewoners. Ook heb ik nagegaan dat enkele straten zooals Haarlemmerstraat, Hooigracht, Van-der-Werfstraat enz. het vooruitzicht zullen hebben op eene geregelde besproeiing, maar dat andere straten daarentegen zeer stiefmoederlijk bedeeld zijn, en juist die straten waar een druk verkeer is van menschen, waar de tram doorrijdt en die niet gelegen zjjn aan het water, welke dus, mijns inziens, juist in de termen zouden vallen om zooveel mogelijk besproeid te worden. De Stationsweg in de eerste plaats nemende, heb ik daar slechts één brandkraan kunnen ontdekken, voor het huis namelijk van de duinwatermaatschappij, eigenlijk slechts bestemd voor privaatgebruik. Beestenmarkt en Breedstraat zijn in wat gunstiger toestand. Op de Hoogcwoerd is geen enkele brandkraan aanwezig, slechts eene ont worpen, evenzoo is het met de Plantage gesteld, en last not least het Plantsoen waar wel waterkranen zijn maar die daar alleen dienen tot het besproeien der bloemen. En daar zoude toch, geloof ik, be sproeiing van den weg die vlak langs de huizen loopt, niet bestraat is, en waar zich eene groote massa stof en vuil verzamelt, hoog noodig zijn. Ik begrijp echter zeer goed dat men met beperkte middelen niet alles in eens kan doen, en daarom ben ik ook met het voorstel voor- loopig te vreden. Zal het evenwel doel treffen, dan zal uitbreiding alleszins noodig zijn, terwijl de kosten toch niet noemenswaard hooger zullen worden. Ik wensch ten slotte dus de hoop uit te spreken dat zooveel mogelijk aan mijn wensch kan tegemoet gekomen worden tot plaatsing van enkele kranen meer, opdat de straatbesproeiing regelmatiger en beter ter hand kan worden genomen, dan volgens dit voorstel het geval zal kunnen zijn. (De heer Zaalberg komt ter Vergadering De heer De Goeje. M. d. V.! Ik zou U alleen wel wenschen te vragen hoe groot het gedeelte straat is dat door één waterkraan kan besproeid worden. Op de geheele Breedstraat bijvoorbeeld zijn maar twee kranen, een bij het Stadhuis en een bij de Diefsteeg. Een groot gedeelte van de Breedstraat zal derhalve niets van de be sproeiing genieten, en wat geeft het nu of men op twee van elkander verwijderde punten een klein gedeelte straat besproeit; de geheele zaak beteekent in dat geval eigenlijk niets. De brandkranen worden natuurlijk in de eerste plaats aangebracht met het oog op brandge vaar en niet op besproeiing. Het gevolg zal derhalve zijn, dat de besproeiing zal geschieden op plaatsen waar weinig verkeer is en waar dus aan besproeiing geen behoefte is, terwijl juist andere plaatsen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 1