39
krijgt in het Delang der openbare gezondheid, dat die verbreeding
intusschen alleen mogelijk is, wanneer de grond wordt vergroot mei
de gevorderde breedte, die in verhouding van de lengte een uitge
strektheid van ongeveer 56 centiaren uitmaakt en waartoe de ge
legenheid bestaat door in te nemen een gedeelte van den neven-
liggenden onbebouwden grond, die krachtens Raadsbesluit van 31
October 1861 met het recht van opstal door de gemeente is afgestaan
aan de Diaconie der Nederduitsche Hervormde gemeente alhier, die
blijkens overgelegd bewijs van Diakenen tot den afstand van dat
gedeelte tot het bedoeld einde zich heeft bereid verklaard.
De Commissie heeft derhalve de eer voor te stellen:
1°. dat aan W. en G. Splinter in eigendom wordt afgestaan een
gedeelte van het perceel hij het Kadaster bekend onder Sectie C,
n®. 1271, tot een uitgestrektheid van zes en vijftig centiaren en te
verbinden aan het hun in eigendom toebehoorend perceel Kadaster
Sectie C, n°. 1550 tegen een koopprijs van honderd twaalf gulden,
benevens de kosten van overdracht en onder bepaling dat de straat
of poort langs de gevels der nieuw te bouwen woningen een breedte
verkrijgt van minstens vier meters
2®. aan genoemde W. en G. Splinter te vergunnen het rooien van
de boomen die op het te bebouwen terrein in den weg staan, als
mede het te maken riool te doen uitloozen in het Stadsriool aldaar,
mits zulks geschiedt onder toezicht van den Gemeente-Architect en
tegen vergoeding der kosten van het opbreken en herstellen van de
openbare straat en van het riool;
3». de recognitie van ƒ57.61 door Diakenen der Nederd. Herv.
gemeente alhier, verschuldigd krachtens acte van 21 November 1861
voor 1646 centiaren onbebouwden grond in de Ververstraat voor de
afgestane 56 centiaren te verminderen met ƒ1.96 en alzoo te bepalen
op° 55.65mits van dien afstand bij de daarvan op te maken acte,
behoorlijk te doen blijken.
Aan HH. Burg. en Welh. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
N®. 125. Leiden, 29 Mei 1890.
Zooals Uwe Vergadering bekend is werd zoowel op de hegrooting
voor 1889 als op die voor dit jaar het artikel Dempen van grachten
voor Memorie uitgetrokken in verband met aanhangige plannen voor
eene demping van de Binnenvestgracht van de Mare af tot aan de
Oostdwarsgracht, waarvan de kosten waren geraamd op 11000.
Bezwaren door de leerlooiers J. A. Bots en de Wed. H. A. Schmier
met het oog op de uitoefening van hun bedrijf ingebracht, waren
oorzaak dat tot dusverre aan het plan geen gevolg is gegeven.
Intusschen blijkt de demping in het belang van de gezondheid der
omwonenden meer en meer noodig te worden, en wordt dan ook
door de Commissie van Fabricage bij hare hierbij overgelegde rapporten
van 22 April en 27 Meijl. in overweging gegeven thans tot de dem
ping over te gaan.
Te dezer zake zijn onderscheidene adressen ingekomen; vooreerst
van de leerlooiers bovengenoemd; (dat van J. A. Bots dd. 16 April
1889 de strekking hebbende om eene behoorlijke uitdieping van de
gracht te verkrijgen, is opgenomen in het Zittingsverslag van 19
April d. a. v.) en verder van verschillende personen waarbij op dem
ping in liet belang van de openbare gezondheid wordt aangedrongen,
alle welke stukken hierbij worden overgelegd.
Ook naar het ons voorkomt mag met de demping niet langer worden
gedraald, terwijl daarbij uit den aard der zaak de belangen van de
hierbij betrokken induslrien zooveel mogelijk in het oog zullen moeten
worden gehoudenhet feit echter dat de eene of andere industrie
door de demping min of ineer wordt benadeeld mag o. i de demping
niet verhinderen, wanneer deze in het algemeen belang noodig is.
Deze bezwaren gelden uitsluitend voor de looierjj van J. A. Bots,
die gelegen is aan het eind van het gedeelte Binnenvestgracht tusschen
de Mare en de Gasfabriek. De looierij van de firma Schmier daar
entegen ligt op den hoek van de Binnenvestgracht en de Oostdwars
straat; zij zoude ook bij demping van de geheele Binnenvestgracht
tot aan de Oostdwarsstraat water langs de fabriek behouden; intus
schen wordt thans voorgesteld de demping niet verder uit te strekken
dan tot de Tweelingstraat, wanneer althans de firma Schmier zich
verbindt het daardoor ontslaand doode eind voor hare fabriek op
diepte te houden en van drijvend vuil te reinigen. Hiertegen bestaat
weinig bezwaar; nu is er een dood eind tegen het terrein der Gas-
fabriek vlak voor woningen, hetgeen moeielijk te reinigen is daar de
brugjes van de firma Barneveld te laag zijn om een schuit door de
gracht te laten passeeren.
Men verkrijgt door eene demping van de Binnenvestgracht van de
Mare tot aan de Twcelingstraat hel groote voordeel dat het meest
vervuilde en moeielijkst te reinigen en door zijn ligging voor woningen
voor de gezondheid nadceligst gedeelte van de gracht wordt opge
ruimd, terwijl alleen een inham van de Oostdwarsgracht wordt open
gehouden, die gemakkelijk is schoon te houden en waarvan weinigen
last zullen hebben. Wordt nu daarenboven een behoorlijk riool ge
legd in de Tweelingstraat, dan zal des te beter tegen te groote
verontreiniging van het open gehouden gedeelte kunnen worden ge
waakt. Ook kan de sloot tusschen de fabriek van Barneveld en de
begraafplaats worden verruimd, waardoor ook het water van de Oost
dwarsgracht beter zal worden.
Wat de looierij van den heer Bots betreft, de inrichting daarvan
zal bij demping uit den aard der zaak eenige wijziging moeten onder-
gaan, b. v. door den aanvoer van water in putten, filtratie van het
water uit de Langegracht te trekken enz.
Zooals boven echter werd opgemerkt mag om dezen reden een
werk van algemeen nut uiet achterwege blijven. De demping toch
is meer en meer noodzakelijk geworden door de gestadige vervuiling
en verontreiniging, de gedeeltelijke aanplemping tusschen de Mare en
de Gasfabriek, terwijl het schoonmaken en schoonhouden niet moge
lijk is, en de ligging van de grootendcels onbewoonde gracht waarlangs
geen straat loopt, het toezicht op de verontreiniging bijna onmogelijk
maakt.
Nog kunnen wij mededcelen dat door P. Kooreman, zonder de
vereischte vergunning, in verband met den bouw van eenige woningen
een gedeelte der gracht is aangeplempt en wel in de buurt van de
Tweelingstraat. Met het oog op de aanhangige plannen van eene
geheele demping hebben wij gemeend nog geene maatregelen te moeten
nemen om de gracht in vorigen staat te doen herstellen en eene
vervolging ter zake in te stellen, doch thans wordt voorgesteld den be
langhebbende te gelasten tot de opruiming over te gaan.
Onder verwijzing naar de rapporten der Commissie van Fabricage
geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten:
I®, dal de Binnenveslgracht van de Mare tot aan de Gasfabriek
zal worden gedempt, en later zal worden beslist omtrent de bestem
ming te geven aan den daardoor verkregen grond;
2°. dat mede zal worden gedempt het gedeelte gelegen tusschen
de Gasfabriek en de Tweelingstraat, mits de firma de Wed. H. A.
Schmier zich verbindt om het overblijvende gedeelte langs hare
fabriek voor hare rekening schoon te houden van lossen bagger en
drijvend vuil,
3°. dat een riool zal worden gelegd in de Tweelingstraat en de
sloot tusschen de begraafplaats en de fabriek der firma W. Barneveld
C°. zal worden verruimd of verbreed,
4". P. Kooreman te gelasten om binnen een door Burg. en Welh.
te bepalen termijn de zonder vergunning verrichte aanplemping van
een gedeelte der Binnenvestgracht langs zijn daaraan gelegen perceelen
voor zijne rekening op te ruimen, zoodanig dat de baggerschuiten
aldaar den slappen bagger ongehinderd kunnen doorvaren,
5®. dat tot bestrijding van de aan een en ander verbonden kosten
een bedrag van 11000 wordt beschikbaar gesteld te vinden uit de
Buitengewone Ontvangsten, waaronder niet begrepen zijn de later
eventueel vereischte uitgaven voor eene bestrating en eene behoorlijke
afscheiding van de belendende perceelen,
6®. tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren staat
van begrooting, dienst 1890, strekkende tot verhooging dier be
grooting met 11000, in ontvangst van Volgn. 51, Art. 3, Geldleening
ter voorziening in de kosten van buitengewone werken en in uitgaaf
van Volgn. 100, art. 13, dempen van grachten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 22 April 1890.
Bjj de ingediende begrooting voor 1889 was onder art. 102 uitge
trokken een som van 11000 voor het dempen van grachten en wel
7000 voor de Binnenvestgracht van de Mare tot de Gasfabriek en
ƒ4000 van de Gasfabriek tot de Oostdwarsgracht, terwijl onder art.
53 van de Inkomsten, een gelijke som werd voorgedragen tot dek-
king door geldleening. De Gemeenteraad heeft op 25 October 1888
besloten in afwachting van een nader plan die beide posten voor
Memorie uit te trekken, gelijk de demping dan ook op de begrooting
voor 1890 onder nos. 100 en 51 weder voor Memorie voorkomt.
Aahgezicn thans dringende noodzakelijkheid bestaat, om dat dempen
uit te voeren, acht de Commissie van Fabricage zich verplicht voor
te stellen, de som van 11000 op n®. 51 van de Inkomsten op n®. 100
van de Uitgaven uit te trekken en daartoe de vereischte machtiging
te vragen.
Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
Leiden, 27 Mei 1890.
Als een vervolg op het rapport van den 22sten April 11. heeft de
Commissie van Fabricage de eer op de in hare handen gestelde
requesten betreffende het dempen van de Binnenvestgrachl van de
Mare tot de Oostdwarsgracht te berichten, dat door J. Van Rijn en
verdere eigenaren van woningen der in de daarin uitloopende straten
in het belang der openbare reinheid en gezondheid dat dempen zeer
wordt verlangdmaar dat daarentegen bezwaarschriften zijn ingezon
den door de Weduwe H. A. Schmier en J. A. Bots.
De Commissie is van oordeeldat de demping in het belang der
openbare gezondheid dringend noodzakelijk is en de verontreiniging
door het werpen en uitloozen van onreinheden alleen daardoor kan
ophouden, terwijl ook daarbij gelet kan worden op tegemoetkoming
aan ingediende bezwaren, zoodat de Commissie zich verplicht acht
voor te stellen:
1®. om zich voorloopig te bepalen tot het dempen van de Binnen
vestgracht van de Mare tot de Gasfabriek en later te heslissen over
de bestemming van de daardoor verkregen uitgestrektheid grond
2°. om voorts de demping te vervolgen van de Gaslabriek tot de
Tweelingstraat, mits de firma Wed. H. A. Schmier zich belast en
uitdrukkelijk verbindt, om het overblijvende gedeelte langs hare
fabriek voor hare rekening schoon te houden van lossen bagger en
drijvend vuil;
3°. om een riool te leggen in de Tweelingstraat en de sloot tus
schen de begraafplaats en de fabriek der firma W. Barneveld (fc C
te verruimen of verbreeden;
4®. om aan P. Kooreman te gelasten, binnen een bepaalden ter
mijn, de eigenmachtig verrichte demping langs zijn aan de Binnen
vestgracht gelegen perceel op te ruimen, zoodat de baggerschuiten
aldaar den slappen bagger ongehinderd kunnen doorvaren;
5°. om tot bestrijding der daarmede gepaard gaande kosten toe te
staan een som van elf duizend gulden, waaronder niet begrepen is
hetgeen later mocht worden vereischt tot eene bestrating en eene
behoorlijke afscheiding met belendende perceelen.
Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.