18 I Waardig vinden wanneer de leden van den raad zich vooraf vereenig- den om zich vóór de openbare beraadslaging over het voorstel te verslaan. Maar iets anders is het wanneer leden van den raad het initiatief willen nemen om een voorstel te doen; dan moeten zij toch althans bij enkele leden onderzoeken of hun denkbeeld sym pathie en ondersteuning, dan wel tegenstand zal ontmoeten. Wat het lot van het voorstel ook moge zijn, ik geloof, M. de V. dat door U één argument gebezigd is dal hier in geen geval iels mag gelden. Gij hebt gezegd: wij moeten voorzichtig z(jn met de godsdienstige overtuiging van anderen aan te tasten. Iets dergelijks is hier ook in de vorige vergadering uitgesproken. Daartegen moet ik nadrukkelijk protesteeren. Godsdienstige overtuiging en eerbiedi ging daarvan hebben met deze zaak niets te maken. Ook door het bestuur der Waalsche kerk wordt dit niet gezegd. Het schrijft een voudig: wanneer het belang der gemeente Leiden medebrengt dat wij ons kerkgebouw ontruimen, dan hopen wij dal men ons een ander lokaal in gebruik zal geven. Hier daarentegen is men zelfs zoover gegaan, dat men het voorstel tot verwijdering eener kerk ten be hoeve eener concertzaal als gebrek aan eerbied voor den godsdienst heeft doen voorkomen. M. de V.! Dit zijn argumenten die men wellicht kan bezigen tegenover zeker publiek, maar die in een gemeenteraad geen gewicht in de schaal mogen leggen. De heer Kaiser. M. de V.! Ik wenseh even terug te komen op uwe sommatie. U heeft een paar woorden aangehaald uit mijne rede, maar niet in verband met hetgeen vooraf gaat Had u dit gedaan, dan zouden die woorden eene geheel andere beteekenis hebben ge kregen. Ik heb mij er over verbaasd dat u een voorstel gedaan heeft om ons voorstel ter griffie te deponeeren, dit kon ik niet van u be grijpen. En nu zeide ik: dit laat zich eenvoudig verklaren, uit de natuurlijke neiging van het of van een Dagelijksch Bestuur, om voor stellen van anderen niet te steunen. Maakte ik zelf deel uit van dat bestuur dan zoude dezelfde neiging ook bij mij bestaan. Een beschuldiging heb ik alzoo niet gedaan. De heer Van Hoeken. M. d. V.Ik wenseh met een enkel woord mijn stem te motiveeren die ik tegen het voorstel der 5 leden zal uit brengen. Niet omdat Burg. en Weth. er legen zijn, want dat zou mij eerder aanleiding geven om er vóór te stemmen, maar uit eigen overtuiging. Ik heb nooit op een andermans grond gebouwd en wenseh dit ook nu niet te doen. Het is mij aangenaam geweest te vernemen dat U er mij geen verwijt van hebt gemaakt, evenals den heer Zillesen in eene vorige Vergadering, dat ik mij eerst voor en later tegen het voorstel 's Gravenstein heb verklaard, maar doe u de vraag, is het U, M. d. V.! dan nooit gebeurd, dat U eerst een voor stel of plan zeer aannemelijk voorkwam misschien ondersteunde, maar bij nader inzien, toen het bleek dat het plan onuitvoerbaar of minder aanbevelenswaardig was, U eenigszins terugtrok? En dat is de reden waarom ik eerst als Raadslid het voorstel betreffende 's Gravenstein mede heb onderteekend op aanzoek van den heer De Sturler, maar later als lid der Kerkelijke Commissie inzag het niet verder te moeten ondersteunen, ja zelf heb ik ingestemd met de bezwaren door dat college gemaakt omdat mjj bleek na in kaart gebracht te zjjn dat het terrein te klein was. Nu wat het nu aanhangige voorstel betreft. Uit een oogpunt van veiligheid zou het wellicht aanbeveling verdienen. Ik ben er altijd vóór geweest en zal er ook vóór blijven, dat dergelijke gebouwen als het hier geldt, zooveel mogelijk vrij moeten staan. Maar alle bezwaren te zamen die van de Waalsche kerk, die van het twijfel achtige recht, die te verwachten van de diaconie dit alles heeft mij doen besluiten, om legen het voorstel te stemmen. De heer Du Ried. M. d. V.! Ik ben zoo vrij het woord te vragen, omdat ik geloof dat het plicht is mijn stem te motiveeren, daar ik tot hen behoor, die later het genot of het voordeel zouden hebben van het genoemde gebouw, de armenkerk. Mijn stem zal luiden tegen het voorstel van de vijf heeren, en wel omdat ik geen heil zie in hetgeen zjj laten doorschemeren. Bij de Waalsche gemeente zal men eenstemmig zijn tegen die schikkingen. Bovendien acht ik dat plan onuitvoerbaar op de gronden, door U aangevoerd. Het geldt hier een netelige quaestie, omdat het niet alleen een quaestie van recht betreft, waarover de rechtsgeleerden verschillend oordeelen, maar omdat ik nu zelfs stemmen hoor tegen de billijkheid van een vergoeding. En nu vraag ik of de voorstanders van het vrijstaande gebouw het gevaar, dat het geprojecteerde plan zou opleveren, niet overdreven hebben? Hadden wij tot nu toe slechts één deur, dit nieuwe plan zal ons meer deuren geven, dat mag ook gewicht in de school leggen. Zooals het hier ligt en het is zelfs nog voor verbetering vatbaar acht ik het nieuwe gebouw veilig genoeg. Ware alles op aarde bereikbaar, ik zou misschien anders spreken. Maar de geopperde bezwaren doen mjj vragen, of men niet te veel eischt. Zooals de inrichting nu zal worden, terwijl men met polilie- voorschriften, het gebruik van meer deuren kan regelen, is het plan, mjjns inziens, zeer voldoende. Want ook ik wenseh er op te wijzen, dat de ondervinding geleerd heeft dat het gevaarlijk is deuren te hebben, die alleen in geval van nood gebruikt wordendeze moeien na elke voorstelling geopend worden, opdat het publiek ze leert gebruiken. Zooals het gebouw nu ontworpen is (met deuren op straat, op de speelplaats, misschien meer dan één op de Aalmarkt, en in den tuin van het naburige pand) kan het publiek het gerust bezoeken, want het zal de over tuiging hebben, het binnen eenige minuten geheel te kunnen verlaten. Dat er menschen, onder den invloed van schrik verkeerd handelen, is altijd gebeurd, en zal altijd blijven gebeuren in gebouwen van dezen aard. De heer Zillesen. M. de V.! Ik wenseh alleen adhaesie te be tuigen aan hetgeen door den heer De Goeje is gezegd. Wanneer hij dit niet gedaan hadzou ik mij genoopt hebben gevoeld protest aan te teekenen tegen de wjjze waarop door U ons voorstel is uit gelegd. Wij hebben niets anders gedaan dan getracht het belang der gemeente te bevorderen, en het ter sprake brengen van kwet sing van godsdienstige overtuigingen, heeft ook naar mijne meening met deze zaak niets te maken. Daarbij heeft niét anders op den voorgrond gestaan, dan de meest mogelyke waarborgen te geven voor de publieke veiligheid. De Voorzitter. Een enkel woord ten slotte nog om mijnerzijds protest aan te teekenen tegen hetgeen de heer De Goeje heeft ge zegd, en waaraan de heer Zillesen zijne adhaesie heeft geschonken. Ik ben het volstrekt niet met de heeren eens, dat de gemeenteraad een besluit nemende daarbij niet te letten zoude hebben dat dit niet kwetst de godsdienstige gevoelens van anderen lk heb niet beweerd dat de voorstellers dit wel doen, maar alleen gezegd, dat wanneer er gevaar bestaat dat anderen zich in hunne godsdienstige overtuiging gekrenkt zullen gevoelende gemeenteraad daarop wel degelijk moet letten. Dat is ook een algemeen belang, al weegt het bij den een zwaarder dan bij den ander. De heer De Goeje heeft over de wijze van handelen sprekende mij zeer verkeerd begrepen. Het lag in de verste verte niet in mijne bedoeling om het recht der leden te betwisten tot het nemen van initiatief. Dat heb ik zeer uitdrukkelijk er bij gezegd. Maar ik heb er bijgevoegd: wanneer men het initiatief tot iets neemt moet één van beiden geschiedenóf men moet voorstellen de zaak die men wil, te stellen in handen van Burg. en Weth. ter onderzoek, óf men moet met een goed uitgewerkt plan komenwaaruit althans de mogelijkheid der uitvoering blijkt, te meer wanneer het strekt om af te wijken of in de plaats te komen van een besluit reeds door den Raad genomen. Wat het voorstel 's Gravenstein betreft is gebleken dat het ten eeneraale onuitvoerbaar is Zeker heelt niemand mij minder goed begrepen dan de heer Van Hoeken. Ik heb hem er niet alleen geen verwijt van gemaakt dat hij teruggekomen is op zijne vroegere meening, maar zelfs gezegd dat ik dit in hem waardeer. Wat de heer Van Hoeken heeft ge daan heb ik alleen als bewjjs aangehaald, hoe verkeerd in dit speciale geval de voorbereiding der zaak door de voorstellers is ge schied. Had de heer Van Hoeken vooraf de zaak behoorljjk onder zocht, dan had hij het voorstel ook niet mede onderteekend. Wan neer het den heer Van Hoeken genoegen doet, dan wil ik dat nog maals verklaren, dat het zeer prijzenswaardig is, dat hij zich tegen het voorstel verklaard heeft toen hij zag dat de zaak niet goed was. Dat de heeren met elkander besprekingen houden wanneer zij het initiatief tot iets willen nemenspreekt wel van zelf, maar de heer De Goeje weet evengoed als ikdat de voorbereiding zich daartoe niet heeft bepaald. Ik moet herhalen dat er verscheiden vergaderingen zijn uitge schreven, en dat men een Comité van Uitvoering heeft benoemd een Raad op kleine schaal, met een college van Dagelijksch Bestuur! Zoo'n handelwijze is het bederf van de behandeling der zaken, die hier besproken moeten worden, en verlaagt onze openbare raadsver gaderingen tot een bloot comediespel. Men is er, zonder nadenken, slechts op uit geweest, om stemmen te winnen, en ik geloof, dat al de heeren die vroeger het plan 's Gravenstein onderteekend hebben, dit thans, nadat het behoorlijk is onderzocht, zeker niet allen meer doen zouden. De heer Van Hoeken heeft zoo even verklaard dat hij eerder tegen een voorstel zal stemmen als het van Burg. en Weth. uitgaat, dan wan neer het door een lid van den Raad wordt ingediend. Wij weten dus voortaan welke waarde wij aan zijne stem zullen hebben te hechten De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Thans wordt in stemming gebracht het voorstel van de 5 heerenin verband met hun nader voorstel van 20 Februari 1B90. In stemming gebracht wordt het voorstel van de heeren Driessen c. s. verworpen met 15 tegen 11 stemmen. Tegen stemden de heeren: Alma, Zaaijer, Du Rieu, Van Buttingha Wichers, Cock, Verster van Wulverhorst. Bool, Knappert, Was, Has- selbach, Nijkamp, Van Hoeken, Le Poole, Van der Breggen en Fockema Andreae. Voor stemden de heeren: Van Hamel, Juta, Zillesen, Kaiser, Driessen, De Goeje, Zaalberg, Koetser, Tieleman, De Sturler en Schneither. Niemand verder het woord verlangende wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerjj van GEBROEDERS MURÉ.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 8