zegt o a.: »Zoo het doel eener instelling van weldadigheid is ver vallen wordt het gebruik harer bezittingen en inkomsten tot eene andere, aan de laatst bekende zoo nabij mogelijk komende, bestera ming gereld'' enz. Het gasthuis had gelden, die gebruikt werden voor het ouderhoud van armen, en die daartoe in de verschillende vormen zijn aangewend. Maar bet bad ook een kerk, en die was be stemd, door haar stichter, om godsdienstoefeningen in te houden voor de invaliden van het Gasthuis. Brengt nu dalzelfde begingel van art 9 niet mee, dat als die be hoefte om een kerk voor de invaliden van het Gasthuis vervalt, men dan aan dat kerkgebouw een bestemming geeft, zoo na mogelijk grenzende aan die welke het heeft gehad. En nu is zeer zeker de bestemming welke het naast grenst aan die van een kerkgebouw voor arme gasthuisbewoners, niet de inrichting van een concertzaal. Maar die geheele quaestie daargelaten, heb ik nog een andere ern stige bedenking tegen het voorstel. Men wil dat de gemeente Leiden zal voorzien in een ander gebouw ter uitoefening van den godsdienst der Waalsehe gemeente. Is dit nu niet een sprong in het duister? Wij welen niet zeker, zelfs niet bij benadering, wat de kosten daar van zullen zijn. Mogen wjj dan een besluit nemen waarbjj wij zeggen tot de Waalsehe gemeente: wij zullen zorgen voor een nieuw kerkgebouw, veroorloof ons nu daarom liet oude af te breken? Uit zou een gevaarljjk besluit zijn, tot medewerking waaraan ik te min der roeping gevoel, omdat, mjjns inziens, de nieuwe Gehoorzaal zooals die thans is ontworpen inderdaad voldoet aan redelijke eischen, niet alleen aan de eischen van heden, maar ook aan dip van de toekomst. Het is waar dat de mogelijkheid bestaal dat bij eene evenlueele uitbreiding der gemeente en dientengevolge eene vermeer dering van het getal ingezetenen, grootere zalen in de verre toe komst wenschelijk zouden zijn, maar men moet bouwende voor de toekomst ook het heden niet vergeten. Eene grootere zaal dan thans is ontworpen zou op dit oogenblik voor Leiden inderdaad te groot zjjn. Ook wat de veiligheid betreft heb ik van de ontworpen zaal niet den indruk ontvangen, dien de heer Juta heeft gekregen. Na tuurlijk raag men niet alleen de uitgangen tellenmen moet ook weten of zij gemakkelijk te bereiken zijn. En nu is hel waar dat al moge er minder uitgangen zijn dan aangegeven waren, deze zeer gemakkelijk te bereiken zjjn. Het publiek dal uit de groote zaal komt, bevindt zich nergens in eene trechtervormige ruimte, steeds vindt het eene grootere ruimte voor zich, waardoor veel van het gevaar van paniek wordt weggenomen. Doch U zult ons, M. de V. wat dit punt betreft wel nader inlichten; naar mjjne wijze van zien is aan een deel der bezwaren door den heer Juta te berde gebracht ten aanzien van de veiligheid, reeds tegemoet gekomen, want ik meen dat thans ook aan de oostzijde een balcon is ontworpen. Op al deze gronden zal ik stemmen tegen het voorstel. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik wensch slechts op een enkel punt uit de rede van den heer Fockema Andreae te antwoorden, namelijk waar hij zegt: de Waalsehe gemeente heeft recht of geen recht op het bezit of gebruik van het gebouw. Volgens den heer Fockema Andreae is dat recht minstens zeer twijfelachtig. Ik voor mij geloof na het advies van den consulent gelezen te hebben vrij zeker dat de Waalsehe gemeente geen recht op het gebouw heeft. Maar, «voegt hij er bij," wanneer die gemeente er geen recht op heeft, behoeven er ook verder geene consideratiën gebruikt te worden. Dat gevoelen zjjn de voorstellers ook toegedaan. Waarom hebben zij zich dan be ijverd om een aequivalent aan te bieden Alleen, omdat zij de zaak tot een einde wenschen te brengen. De Kerkeraad heeft bij monde van den Voorzitter aan mij kennis gegeven, dat men eventueel geneigd zou zijn het gebouw te verlaten, wanneer aan de Waalsehe kerk een soortgelijk aequivalent werd aan geboden. Dit wordt nu door ons voorgesteld een voorstel, dat, zooals ik reeds gezegd heb voor verbetering vatbaar is. Wjj hebben het voorstel gedaan, om deze zaak te beëindigen, en om een procea te voorkomen, waarbij de mogelijkheid blijft beslaan, dat er rechtsgeleerden zijn, die de meening van onzen stadsconsulent niet deelen, en een beslissing in anderen geest nemen. De heer Jota. M. d. V.! Een enkel woord om den heer Fockema Andreae van repliek te dienen, omdat hjj mij waarschijnlijk verkeerd verstaan heeft. Ik heb er geen grief van gemaakt, dat de Waalsehe gemeente door de Leidsche gemeente hare graven heeft doen opruimen en vullen; ik heb dit feil slechts aangehaald, om aan te toonen, dat tegenover den afstand van grond geen afstand van anderen aard heeft gestaan, hetgeen in de zitting van 23 Januari 11. was beweerd. Dit was eenvoudig mijn bedoeling. De heer Kaiser. M. de V.! Ik wensch den heer Fockema Andreae te vragen of hij ons voorstel van 28 Februari 11. wel goed gelezen heeft? Heb ik hem begrepen, dan heeft hij willen zeggen, dat wij de Waalsehe gemeente een kerk willen geven uit een soort van billijk heidsgevoel! Dit is niet juist, want wjj willen haar slechts de gele genheid geven om hare godsdienstoefeningen in een ander gebouw te houden, omdat zij niet in staat is zich zelf een andere kerk aan te schaffen. De heer Fockema Andreae. Ik wil den heer Kaiser wel met een enkel woord repliceeren. Ik meen, ook na hetgeen door dezen spreker gezegd is geworden, dat ik het voorstel goed begrepen heb, want er is bij mjj juist twijfel gerezen of wij wel gerechtigd zjjn enkel op den thans door den heer Kaiser herhaalden grond, dat de Waalsehe gemeente zelve niet bij machte schjjnt een kerkgebouw te betalen, haar een kerkgebouw gratis aan te bicden. De heer Jota. Er staat in ons voorstel niet, dat wij een kerkge bouw aanbieden, maar alleen het gebruik van een kerkgebouw. En zoo iets is meer gebeurd! De heer De Stcrler. M. d. V.! In het antwoord van Borg. en Wetli. op het voorstel van de 6 heeren komt een cijfer voor, waaromtrent ik gaarne eenige inlichtingen zoude ontvangen Ik lees daarin o. a. «Het bekomen van een zoogenaamd vrij staand gebouw achten wij evenmin van veel gewicht, aangezien ook volgens het voorloopig aan genomen plan een voldoend aantal uitgangen kan worden verkregen, gelijk reeds in de bovenaangehaalde Raadszitting is medegedeeld, ter wijl ook thans de voor- en achterzijden geheel, zoomede de zijde aan den kant der Waalsehe kerk voor de helft reeds vrij staan. Boven dien wijzen wij er op dat de kosten van het bouwplan, bij aanhech ting van het terrein der Waalsehe kerk zouden vermeerderen met ongeveer f 20000, eene vermeerdering van uitgaven die, onzes inziens althans, niet wel zoude kunnen worden gerechtvaardigd." Zoudt U mij ook kunnen mededeelen hoe men aan dat cijfer van 20000 is gekomen. Is daaronder begrepen de vergrooting van de zaal of is het alleen bestemd voor het afbreken der Waalsehe kerk, met het bedekken der min oogelijke of fraaie ruimten die dan aan den dag komen? Dit laatste kan ik mij bezwaarlijk voorstellen. De Voorzitter. Ik zal beginnen met een antwoord op hetgeen door den heer Kaiser aan het slot zijner rede is gevraagd, en dan verklaren dat de leden van het Dagelijksch Bestuur, die in dit opzicht geheel eenstemmig denken, niet zullen volgen den wenk door den heer Kaiser gegeven om het voorstel der 5 heeren over te nemen. Wij blijven nog evenzeer als vroeger overtuigd dat het verkeerd zoude zijn dit voorstel aan te nemen. Uit de rede van den heer Kaiser wil ik in de eerste plaats één punt releveeren. Hij heeft nameljjk gezegd dat eenigszins ingrijpende voorstellen, niet van Burg. en Weth. zeiven uitgegaan, reeds alleen daarom door hen zoo sterk worden bestreden. De heer Kaiser zal zeer stellig, daartoe gesommeerd, in gebreke moeten blijven voor die bewering eenig bewijs aan te voeren. Ik weet niet waarop de heer Kaiser in dit speciale geval zijne meening grondt. Dat wij zeer sterk tegen het voorstel gekant zijn ontkennen wjj in geen enkel opzicht. En dal is niet alleen om den inhoud van het voorstel zelf, maar ook om de wijze waarop zoowel het voorstel betreffende Gravenstein als dit ten aanzien van de Waalsehe kerk in het leven is geroepen en behandeld. Mijne Heeren, ik geloof dat wij met de wjjze waarop deze zaken zijn behandeld, op een verkeerden en gevaarlijken weg zijn. Het is geene goede wijze van voorbereiding der zaken die hier moeten worden beslist, wanneer men, zooals in dit geval is geschied, om voor een eenmaal opgevat plan eene meerderheid te krijgen, de leden van den Raad een voor een naloopt, om hen voor de zaak te winnen; eene zaak die zjj, natuurlijk op eenzijdige wijze voordragen, niet kunnen beoordeelen. Bij sommigen gaf men zich zelfs niet de moeite te vragen of zij de zaak goedvonden; bij anderen, die herhaaldelijk te kennen gaven dat zij haar afkeurden, is men tot drie- viermaal terug gekomen om handleekeningen te vragen! Er is ten slotte een club gevormd, die een comité van uitvoering heeft benoemd. Nu heb ik tot nogtoe altijd gemeend dat het eenige comité van uitvoering van den Gemeenteraad was het College van Burg. en Weth., maar misschien vergis ik mij daarin In elk geval, geloof ik, dat het wer- keljjk het bederf is van de behandeling der openbare zaak, wanneer de zaken op die wijze voorbereid in den Raad .worden gebracht. Dan wordt de openbare Raadszitting eigenlijk eene doellooze vertooning, een comedie, waarbjj het bespreken van het vóór en tegen eener zaak veilig kan vervallen; dan kan het gebeuren dat eene minderheid dood eenvoudig komt te staan tegenover eene meerderheid, die zich vooraf onderling heeft verstaan om eene zaak er door te krijgen, zonder dat het daarom nog vaststaat, dat al die leden der meerderheid, waren zij behoorlijk ingelicht geworden, zich bjj de anderen zoude hebben gevoegd. Het is trouwens reeds gebleken, ik heb het in eene vorige Vergadering aangetoond en de heer Zillsen heeft toen mjjne opmerking zeer goed opgenomen geljjk die ook bedoeld was, dat de onderteekening van een dergelijk stuk soms een zeer onvoor zichtige daad is. Nog iets erger heeft de heer Van Hoeken het gemaakt met het voorstel van 's Gravenstein. Hij behoort tot de onderteekenaars van het voorstel om 's Gravenstein te sloopen en op die plaats de Ge hoorzaal te bouwen, lerwjjl hij naderhand, in zijne kwaliteit van lid der kerkelijke commissie, verzocht de Gehoorzaal niet op die plaats te zetten. Ik maak hem daarvan geen verwijt; integendeel, ik vind het juist prijzenswaard, dat hjj, inziende dat hij op den ver keerden weg was, niet heeft geschroomd dat te doen bljjken. En 't spijt mij dat de heer Van Reenen niet in de Vergadering aan wezig is, om ook hem voor een dergelijke daad hulde te brengen. Maar ik releveer alleen deze feiten, om er op te wjjzen welke de gevolgen zijn van de wijze van handelen van de voorstellers buiten den Raad: niet iedereen bezit den moed om alzoo openlijk te verklaren dat hij gedwaald heeft. Alles wat er gebeurd is, is vrijwel publiek domein. Iedereen weet dat de pogingen van het «Comité van Uitvoering" afgestuit zijn op de verklaring van den Kerkeraad der Waalsehe gemeente dat hij niet in overleg kon treden omtrent voorstellen of plannen welke van eenige leden van den Raad, zonder daartoe door den Raad gemachtigd te zijn, uitgaan. Een dergelijk bescheid heeft het ook gekregen van de Regenten van het Invalidenhuis. En na zoo herhaaldeljjk échec te hebben geleden, stellen de heeren eindelijk voor aan Burg. en Weth. op te dragen om een onderzoek in te stellen, en zjjn zjj op den goeden weg teruggekomen. Ik trek natuurlijk het recht der Raadsleden niet in twjjfel om zelf een onderzoek in te stellen naar quaesties, die aan hun oordeel onderworpen zullen worden; maar ik protesteer tegen een wijze van voorbereiding buiten den Raad, zooals nu heeft plaats gehad: die het gevaar doet ontstaan dat onze zittingen tot een doelloos comediespel worden verlaagd. Wil men een nieuw voorstel in de plaats doen treden van een genomen Raadsbesluit, dan is men minstens verplicht er de uitvoerbaarheid van aan te toonen. In de Vergadering van 23 Jauuari 11. heb ik twijfel geopperd of de voorstellers wel behoorlijk hadden onderzocht of wij het recht hadden de kerk aan de Waalsehe gemeente te ontnemen. Het nader onder zoek van onzen consulent, ofschoon hij lot het door de voorstellers gewensclit resultaat komt, heeft dien twijfel gerechtvaardigd. Nu komen de vijf heeren niet alleen met een voorstel om die kerk aan de Waalsehe gemeente te ontnemen, maar bovendien om haar het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 6