6 gepaard te gaan met een afstand in gebruik van andere localiteiten, waarin zij terugvindt wat bet tegenwoordig gebouw haar opleverde. Wij hebben het van onzen plicht geacht bovenstaande bezwaren tegen het in Uwe Vergadering gedane voorstel aan UEdel Achtbaren mede te deelen en bevelen U met vertrouwen de handhaving van de aan onze zorg toevertrouwde belangen aan. De Kerkeraad der Waalsche Gemeente, Leiden, den 21 Januari 1890. C. G. Chavannes, Voorzitter. H. E. H. Fortanier, Secretaris. N#. 15. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Bestuurderen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam, hebben de eer zich tot Uwe Vergadering te wenden in zake den voorgenomen afbraak van 's Gravenstein. Door de Graven van Holland aan Leiden afgestaan, is dit gebouw als 't ware een Monument der Stedelijke Rechtspleging en verdient reeds als zoodanig bewaard te worden in een stad als Leiden, waar de zorg van den Magistraat voor de Regeering door hel Raadhuis; die voor den Handel door de Waag; die voor het Krijgswezen door de Doelen; die voor de Nijverheid door de Lakenhal; die voor den Godsdienstzin door de Marc-Kerk en die voor de Rechtspleging door 's Gravenstein wordt vertegenwoordigd alle gebouwen die een sieraad uwer gemeente uitmaken. Bestuurderen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap zou den het dus betreuren dat 's Gravenstein, een gebouw, waaraan zoo vele herinneringen zijn verbonden, en dat in de geschiedboeken als «een der beste openbare gebouwen van Leiden" wordt genoemd afgebroken zou worden om plaats te maken voor een ander gebouw, waarvoor wellicht op een ander gedeelte der stad voldoende ruimte zou kunnen gevonden worden. Zij verzoeken dus dringend dat Uwe Vergadering moge beslui ten, de voorgenomen afbraak van 's Gravenstein niet goed te keuren. Bestuurderen van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, P. Van Eeghen, loco Voorzitter Amsterdam, 21 Jan. 1890 R. W. P. De Vries, Secretaris. N°. 16. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 29 December 18894 Januari 1890. Nc. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen. 1 Dec. 29 4.30—6.15 7 16.5 2 30 4.30—6.15 8 164 3 31 4.30—6.15 7 16.5 4 Jan. 1 4.30—6.30 8 17.7 5 2 4.30—6.15 7 17.4 6 3 4.30—6.30 8 17.2 7 4 4.30—6.15 8 17.0 N°. 1?. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 511 Januari 1890. N°. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen 1 Jan. 5 4.30—6.— 7 17.3 2 6 4.30-6.— 8 17.3 3 7 4.30—6.15 7 17.0 4 8 4.30—6.15 8 17.0 5 9 4.30—6.— 7 17.2 6 10 4.30—6.15 8 16.7 7 11 4.30—6.15 8 16.8 N°. 18. Leiden, 18 Januari 1890. Onder overlegging van nevensgaand rapport van de Commissie van Fabricage op de verzoeken van F. O. De Vries en van A. Verhoog Jz., ter bekoming in eigendom van een strook gemeentegrond aan de gedempte Voldersgracht, waarmede wij ons vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging, 1°. te verklaren dat niet meer voor den openharen dienst bestemd is een strook gemeentegrondgroot ongeveer 44 centiaren, grenzende aan perceel Sectie H, n°. 1967, en niet onder de genummerde perceelen opgenomen 2°. dien grond in eigendom af te staan aan A. Verhoog Jz. en van hem in eigendom over te nemen een strook grond bekend onder Sectie H, n°. 1967, groot ongeveer 14 centiaren, nader op te meten, een en ander onder de door de Commissie van Fabricage voorge stelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft eerbiedig te kennen Fokke Oedses De Vries, winkelier, wo nende tc Leiden aan de Oude Vest, Nummer 111hoek Voldersgracht, dat achter zijn huis een stukje gemeentegrond is, waarop Fokke Lases Feenstra, thans overleden, van de gemeente Leiden vergun ning had gekregen, het van de openbare straat af te scheiden; dat door dat overlijden die vergunning geëindigd is; dat requestrant voor zich, als bclendcr, het van belang acht het perceeltje van de gemeente, waarop een pakhuisje door genoemden Feenstra gebouwd is, in eigendom te krijgen. Reden waarom hij verzoekt het perceeltje onder nader overeen te komen voorwaarden^ aan hem in koop af te staan. Leiden, November 1889. 't Welk doende enz.. F. O. De Vries. Aan de WelEdele HH. .Burg. en Weth. der Gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren! Geeft eerbiedig te kennen: Abraham Verhoog Jz., timmerman, wonende te Leiden. Dat hij in publieke veiling van den 30 November en 7 December 1889 van Notaris Mr. H. L. A. Obreen te Leiden ge houden, eigenaar is geworden van een perceel op de Voldersgracht n°. 2 Sectie II 1967. Dat daarnaast is gelegen een ongenommerd pakhuis staande op grond der gemeente Leiden, waartoe tot weder- opzeggens toe vergunning was verleend aan wijlen den heer F. L. Feenstra, om bedoelden grond van de openbare straat af te scheiden en dat nu deze vergunning is opgehouden door bet overlijden van bovengenoemden heer Feenstra. Dat het van bet grootste belang is voor mij om dit perceeltje grond op bijgaande teekening gemerkt met roode harseering en letter A in eigendom te verkrijgen en tevens een gedeelte der openbare straat op bijgaande teekening gemerkt met roode harseering en letter B, ten eiride door het front naar den voorkant te brengen en daar te kunnen bouwen, 1 pakhuis en 3 woonhuizen waarvan bijgaande teekening een aanschouwelijke voor stelling geeft. Hopende dat UEdel Achtbaren dit mijn verzoek in gunstige over weging wilt nemen en daar het tevens een gunstiger aanzicht op de Voldersgracht zal geven, zoo hoop ik dat dit verzoek ten mijne voordcele zal uitvallen. In afwachting UEd. Achtb. üv. Dnr. A. Verhoog Jz., Timmerman. Leiden, 14 Januari 1890. De Commissie van Fabricage heeft de eer op de requesten van A. Verhoog Jz. en F. O. De Vries te berichten, dat beider verzoek betreffen voor zich te verkrijgen den eigendom van een gedeelte openbaren gemeentegrond dat vóór de demping der Voldcrsgracht ge legen was in den uithoek der oostzijde van die gracht en aldaar de passage eindigde; dat die grond in gebruik was genomen door den nu overleden eigenaar van het huis op de Oude Vest n°. 948, F. L. Feenstra, zonder eenig ander bewijs, dan dat op den legger van de gemeente-eigendommen naar het burgerlijk recht van 1855 vermeld staat: «Vergund af te sluiten" (pag. 63) en in de kadastrale leggers der gemeente niet onder de genummerde perceelen is opgenomen, maar volgens opmeting van den rijks-landmeter een oppervlakte heeft van 44 centiaren. De verzoekers wenschen dien grond te bebouwen A. Verhoog met huisjes, F. O. De Vries ter vergrooting van zijn pakhuis, 't Komt der Commissie niet twijfelachtig voor, wie de vooikeur verdient, omdat dan ook de gemeente in de gelegenheid wordt gesteld een gedeelte grond te verkrjjgen tot het bouwen van een bergplaats voor zand tot het bestrooien van bruggen by vorst, of van een brandspuithuis en zij stelt derhalve voor dien grond aan den openbaren dienst te ont trekken en aan A. Verhoog Jz. in eigendom af te staanonder de volgende voorwaarden, als: 1°. dat door A. Verhoog Jz. aan de gemeente in eigendom wordt overgedragen een gedeelte van den grond, hem in eigendom toebe- hoorende, groot ongeveer 14 centiaren, nader op te meten bij het kadaster der gemeente bekend onder Sectie H, n®. 1967; 2°. dat de koopprijs wordt bepaald op drie gulden de centiare van de meerdere uitgestrektheid door A. Verhoog in eigendom verkregen en de kosten van overdracht door hem worden gedragen. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. N'. 19. Leiden, 21 Januari 1890. Edel-Achtbare Heeren! De Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Leiden kennis genomen hebbende van het voorstel der zeven Raadsheeren om de nieuwe Stadszaal te bouwen ter plaatse van het oude 's Gra venstein heeft de eer U met alle bescheidenheid te berichten, dat het hem leed zou doen, wanneer door U overeenkomstig dat voorstel beslo ten werd. Een Stadszaal, waarin ook op Zondag vroeger of later allerlei kan plaats hebben, zoo dicht in de nabijheid der Pieterskerk te bouwen, kan niet anders dan hinderlijk zijn voor de Godsdienstoefeningen, welke in die Kerk gehouden worden, en deswege de rechtmatige ergernis van een groot deel onzer Gemeente opwekken en gaande houden. Reden, waarom de Kerkeraad vertrouwt, dat het voorstel der zeven Raadsheeren door niet zal worden aangenomen. Met verschuldigden eerbied, De Kerkeraad v. n., in zijn' naam, S. II. J. De Wolff, h.t. Praeses. J. J. Van der Lip, h.t. Scriba. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE. X»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 2