1
'JLHtins van Donderdag 2 Januari 1890,
geopend 's namiddags le twee uren.
Voorzitter: de Heer H. J. BOOL.
Ie behandelen onderwerpen
1*. Beëediging en installatie van den heer J. Van der Breggen Az
als lid van den Gemeenteraad.
2°. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie. (254)
3°. Idem van een Curator der O. I. Inrichting. (256)
4°. Idem van een lid der Commissie voor de Bewaarscholen. (259)
5°. Verzoek van Dr. H. Treub, om continuatie als lector in de Verlos
kunde. (263)
6°. Suppletoire staat op de Gemeentcbegrooting voor 1889. (253.)
7°. Verzoek van de wed. G. P. Timp, om een duiker en filtreerbak te
te leggen voor het perceel Ouden Rijn n°. 118. (255)
8°. Voorstel betrekkelijk de aanschaffing van meubilair voor de kamer
van den Burgemeester. (257)
9®. Idem betrekkelijk eene splitsing van de 4e klasse der Hoogere
Burgerschool voor Jongens. (260)
10°. Idem tot het verleenen van afschrijving of restitutie van Plaatselijke
Directe Belasting over 1889. (261)
11®. Idem tol wijziging van de suppletoire staten van begrooting,
vastgesteld in de Raadszitting van 29 Augustus 1889. (264)
Tegenwoordig zijn 20 leden, als de heeren: Le Poole, Van Reenen,
Schneither, Van Hamel, Alma, Zaaijer, Du Rieu, Juta, Van Buttingha
Wichers, Knappert, De GoejeDriessen, Was, Kaiser, Hasselbach,
Zaalberg, Tielcman, Koetser, De Sturler en Bool.
Afwezig waren met kennisgeving de heeren De Laat de Kanter,
Van Hoeken, Zillesen, Cock en Fockema Andrcae.
De Voorzitter. Mijne heeren! Alvorens onze werkzaamheden aan
le vangen in het nieuw begonnen jaar, zij hel mij vergund U allen
geluk te wenschen en de hoop uit te drukken, dat in het ingetreden
jaar zegen en voorspoed uw aller deel moge zijn, zoowel in uwe
openbare als bijzondere betrekkingen.
Wij hebben in het afgeloopen jaar gelukkig geene leden van dezen
Raad door den dood verloren, maar toch is ons een geacht medelid
ontvallen, omdat hij bij de periodieke aftreding niet is herkozen.
Ik voldoe aan de inspraak van mijn hart en reken op uw aller
instemming wanneer ik thans met een enkel woord in dankbare
herinnering breng al hetgeen door het Raadslid, den heer Mr. H.
Van der Hoeven, in het belang der gemeente is verricht.
(Applaus)
In het nu aangevangen jaar, zullen U, mijne heeren, weder vele
voorstellen worden gedaan in het belang dezer gemeente. Het Dag.
Bestuur vertrouwt op Uwe welwillende en krachtige medewerking,
om datgene tot stand te brengen wat dat belang zal vorderen.
Moge Gods zegen rusten op onze werkzaamhedeB, en mogen zij
steeds strekken tot bevordering van de welvaart der gemeente, die
ons allen dierbaar is.
(Applaus)
De heer Driessen. M. d. V.! Mag ik U namens den Raad, die
mij wel zal willen vergunnen dit te doen, danken voor de hartelijke
woorden ons zooeven toegevoegd, terwijl wij U wederkeerig voor
spoed en zegen toe wenschen, zoowel voor U zeiven als. voor Uw
gezin.
Tevens wensch ik van deze gelegenheid gebruik te maken om
mijn leedwezen te betuigen dat onze geachte Voorzitter, de heer De
Laat de Kanter, heden niet in ons midden is. Ik had hem gaarne,
alvorens zijn plaatsvervanger in dezen Raad werd geinstalleerd, dank
willen betuigen ik vertrouw ook namens den geheelen Raad
voor de vele en belangrijke diensten door hem gedurende de onge
veer 14 jaren, die hij als Raadslid hier zitting had, aan deze ge
meente bewezen.
De heer De Kanter is nu geen lid van den Raad meer; hij zal in
het vervolg alleen als Voorzitter in de Vergadering tegenwoordig zijn.
Ik wensch hem kracht en gezondheid toe, en ik hoop dat het hem
nog vele jaren zal vergund zijn, de belangen dezer gemeenten te
behartigen en te bevorderen. En aangezien bjj door ongesteldheid
verhinderd is tegenwoordig te zijn, wensch ik hem namens den Raad
een spoedig herstel toe, en verzoek U, M. d. V., beleefd deze mijne
woorden wel aan hem te willen overbrengen.
(Applaus)
De Voorzitter. Bij het woord, zoo straks door mij gesproken,
heb ik met opzet verzuimd gewag te maken van de aftreding van
den heer De Laat de Kanter als lid van den Raad. daar ik wist dat
zulks door het oudste Raadslid zou geschieden. Ik behoef wel niet
te zeggen, dat het College van het Dag. Bestuur zich geheel en al
aansluit bij de waardeerende woorden door den heer Driessen ge
sproken, en dat ik gaarne de tolk zal zijn van die woorden en van
de instemming, welke zij hebben gevonden.
Aan de orde is:
I. Beëediging en installatie van den heer J. Van der Breggen Az,
als lid van den Gemeenteraad.
De heer Van der Breggen legt de bij de wet gevorderde eeden af.
De Voorzitter. Het is mij een waar genoegen U welkom te
heeten in ons midden, en geluk te wenschen met uwe benoeming
tot lid van den Raad. Wij zijn verheugd over het blijk van ver
trouwen, dat de kiezers u hebben geschonken, omdat wij overtuigd
zijn, niet alleen van uwe belangstelling in al datgene wat den bloei
en de ontwikkeling der gemeente betreft, maar ook van uwe begeerte
om, waar zulks mogelijk is, hare belangen te helpen bevorderen.
Die overtuiging schenkt ons ook de zekerheid, dat gij de plaats,
door het aftreden van onzen geachten Voorzitter opengevallen, met
ecre zult bekleeden en met ijver de belangen onzer gemeente zult
voorstaan. Moge uw arbeid als Raadslid strekken tot voldoening
voor u zeiven en tot heil der gemeente.
(Applaus)
De heer Juta komt ter Vergadering.)
De Notulen van hel verhandelde in de vorige Vergadering 12
December 1889 worde gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen:
1°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 10/13 December
B, n°. 1012, (4e afd.) G. S.n®. 62, ten geleide van het Koninklijk
besluit dd. 5 December n°. 22, waarbij de termijn voor de tarieven
bedoeld in art. 17 en 18 *jan het reglement voor de Bank van Leening
in deze gemeente, voor déir tijd van 3 jaren wordt verlengd.
2°. Missive als voren dd. 23/27 December jl. B, n®. 3514 houdende
toezending van hel Koninklijk Besluit van 16 December jl. n°. 19,
waarbij wordt goedgekeurd de Verordening tot helling van bruggeld
in deze gemeente.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van den Directeur van de Koninkl. Nederl. Albuminefabriek
om ontheffing van de bepaling van art. 221 der Algemeene Politie
verordening voor een houten gebouw aan den Rijnsburgersingel.
2®, Verzoek van Mevr. E. Dücker, geb. Heynneman, om vrijstelling
van de betaling van schoolgeld, voor eene dochter, leerlinge van het
Gymnasium en voor een zoon leerling van de Hoogere Burger
school voor Jongens.
3°. Voorstel van den heer A. L. De Sturler en zes andere leden
van den Gemeenteraad orn te besluiten dat als plaats voor de nieuw
te stichten Gehoorzaal 's Gravenstein worde bepaald.
Dit voorstel is van den volgenden inhoud:
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
In de zitting van 28 November 11. is door den Raad besloten, over
eenkomstig het voorstel van Burg. en Welh. om de Gehoorzaal te
verbouwen, voorloopig volgens gewijzigd plan lib.
Burg. en Weth. schreven in hunne toelichting:
»Wat aangaat de plaats waar het nieuwe gebouw zal Worden op
gericht, is ons geene andere plaats bekend dan de tegenwoordige
met gebruikmaking van eenige aangrenzende perceelen."
Zij toonen dan vooral aan dat van eene stichting op de voormalige
Ruïne geen sprake kan wezen. Inderdaad, ook geen der andere
Raadsleden had eene andere plaats aan te wijzen. Toch was men
algemeen met het besluit maar half tevreden, daar men het gebouw
wenschte geïsoleerd te hebben, en hierop geen kans bestond tenzjj
de Waalsche kerk werd afgebroken. Bij het onderzoek naar de moge
lijkheid om voor de Waalsche gemeente een ander lokaal te vinden
is een der ondergeteekenden op het denkbeeld gekomen, de Gehoor
zaal te plaatsen op het terrein thans door 's Gravenstein ingenomen
met aantrekking van een tweetal huisjes in de Muscadelsteeg.
Ondergeteekenden hebben dit denkbeeld nader onderzocht en hebben
de eer hunne medeleden uit te noodigen, dit mede te doen, en als
het dan ook hunne goedkeuring verwerft, er toe mede te werken het
genomen Raadsbesluit in zooverre te wijzigen, dat als plaats voor het
nieuw te stichten gebouw 's Gravenstein worde bepaald. Tot aanbe
veling van dit voorstel meenen ondergeteekenden nog op de volgende
punten de aandacht te moeten vestigen.
1°. 's Gravenstein is geheel ongeschikt voor eenig ander doel dan
waarvoor het in de laatste jaren heeft gediend, 't Zal dus of afgebroken
of leeg blijven staan en alsdan veel aan onderhoud kosten.
2°. Het door afbraak te verkrijgen nieuwe terrein met een deel van
het daarachter gelegen kerkplein biedt eene oppervlakte aan grooter
dan het thans ter beschikking staande, en zal een daarop te stichten
gebouw geheel geisolecrd kunnen staan, terwijl de Muscadelsteeg thans
5,50 M. breed, verwijd kan worden.
3°. Men behoudt de Kosterswoning en Bibliotheek der Waalsche
kerk, zoodat de gemeente Leiden niet genoodzaakt is daarvoor on
kosten te maken.
4°. Men behoudt en krijgt daarvoor de huur van de volgende
perceelen
Huis Breèstraat no. 60f 400,
Telegraafkantoor met benedenwoning250,
IJkkantoor200,
J 850,—
5®. Men kan de nog staande lokalen der oude Gehoorzaal voor ver
schillende doeleinden gebruiken, tot tijd en wijle, dat men aan het
geheele terrein eene andere bestemming wil geven.
Ondergeteekenden hebben alsnu de eer hunne mederaadsleden uit
te noodigen het volgende besluit te nemen.
»Dat als plaats voor de nieuw te stichten Stadszaal 's Gravenstein
worde bepaald."
A. L. De Stürler.
M. J. De Goeje.
1. J. Schneither.
P. J. Van Hoeken.
C. C. Tielehan.
J. A. Van Hahel.
A. Koetser.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
Nog wordt medegedeeld: