Zitting van Donderdag 13 December 188»,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de Heer L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen
1®. Onderzoek van de geloofsbrieven van het benoemde lid van den
Gemeenteraad, den heer J. Van der Breggen Azn.
2®. Verzoek van Mej. J. M. Dijkman, om ontslag als derde onderwijzeres
aan de Leerschool. (246)
3°. Idem alsvoren van L. K. Harmsen als leeraar aan de Inrichting
tot opleiding van O. I. Ambtenaren. (248).
4®. Idem alsvoren van Dr. P. Van Romburgh als leeraar aan de Kweek
school voor onderwijzers. (250).
5®. Idem van de afd. Leiden en omstreken der Maatschappij tot be
vordering der Bouwkunst, om een subsidie uit de gemeentekas
voor den te houden Wedstrijd voor handwerkslieden. (247)
6®. De bezwaarschriften legen het kohier der Plaatselijke Directe
Belastingen. (249)
7°. Voorstel tot wijziging van de Verordening op de openbare be
waarscholen. (140)
Tegenwoordig waren 22 ledenals de heeren LePoole, VanReenen,
Fockema Andreae, Schneither, Van Hamel, Alma, Zaaijer, Juta, Zillesen,
Van Buttingha Wichers, Knappert, Driessen, Was, Kaiser, De Goeje,
Hassclbach, Zaalberg, Tieleman, Cock, Van Hoeken, Du Rieu, De
Sturler en de Voorzitter.
Afwezig met kennisgeving waren de heeren Bool en Koetser.
De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 28
November worden gelezen en goedgekeurd.
(De heeren Zaalberg en Du Rieu komen ter Vergadering,)
De Voorzitter deelt mede dat zjjn ingekomen:
I®. Dispositie van de Gedep. Staten van Zuid-Holland, dd. 3/7
December jl. B, n°. 3338, (3e afd.) G. S., n°. 102, ten geleide van het
goedgekeurd Raadsbesluit tot afstand in eigendom van een gedeelte
grond aan den Nieuwen Rijn, aan P. Du Rieu Jr.
2°. Missive van de Ged. Staten dd. 2/6 December jl. G. S., n°. 11/2
ten geleide van het besluit waarbij is bepaald dat de verkiezing van
een lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland ter vervulling van
de vacature, ontstaan door het door den heer C. J. Leembruggen,
genomen ontslag zal plaats hebben op 7 Januari a. s. en eene even-
tueele herstemming op 21 Januari d. a. v.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Adres van het Coll. Civ. Acad. Lugd. Bat. Supr., houdende ver
zoek om vergunning tot het plaatsen van een feestgebouw bij het Park,
onder overlegging van eene teekening.
2°. Voordracht ter benoeming van een Curator van de Gemeente-
instelling tot opleiding van O. I. ambtenaren wegens periodieke af
treding.
3°. Adressen van F. O. De Vries en A. Verhoog Jz., houdende verzoek
om den eigendom van een gedeelte gemeentegrond van de Volders
gracht, ter bebouwing.
4®. Voordracht ter benoeming van leden van de Plaatselijke School
commissie, wegens periodieke aftreding.
5°. Adres van P. Duyverman, in zake zyn ontslag als stoker aan de
Stedelijke Gasfabriek.
6°. Adres van L. W. T. Schmidt, lector aan de O. I. instelling,
omtrent toekenning van eene bezoldiging.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
Nog wordt medegedeeld:
1®. Dat bij de verkiezing van een lid van de Prov. Staten van
Zuid-Holland, de navolgende heeren zitting hebben, als:
In het hoofdbureau de Burgemeester, voorzitter en de heeren Van
Reenen en Koetser, leden.
In het onderbureau aan den Burg, de heer Dr. G. Zaalberg, voorzitter
en de heeren Hasselbach en Schneither, leden.
In het onderbureau in de school 3e klasse n®. 3 aan de Mare, de
heer Dr. De Goeje, voorzitter en de heeren Alma en Dr. Zaaijer, leden.
2°. Dat een bezoek is gebracht aan de Instellingen van Weldadig
heid, bedoeld bij art. 179 litt. U, der Gemeentewet waarbij de ad-
ministratiën in orde zijn bevonden.
Aan de orde is alsnu:
I. Onderzoek van de geloofsbrieven van het benoemde lid van den
Gemeenteraad den heer J. Van der Breggen Azn.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Was, Zillesen en Van Hoeken
verzoeken zich in commissie te vereenigen tot onderzoek van de
geloofsbrieven
De Vergadering wordt voor eenige oogenblikken geschorst.
Na heropening van de Vergadering deelt de heer Was, namens de
Commissie belast met het onderzoeken der geloofsbrieven van het
nieuwgekozen lid, mede, dat de geloofsbrieven in orde zijn bevonden
en dat zij der Vergadering voorstelt tot toelating van den heer J.
Van der Breggen Azn. als lid van den Raad te besluiten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter. Ik dank de Commissie voor de door haar vol
brachte taak.
II. Verzoek van mej. J. M. Dijkman, om ontslag als derde onder
wijzeres aan de Leerschool.
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming een eervol ontslag
verleend met 1 Januari 1890.
III. Idem als voren van L. K. Harmsen als leeraar aan de Inrichting
tot opleiding van 0.1. ambtenaren.
(Zie Ing. St. n°. 248.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke ^stemming een eervol
ontslag verleend met 1 Januari 1890.
IV. Idem als voren van Dr. P. Van Romburgh als leeraar aan de
Kweekschool voor Onderwijzers.
(Zie Ing. St. n®. 250.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming een eervol
ontslag verleend met 1 Januari 1890.
V. Idem van de afd. Leiden en Omstreken der Maatschappij tot
Bevordering der Bouwkunst, om een subsidie uit de gemeentekas
voor den te houden Wedstrijd voor handwerkslieden.
(Zie Ing. Sl. n°. 247.)
De Voorzitter. Het advies ran de Commissie van Financiën is nog
niet gedrukt, maar ik kan mededeelen, dat zij voorstelt gunstig op
het verzoek te beschikken.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! De Commissie van Financiën
heeft zonder dit in het breede te motiveeren gunstig geadviseerd op
het voorstel en wel op verschillende gronden. Ik stel er prijs op
mede te deelen wat mijn grond was, omdat ik door te stemmen
vóór hel subsidie niet geacht wil worden dergelijke subsidién altijd
goed te keuren. Ik erken dat het doel hetwelk men beoogt nuttig
is, maar het komt mij zeer bedenkelijk voor dat telkens wanneer
eene nuttige zaak in de gemeente op touw wordt gezet, particulieren
bij den Raad komen en zeggen: ziet, wij beoogen een goed doel,
nuttig voor de gemeentenaren, maar bij het opmaken der begrooting
merken wij dat wij zooveel te kort zullen komen; wjj rekenen er
dus op zooveel van de gemeente te zullen ontvangen. Ik herhaal
dat ik het bedenkelijk zou vinden, wanneer de Raad op die gronden
telkens maar subsidie gaf; ik althans zou in den regel weinig ge
neigd zijn mijne stem daarvoor te geven. Wanneer ik dit by deze
gelegenheid wel doe, en zelfs gaarne heb medegewerkt tot een gunstig
advies, dan ligt de grond daarvoor hoofdzakelijk hierin, dat wjj on
langs subsidie hebben gegeven voor het congres voor Nijverheid.
Dal subsidie is verleend voornamelijk op grond, wanneer ik mij wel
herinner, dat aan het congres eene tentoonstelling zou verbonden
worden, waardoor Leiden's nijveren in de gelegenheid zouden zijn
om te toonen wat zij konden. Dit gold de patroons. Welnuwaar
men in hetzelfde jaar ook de werklieden in de gelegenheid wil stellen
om te toonen wat zij kunnen, daar komt het mij billijk voor dit
subsidie niet te weigeren. Daarom zal ik stemmen voor het voorstel
van Burg. en Weth.
De heer Schneither. M. d. V.! Ik had aanvankelijk wel eenig
bezwaar tegen het verleenen van dit subsidie op grond van den
vorm waarin het wordt gevraagd, namelijk tot dekking van een
eventueel tekort. Het bezwaar was evenwel niet van dien aard, dat
ik mij absoluut tegen het geven van subsidie wilde verzetten, maar
toch zijn mjjne bedenkingen niet geheel en al opgeheven. Ik vrees
dat de thans voorgestelde vorm bij aanvrage om subsidie een geijkte
formule zal worden, en daartegen zou ik wel eenig bezwaar hebben
De Voorzitter. Ik heb met groot genoegen gezien dat de Commissie
van Financiën het verzoek ondersteunt, en adviseert om daarop gun
stig te beschikken. Ik kan zeer goed begrijpen dat dit geschiedde
op verschillende gronden, te eer omdat ik zelf mij bij dergelijke zaken
altijd op het standpunt plaats, dat elke zaak op zich zelve beoordeeld
moet worden, zoodat ik, mjjne stem aan één voorstel van dien aard
gevende, mij daardoor volstrekt niet gebonden acht om dit ook bij eene
volgende gelegenheid te doen. De motieven door den heer Fockema
Andreae aangevoerd voor het verleenen van dit subsidie, deel ik in
zooverre geheel, dat ik de zaak eveneens in het belang van den
werkman zeer nuttig vind. En nu wij eenmaal aan de patroons voor
de dezen zomer gehouden tentoonstelling een subsidie hebben ver
leend, is dit zeker eene reden te meer om aan de werklieden een
subsidie voor een gelijk doel niet te onthouden. Wat nu den vorm
betreft, waartegen de heer Schneither bezwaar heeft gemaakt, moet
ik bekennen dat deze eigenlijk voor mijne rekening komt, want het
is de vorm, dien ik zelf aan de Commissie heb aangeraden. De Com
missie moet natuurlijk eene begrooting opmaken van de financieele
gevolgen der onderneming, en daarbij heeft zij rekening te houden
met onzdkere inkomsten en niet zekere uitgaven. Zij is thans tot
het resultaat gekomen, dat de begrooting vermoedelijk met een tekort
van f 700 zal sluiten. Toen de president der Commissie bij rajj is
gekomen om den steun van het Dagelijksch Bestuur te vragen, heb
ik hem in overweging gegeven om een subsidie tot een maximum
van f 700, zijnde het geraamde tekort, te verzoeken; de Commissie
weet dan op welke bijdrage zij ten hoogste rekenen kan, en moet
dus haar uitgaven daarnaar inrichten, en ik meen nog, dat juist deze
vorm voor den Raad een aanleiding te meer kan zijn om het
verzoek in te willigen; omdat als het blijkt, dat de Commissie
niet uitkomt, de Raad dan het recht heeft het meerdere te weigeren
en de wetenschap dat hoogstens f 700 zal worden bijgedragen, voor
de Commissie een reden te meer zal zijn om de tering naar de nering
te zetten. Daarenboven blijft nog de kans dat niet de geheele bjjdrage
noodig zal blijken.
Maar ik herhaal (en 't doet mij genoegen) dat de Commissie niet
tegenstaande die bezwaren toch tot inwilliging van het verzoek adviseert.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Ik stel thans voor, om eerst punt 7 van de agenda
aan de orde te stellen, opdat wij daarna de bezwaarschriften tegen
bet kohier der Plaatselijke Directe Belastingen in geheime zitting
kunnen behandelen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Aan de orde is alsnu:
VII. Voorstel tot wijziging van de Verordening op de openbare be
waarscholen.