63 omtrent de beweging bij de kolenproductie op ons toepasselijk is, om dat wij hebben een contract. Niet allen die kolen behoeven, hebben met een leverancier gecontracteerd oin op bepaalde tijden gedurende den geheelcn winter te leveren. Wij hebben dit wel gedaan en de contractant zal dan toch zeker ons het laatst in den steek laten, omdat hij weel dat hij zich op strenge boeten tot levering heeft verbonden. Wat nu betreft den prijs van het terrein, ik kan volstrekt niet deelen de meening daaromtrent door U, M. d. V.! verkondigd. Zie M. d. indien ik in het bezit ware van een voorwerp voor slechts een mensch bruikbaar, ik zou van harte wenschen dat U die ééne waart. U zoudt dan zoo edelmoedig zijn en zeggen: ik vraag niet wat bet voorwerp voor anderen waard is, maar wat is het mij waard en dat zal ik betalen. U zegt: wij betalen de loodsen niet naar afbraak maar naar hetgeen zij ons waard zijn Sedert wanneer even wel geldt de vraag van aanbod en vraag niet meer voor een gemeente bestuur? Wanneer een gemeentebestuur iets koopen wil, dan moet bet de vraag stellenwelken prijs kan de verkoopcr van een ander daarvoor krijgen. Al is de zaak mij meer waard dan een ander, behoef ik er toch niet veel meer voor te geven. M. d. V.U zegt wanneer wij het terrein niet voor 20000 koopen, houdt de lieer Barneveld het. U voorspelt dit wel, maar waar eenmaal gebleken is dat de heer Barneveld van den grond al wil, twijfel ik wel eenigszins aan die voorspelling. Ik geloof dat hij zich wel zal bedenken alvorens hij zegt: dan behoud ik het liever om het renteloos te laten liggen. Wij moeten niet vragen wal het waard is voor ons, maar wat de waarde is. En voor die waarde kunnen wij dan koopen De vraag is ook gedaan of het terrein naast den nieuwen gashouder niet voldoende is. Er is gezegd dat men daar loodsen tot berging van kolen zou moeten bouwen omdat anders een groot gasverlies zou ontstaan. Wanneer ik echter goed zie dan kunnen de argumenten door de Commissie voor de Gaslabriek aangevoerd, toch stellig niets anders aantoonen dan hoogstens dit: dat er dit jaar gevaar bestaat voor mora in de levering der kolen. Nu vraag ik oi het bezwaar zoo groot zou zijn om voor dit eene jaar de kolen eens op te stapelen zonder loodsen en bloot te stellen aan eenig gasverlies. Ten slotte nog dit. Men heeft gezegd: wij hebben in elk geval het terrein toch noodig voor uitbreiding van de gasfabriek. M. d. V.! Ik zou bijna zeggen, dat ik tegen overmaat van terrein hetzelfde bezwaar heb als tegen overmaat van kas. Ik kan moeilijk de meening onderdrukken, dat wanneer er sprake was van uitbreiding van de gasfabriek en wij konden over dat terrein beschikken, bij menigeen onzer als argument zou gelden.»wij hebben het terrein toch. Een dergelijk bedenkelijk argument moeten wij niet scheppen. De heer Do Ried. M. d. V.! Ik kan mij geheel vereenigen met de beschouwingen door u en anderen in 't midden gebracht; het is wel wat veel geld, maar ik zal er mijne stem toch aan geven, omdat ik vrees dat de zuinigheid de wijsheid zou bedriegen. Maar kunt u mij ook inlichten over de afmetingen van het bedoelde stuk grond; staan de drie gebouwen die men zien kan er alle op? Het spijt mij, dat wij geen platten grond te zien hebben gekregen. De Voorzitter, 't Spijt mij dat ik de teekening niet bij mij heb. De grens strekt zich, meen ik, ongeveer 86 M. van de fabriek uit, en er staan drie loodsen op. No0" een enkel woord aan den heer Fockema Andreae. liet schijnt dat wij elkander niet goed begrepen hebben. Ik meen dat ik hem heb hooren zeggen, dat de contractant wenschte ontslagen te worden van de verplichting om verscli gedolven kolen te leveren. Dat is echter niet juist, maar hy wenseht niet gebonden te zijn aan de tcrmijnleve- rin°- omdat bij de mogelijkheid, of liever de waarschijnlijkheid voorziet, dat* hij niet in staat zal zijn de kolen te leveren, tenzij hij nu meer leveren mag, dan waartoe hij volgens het contract verplicht is. Slaan wij het aanbod van den contractant nu af en blijven van den winter de gevolgen niet uit, dan wascht het water van de zee niet af dat wij er de schuld van dragen. Nu geloof ik niet, dat ik zulk een groote ketterij op staathuishoud kundig gebied verkondigd heb; gebeurt het niet dikwijls, dat iemand slechts dan het een of het ander van de hand wil zetten, wanneer hij er een goeden prijs voor kan maken? of dat de kooper iets meer dan de waarde voor een zaak wil geven, omdat er bizondere omstan- di'dieden zijn, die het bezit van die zaak voor hem bizonder wensche- liik maken? En op welken grond beweert de heer Fockema Andreae, dat de heer Barneveld den grond ook wel voor een lager prijs zal willen afstaan? De heer Fockema Andreae heeft gevraagd oi die meerdere uitgaven gewettigd zijn door- de vrees, dat er alleen dit jaar te weinig gele verd zal kunnen worden. Er is geen quaestie van dit jaar alleen; ik durf niet voorspellen dat de beweging op het kolengebied dit jaar een einde zal nemen. Het is toch een feit dat op dit oogenblik reeds de mijnen niet in staat zijn, dan met de uiterste inspanning en wanneer het hun gelukt de mijnwerkers tot overwerk over te halen, om aan hunne verplich tingen te voldoen, terwijl bel algemeen bekend is dat de industrie overal toeneemt en dus de vraag naar steenkolen steeds grooter zal worden. Men zal mij wellieht tegemoet voeren, dat de productie ook zal toenemen, maar dat moet in elk geval nog blijken, en voor het oo»enblik is de kans daarop minstens hoogst onzeker. De heer Fockema Andreae kan niet aannemen dat onze argumen tatie omtrent de beweging bij de kolenproductie op ons toepasselijk is omdat wij hebben een contract. Niet allen zegt hij die kolen behoeven hebben met een leverancier gecontracteerd om op bepaalde tijden te leveren. Wij hebben dit wel gedaan en den con tractant zal dan toch zeker ons het laatst in den steek Jaten' omdat hii weet dat hij zich op strenge boeten tot levering heeft verbonden. Dc heer Fockema Andreae stelt zich blijkbaar de zaak geheel ver keerd voor. Wij hebben geen contract met de mijneigenaars, de ei°enlijke kolenproducenten, maar met handelaars in steenkolen, die hunne artikelen van de mijneigenaars moeten krijgen; en nu bestaat er dunkt mij geen enkele rede om aan te nemen, waarom deze laatste onzen contractant eerder of meer volledig zoude bedienen dan de andere handelaars, die gewoon zijn hunne producten van hen te koopen. De heer Fockema Andreae heeft len slotte gezegd even bang te zijn voor overmaat van terrein als voor overmaat van kas. Van overmaat van kas heb ik nooit last gehad, ik weet dus niet of dit inderdaad een groot bezwaar is; maar hoe de heer Fockema An dreae kan vreezen dal overmaat van terrein aanleiding zou kunnen geven lot uitbreiding van de gasfabriek, dit gaat mij, hij boude het mij ten goede, te hoog. Wanneer wij toch te eeniger tijd met een voorstel komen tot uit breiding der gasfabriek, dan zal dit zijn op dezelfde gronden als in 1881. Toen hebben wij aangetoond dat het productievermogen der gasfabriek niet groot genoeg was, oin het noodige gas te maken en op dien grond stelden wij de vergrooting van de fabriek voor. En wanneer door het steeds toenemend gasverbruik, die toestand zich andermaal voordoet, maar ook niet vroeger, zullen wjj weder met zulk een voorstel komen. Dan is zulk een voorstel volkomen rationeel. Maar niemand zal toch op het denkbeeld komen om de gasfabriek uit te breiden, alleen omdat er terrein beschikbaar voor is. Ik herhaal het mijne lieeren, de Raad kan het voorstel verwerpen; maar wanneer dan in den winter de nadeelen en bezwaren die wij in 1881 ondervonden zich weder voordoen al kan ik ditmaal niet even zeker mathematisch als toen aantoonen dat zij zich zullen voor doen, dan zal men het te laat betreuren dat men deze gelegen heid heeft laten voorbijgaan. De heer Schneither. M. d. V.! Ik wenseh even mede te deelen, dat ik, ondanks mijne medewerking aan het advies der Commissie van Financiën, thans na de verstrekte inlichtingen zal stemmen vóór het voorstel van Burg. en Weill. Ik reken het mijn plicht om daaraan mijn stem te geven, omdat ik thans doordrongen ben van de nood zakelijkheid der uitbreiding. De heer Van Hoeken. M d. V. Ik deel volkomen uw gevoelen dat het op den weg der Commissie voor de Gasfabriek ligt om zich vóór den winter van een voldoenden voorraad kolen te voorzien. Dat er evenwel gccne gelegenheid zou bestaan om die kolen alsnog overdekt aan de overzijde van den Singel te plaatsen, daarvan ben ik nog niet geheel overtuigd. Het bezwaar door den heer De Sturler aangevoerd deel ik niet. Ik meen dat de afstand van de kuip vol doende is om de drukking der kolen te kunnen verdragen. Overigens moet ik mij houden aan hetgeen reeds door mij is gezegd: wanneer het terrein voor minder geld kan verkregen worden, kan ik ook mijne stem aan deze voordracht niet geven. De beraadslaging wordt gesloten. Punt 1 van het voorstel, om te besluiten tot eene tijdelijke ver meerdering van liet bedrijfkapitaal der gasfabriek met f 18000, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 23 stemmen tegen 1 stem, die van den heer Van Hoeken. Punt 2 van het voorstel om te besluiten tot aankoop van een ter rein voor de som van f 20000, wordt daarna aangenomen met 19 tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren: Koetser, Tieleraan, De Sturler, Alma, Driessen, Juta, Van Hamel, Zaalberg, Le Poole, Schneither, Zaaijer, Du Rieu, Zillesen, Knappert, Wichers, Kaiser, De Goeje, Hasselbach en de Voorzitter. Tegen stemden de heeren: Van Hoeken, Verster. Van Reenen, Fockema Andreae en Was. 8°. Rekening over 1888 van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Ing. St. n®. 181). 9®. Idem als voren van het R. K. Armbestuur. (Zie Ing. St. n®. 181). 10°. Idem als voren van het Ned. Israëlietisch Armbestuur. (Zie Ing. St n®. 182). 11°. Idem als voren van het Heilige Geest- of Arme Wees en Kin derbuis. (Zie Ing. St. r®. 191). Deze rekeningen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. 12°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1889, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n°. 192). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 6