72 zoolang de mijnbcsturcn zelvcn verklaren vóór den winter meer le kun nen leveren, daarvan gebruik te maken 1°. om meer zekerheid te ver krijgen dal de waggons, welke voor den wintertijd nog te leveren overig zijn gebleven, op lijd en met goede kwaliteit kolen zullen ge leverd worden, 2". om door groole reserve gewapend te zijn tegen a. technische bedrijfsloringen en bare gevolgen aan de mijn, b. sto ringen in het vervoer bij ruw weder en sterken winter, c. wagennood, welke reeds bij vroegere winlereampagnes den geregelden aanvoer nu en dan belemmerde, d. gedeeltelijke werkstakingen, d w. z. de onge- neigdheid der mijnwerkers tot vrjjwilligen orerarbeid, e. totale werk staking, f. het gevaar dat andere zeer groole contractanten, door nood gedwongen, voor hunne meerdere behoeften, zoodanig hooger prijzen bieden dal daarbij de hier bestaande contractprijzen en de daaraan verbonden strafbepalingen gering of geen voordeel beloven, g. de ontvangst van kolen, welke voor het bedrijf nadeelig, ja onge schikt zijn. Het is een feit dat de behoefte aan kolen in den winter overal bet sterkst is; de productie wordt dus dan lot het allerhoogste gedreven en waar reeds nu blijkt met welke krachten men aan de vraag, steeds grooter dan aanbod, tracht te voldoen, daar kan toch niemand be twijfelen, dat 's winters de gecontracteerde levering zooveel doenlijk dient ontlast te worden. Hel antwoord op vraag 1 der Commissie van Financiën kan na de bovenstaande beschouwingen kortweg luiden: «Die grond ligt in het eigen aanbod van den contractant, daartoe gedrongen door het vol komen juist besef van de buitengewone omstandigheden waarin de kolenproduclie verkeert.'' Levering vóór den winter vatte men niet op als geene levering in den winter. Daar in den winter zonder reserve aan de fabriek de levering bet sterkst zou moeten worden opgevoerd, willen commissarissen nu en volgende maanden die meerdere levering ten behoeve van de wintercampagne doen afloopen. Zij hopen met de Commissie van Financiën dat een tijd van vredigen arbeid le voorzien is, doch deze vreedzaamheid, welke bij contract en conventie geregeld is, wordt geheel behecrscht door de vraag of de mijnwet kei' zich aangemoedigd voelt om vrijwillig meer dan zijn gecontracteerde dagtaak te werken. Het zal nauwelijks behoeven gezegd te worden, dat de bedacht zaamheid der mijnbesturen op reserve niet groot is; want le zou een reserve van 10 pCt. onzer behoefte van een geheel jaar slechts een redmiddel van twee dagen voor een mijn van gemiddeld productie vermogen beteekenen; 2e tracht ieder afnemer tegen verhoogde prijzen zooveel mogelijk te krijgen en 3e verbiedt art. 3 onzer voorwaarden eischende «versch gedolven" kolen zulk eene reserve. Staat het aldus onomstootelijk vast, dat grootere reserve gebiedend •is, dan rijst de vraag waar moet dat quantum geborgen worden? Het tegenwoordig terrein aan de zuidzjjdc van de Singelgracht biedt daartoe zeer beperkte gelegenheid. In 1881 (I. S. 1881 n". 271) werd door onze voorgangers verklaard dat bij spoorvervoer op eene levering van 1040 waggous eene reserve van hoogstens 120 waggons, of circa 11, 5 pCt. d. i. voor 25 dagen noodig was. In gewone omstan digheden zou dus nu bij 1450 waggons eene reserve van 167 waggons daarmede overeenstemmen. In 1888/89 kon men behalve de Australian-Cannelkolen slechts 108 daar in reserve bergen en dit jaar nu commissarissen door gemis aan aan bod van Australian-Cannel genoodzaakt waren voor Pleasley-Cannel te contracteeren behoeven wij voor deze soort 4 maal meer ruimte. Daarenboven is de toen beschikbare ruimte verminderd door de dit jaar voltooide noodzakelijke uitbreiding van condensatie en ovens zoodat nu hoogstens eene bergruimte overblijft van 90 waggons of 900 ton Westfaalsche kolen d. i. 77 waggons minder dan in het advies van 1881 als noodig werden opgegeven want 11.5 pCt. van 1450 waggons geeft 167. Nu zullen in de wintercampagne van halfNovember tot uit. Februari verwerkt worden circa 565 waggons waarvan minstens 300 waggons dienen opgeslagen te worden indien dat, nu de tijd zoo dringt, nog mogelijk is, doch ontbreekt de plaats voor 210 waggons of 2100000 KG. kolen. Bij de overweging waar wij dezen voorraad zouden kunnen bergen, hebben wij nagegaan of deze voorraad op het terrein aan de zuid zijde van de singelgracht geborgen zou kunnen worden, aangenomen, dat de kolen in de open lucht lagen. Daartoe is plaats aan de west zijde van den gashouder op circa 50 M. van de kuip verwjjderd, doch dan wordt elke waggon, daar gestort en later weer vervoerd tot voor de stokerij, bezwaard met circa 15, ongerekend de waarde vermindering door open ligging. Het zou dus noodig geweest zijn daarvoor maatregelen.'te nemen door aanleg van hulpsporen, aankoop vervoermiddelen en magazijn- bouw zoo niet reeds in Julijl. de gelegenheid was aangeboden om daarin gemakkelijker te voorzien. Aanvankelijk was de ons gevraagde prijs veel te hoog, zoodat wij de voorkeur gaven aan het eerste plan. Toen na lange onderhan deling en na nauwgezette overweging die prijs echter jtot\f 20000 verminderde en daarvoor 3500 meter grond met al de daarop ge plaatste gebouwen kon bekomen worden, mochten wij' niet aarzelen daartoe U het voorstel te doen. Vergelijkt men op 't voetspoor van de Commissie van Financiën den prijs door haar becijferd ad f 4.57 per centiare met den ver- moedelijken prijs bij publieke veiling te bedingen, dan schijnt de prijs hoog. Onze berekening steunt echter op beteren grondslag en is door bevoegde personen bevestigd. De waarde der loodsen en gebouwen welke tot den koop behooren bedraagt minstens f 7190, zoodat voor den grond 12810 overblijft en dus de centiare zal kosten 3.66 in plaats van 4.57. De waarde van den grond onmiddellijk achter het bewuste terrein gelegen, welke juist dezer dagen met woningen wordt bebouwd loopt tot circa 5 per centiare, wel een bewjjs, dat de ongeschiktheid voor bouwterrein zeer betwistbaar is. Bij openbaren verkoop zou de eigenaar stellig geen f 3.66 bekomen, doch hij, bovendien voorgelicht door de ervaring van meer bevoegde personen, zou nooit zjjn grond aldus opzetteljjk aan mindere opbrengst blootstellen. Intusschen is die op verstandige wijze te bedingen waarde voor onzen koop slechts eene betrekkelijke waarde, waar het de vraag geldt om over straks en de volgende jaren, ons op de minst kostbare wijze de gelegenheid te verschaffen ons bedrijf, nl. levering van gas, zooveel zal blijken, noodig te zijn, ongestoord te kunnen continueeren. Wij vleien ons allerminst, de aangehaalde cijfers bewijzen dat on dubbelzinnig, dat wij voor volgende jaren geen behoefte zullen hebben aan kolenberging. De vraag naar kolen is voor meerdere jaren ver zekerd en zoolang het aanbod daarmede geen gelijken tred kan houden of deze niet overtreft zal het zonder twijfel ook in 't vervolg on mogelijk bljjken een contractant te vinden, die zich verbinden kan of wil om des winters 100 pCt. meer te leveren dan 's zomers. Mogen wij twintig jaar later, verklaren dat het jammer is dat in 1866 het terrein voor f 2625 in andere handen is gegeven, er is geen enkele reden om juist daarom niet tegen veel hoogeren prijs door aankoop ons te waarborgen voor de goede ontwikkeling van ons bedrijf met de overtuiging, dat die tereinen ook voor eventueele latere uitbreiding voor ons stellig die waarde hebben. Wij aarzelen derhalve geen oogenblik üw College te adviseeren met den meesten aandrang den raad voor te lichten om zoo spoedig mogelijk tot den koop te besluiten, dus zonder bij gebleken wensche- lijkhcid nog tijd te verliezen om den verkoopers af te dingen. Aan Burg. en Welh. der Commissarissen voornoemd, gemeente Leiden. De Kanter. P. I. Kaiser. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 4