69 INGEKOMEN STUKKEN. N®. 186. Leiden, 12 September 1881). Ter voldoening aan de Raadsbesluiten van 11 October en 10 Januari jl. waarbij in beginsel is aangenomen dat voor de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen tot de heffing van schoolgeld zal worden overgegaan, hebben wij de eer aan Uwe Vergadering hiernevens over te leggen een Concept-verordening op de heffing en invordering van zoodanig schoolgeld, waarmede in verband staan eenige wijzigingen te brengen in de Verordening voor de Kweek school voor onderwijzers en de Verordening regelende den omvang van het onderwijs. Ecne Memorie van Toelichting wordt hierbij aangeboden. RAADSBESLUIT regelende de heffing van schoolgeld voor de leer lingen der Gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en on derwijzeressen, en het verleenen van toelagen aan kweckelingen. De Raad der gemeente Leiden heeft besloten. Art. I. Ter gemoetkoming in de kosten der gemeentelijke kweek school voor onderwijzers en onderwijzeressen wordt een schoolgeld geheven voor iederen leerling die aan deze inrichting onderwijs geniet. Dit schoolgeld, dat verschuldigd is door de leerlingen of wanneer deze minderjarig zijn door de ouders of voogden, bedraagt in verband met de financieele omstandigheden van de leerlingen of van hunne ouders, per kwartaal 15, 8 of 4. De kwartalen beginnen 1 September, I December, 1 Maart en 1 Junij Voor elk ingetreden kwartaal is het volle schoolgeld verschuldigd. Het bewijs van betaald schoolgeld strekt tot toelating. Art. 2. Door Burg. en Weth. wordt voor iederen leerling het bedrag van het door hem verschuldigde schoolgeld vastgesteld. Art. 3. Ingeval van onvermogen van den leerling of van diens ouders kan door Burg. en Weth. geheele vrijstelling van de betaling van schoolgeld worden verleend. Art. 4. Geen schoolgeld is verschuldigd door de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen en zij die acte volgens art. 56a der wet op het lager onderwijs bezitten. Art. 5. Van de aspirant-kweekelingen, die op de scholen der 2e klasse geplaatst zijn, wordt, buiten het voor die scholen verschuldigde schoolgeld geen schoolgeld geheven. Door Burg. en Weth. kan aan hen, ingeval van onvermogen, ge heele ontheffing van het op de scholen der 2e klasse verschuldigde schoolgeld worden verleend. Art. 6. De toelagen voor kweekelingen en aspirant-kweekelingen, bedoeld bij art. 9 der Verordening van den Hen November 1880 (Gemeenteblad n®. 3 van 1881), worden afgeschaft. Door Burg. en Weth. kan echter eene toelage worden verleend aan de onderwijzers en onderwijzeressen die de acte volgens art. 56«der wet op het lager onderwjjs bezitten, doch nog niet als onderwijzer of onderwijzeres aangesteld zijn, maar in descholen, waarin zij geplaatst zijn, voldoende hulp verleenen. Die toelage bedraagt hoogstens 120 per jaar. Art. 7. Zij, die op het oogenblik der in werking treding van dit besluit in het genot zijn van eenige toelage, blijven deze genieten gedurende den tijd, waarvoor zij geacht kan worden verleend te zijn. Dit besluit treedt in werking den 1 December 1889. Vastgesteld door den Raad der gemeente Leiden in zijne openbare vergadering van VERORDENING regelende de invordering van schoolgeld voor het bezoeken der Gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Art. 1. Het schoolgeld voor het bezoeken van de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen wordt door de belastingschul digen ten kantore van den Gemeente Ontvanger voldaan vóór den len September, vóór den len December, vóór den len Maart en vóór den len Juni. Bij gebreke van voldoening geschiedt de invordering van dit school geld volgens de art. 258262 der wet van den 29en Juni 1851 (Staatsblad n°. 85) Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden in zijne openbare vergadering van den VERORDENING houdende wijziging der Verordening van den 1 len November 1880, bepalende bet getal der scholen voor openbaar on derwijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand van de hoofden der scholen te verleenen en de bezol diging van het onderwijzend personeel (Gemeenteblad n*. 3 van 1881) gewijzigd bij Raadsbesluit van 25 Augustus 16 October 1881 (Ge meenteblad n°. 14 van 1881.) Uit deze Verordening vervallen: De negende en tiende zinsneden van art. 9, luidende: «Ten behoeve van eiken kweekeling ontvangt het hoofd der school jaarlijks 120 onder de kweelingen naar leeftijd en bekwaamheid te verdeelen, in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener en onder goedkeuring van Burg. en Weth." en «ten behoeve van eiken aspirant-kweekeling kan op voorstel van Burg. en Weth. aan den directeur der onderwijzers-kweekschool eene toelage uit de gemeentekas worden verleend van hoogstens J 60.'' VERORDENING tot wijziging der Verordening van 14 October 1880, voor de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Leiden (Gemeenteblad n°. 10 van 1880) gewijzigd bij Verordening van 2b Augustus 1881 (Gemeenteblad n°. 16 van 1881). Aan art. 32, laatste zinsnede, luidende: «De praktische oefeningen hebben plaats in de verschillende lagere scholen in de gemeente en maken eene zaak van overleg uit tusschen den directeur der kweekschool en de hoofden dier scholen, wordt de volgende zinsnede toegevoegd: «Indien dit overleg niet tot overeen stemming leidt, beslissen Burg. en Weth." Memorie van Toellchling. Heffing van schoolgeld Art. 1. Wat het bedrag van het schoolgeld betreft, wordt verwezen, naar ons rapport van 7 Juni 1S88 (Ing. St. n®. 122) waaruit blijkt dat de bedragen van f 60, f 32 en 16 per jaar door de Plaat selijke Schoolcommissie zijn aangegeven. Ook ons college komen zij billijk voor; het bedrag staat ecnigermate in verband met de schoolgeldheffing op de scholen der le en 2e klasse. Art. 2. Het college van Burg. en Weth. belast met de uitvoering der verordening, is de aangewezen autoriteit om te beslissen welk bedrag zal worden geheven. Het kan zich daarbij door bevoegden ambtenaren en collegicn doen voorlichten. Art. 3. Aan onvermogenden zal gratis toegang worden verleend, geheel in overeenstemming met het beginsel in art. 46 der Wet op het Lager Onderwijs ten aanzien van de lagere scholen aangenomen. De beslissing omtrent het al of niet onvermogend zjjn behoort uit den aard der zaak aan Burg. en Weth. Art. 4. Het schijnt in alle opzichten billijk geen schoolgeld te heffen van de personen die reeds de acte van onderwijzer verkregen hebben en zich voor het bekomen van speciale acten of in het eerste geval voor de hoofdacte aan de Kweekschool wenschen te bekwamen. Art. 5. Gelijke grond van billijkheid bestaat voor de niet-heffing van schoolgeld van aspirant-kweekelingen voor de enkele lessen die zij aan de kweekschool bijwonen. In geval van onvermogen zal mede uit den aard der zaak vrijstel ling moeten worden verleend aan de aspirant-kweekelingen van de be taling van schoolgeld voor de scholen 2e klasse; zij moeten in dit opzicht geheel geljjk gesteld worden met de onvermogende kweekelingen. Art. 6. Blijkens ons bovenaangehaald rapport van 7 Juni 1888 en de discussiën in de Raadszitting van 11 October 1888 werd algemeen de afschaffing der toelagen wenschelijk geacht met uitzondering van de toelagen aan onderwijzers en onderwijzeressen die diensten be wijzen op de scholen. Ook onzes inziens kunnen de toelagen aan de kweekelingen en aspirant-kweekelingen zonder bezwaar worden afgeschaft. Bjj onvermogen wordt reeds vrijstelling verleend van de betaling van schoolgeld en de lessen in de praktijk der kweekelingen in de hoogste twee klassen strekken alleen tot eigen oefening. Art. 7. Billijkheidshalve wordt voorgesteld de toelagen nog te ver leenen over het hierbedoeld tijdsverloop, omdat de belanghebbenden daarop met grond hebben kunnen rekenen. Art. 8. Vermits het schoolgeld bij kwartalen is verschuldigd en met 1 December het tweede kwartaal aanvangt, wordt laatstgenoemde datum als tijdstip van in werking treding aangenomen. De opbrengst van het eventueel te heffen schoolgeld kan uit den aard der zaak slechts bij benadering worden geraamd. Intusschen kan worden medegedeeld dat uit eene in verband met het kohier der Plaatselijke Directe Belasting gemaakte raming voorloopig is ge bleken dat vermoedelijk van 12 kweckelingen zoude kunnen worden geheven f 60 f 720, van 14 kweekelingen f 32 f 448 en van 27 kweekelingen f 16 432 te zamen f 1600, terwijl de overigen zouden moeten worden vrijgesteld. Eene opbrengst van ongeveer f 1600 zoude derhalve vermoedelijk kunnen worden geraamd, waar van de helft zoude komen ten bate van de gemeentekas, aangezien de opbrengst van het schoolgeld blijkens ons rapport van 13 December 1888 (Ing. St. n®. 263) voor de berekening van het Rijkssubsidie ad 50 pCt. van de uitgaven wordt afgetrokken. Vermits verder de uitgaven der Kweekschool in den regel jaarlijks bedragen f 13000 a 14000 blijkt dat het te heffen schoolgeld slechts als eene geringe tegemoetkoming in de kosten kan worden aan gemerkt. Verordening op den omvang van het onderwijs. Nu wordt voorgesteld de toelagen voor de kweekelingen der Kweekschool in te trekken, behooren ook de bepalingen omtrent het verleenen van toelagen aan de kweekelingen bedoeld bij art. 8 der Wet op het Lager onderwijs uit deze verordening te vervallen. Bovendien zijn laatstbedoelde kweekelingen op de scholen in deze gemeente niet aanwezig. Verordening op de Kweekschool. Zooals op bladzijde 129 van het Verslag van den toestand der ge meente over 1888 is medegedeeld, wordt, wanneer het hier bedoeld overleg tusschen den Directeur der Kweekschool en de hoofden der scholen niet tot het gewenscht resultaat mocht leiden, door ons college, als zijnde met de uitvoering der Verordening belast, eene beslissing genomen. Intusschen komt het althans niet overbodig voor een daartoe strekkend voorschrift in de Verordening op te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 186. Leiden, den 10 September 1889. Ter vervulling der vacature, ontstaan tengevolge van het aan mej. Van Dobben verleend eervol pntslag, hebben wij de eer Uwe Ver gadering hierbij eene voordracht aan te bieden, opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het hoofd der betrokken school, ter benoeming van een tweede onder wijzeres aan de Meisjesschool der le klasse, op eene jaarwedde van 700 vermeerderd met 100 voor het geven van onderwijs in de Fransehe taal, als: 1®. Mej. Catharina Apolonia Fischer, thans derde onderwijzeres aan de school 3e klasse n®. 3. 2®. Mej. Pieternella Cornelia Verpoorten, onderwijzeres te Nymcgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 1