52
N°.
Datum.
Uur.
Aantal.
Gemiddelde Eng. Standkaarscn.
1
Juni
30
8. IS— 9.43
7
17.2
2
Juli
1
8.15—10.15
8
17.0
3
2
8.15—10.15
7
16.7
4
3
8.15—10.—
8
16.8
5
4
8.15—10.15
7
16.7
6
5
8.15—10.15
8
16.7
7
6
8.15—10.15
8
17.4
N°. 1JO. Leiden, 4 Juli 1839.
De Commissie voor de Bewaarscholen acht het wenschelijk dat
eeuige veranderingen worden gebracht in de Verordening op de open
bare bewaarscholen van 13 Mei 1809. Zij heeft uit dien hoofde eene
gewijzigde Verordening ontworpen, die niet eene Memorie van Toe
lichting hierbij wordt overgelegd.
Onder medcdccling dat wij ons met het ontwerp kunnen vereenigen,
geven wjj Uwe Vergadering in overweging tot de vaststelling van
de gewijzigde Verordening over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden.
VERORDENING van den op de Openbare
bewaarscholen te Leiden.
Art. 1. De schooltijden zijn des voormiddags van 9 tot 12 en des
namiddags, met uitzondering van den Zaterdag, van 2 tot 4 uren.
De Commissie der Bewaarscholen regelt de gevallen, waarin enkele
kinderen lusschcn de beide schooltijden onder behoorlijk toezicht over
blijven of na vier uren nog eenigen tijd in de school vertoeven kunnen.
Art. 2. De vacantiën worden door Burg. en Wetli., na de Commissie
der Bewaarscholen gehoord te hebben, geregeld.
Art. 3. Gedurende de laatste volle week van elke maand kunnen
nieuwe leerlingen worden ingeschreven.
Art. 4. In het begin van de maanden April en October worden
de ingeschreven leerlingen geplaatst; tusschcntijds kunnen nieuwe
leerlingen worden toegelaten voor zooverre er voldoende ruimte is.
Art. 5. Kinderen, die den leeftijd van drie jaren bereikt hebben,
kunnen ingeschreven worden.
Art. 6. Bij de inschrijving wordt het bewijs van geboorte-inschrij
ving vertoond.
Art. 7. Kinderen, die den leeftijd van zes jaren bereikt hebben,
worden ontslagen, zoodra zij tot de openbare lagere school, die zij
bezoeken zullen, toegelaten kunnen worden.
Art. 8. De ouders of hunne plaatsvervangers zorgen, dat de kinderen
rein en zindelijk ter school komen.
Onreine kinderen kunnen voor een bepaalden of onbepaalden tijd
worden weggezonden.
Art. 9. Kinderen, die aan kinkhoest lijden, worden tijdelijk ver
wijderd.
Art. 10. De ouders of hunne plaatsvervangers zorgen, dat de kinderen
des morgens voor 9 en des namiddags voor 2 uren in de school aan
wezig zijn.
Art. 11. Wanneer de kinderen door ziekte of eenig ander beletsel
verhinderd zijn de school te bezoeken, geven de ouders of hunne
plaatsvervangers daarvan intjjds kennis aan de hoofdonderwijzeres.
Art. 12. Kinderen, die bij herhaling de school willekeurig ver
zuimen, worden op last van de Commissie der Bewaarscholen door
de hoofdonderwijzeres voor een bepaalden of onbepaalden tijd van de
school verwijderd.
Toelichting.
De veranderingen, die wij bedoelen, komen in hoofdzaak neer op:
1°, De regeling der vacantiën.
2°. De aanneming en het ontslag der leerlingen.
3°. De bepalingen omtrent kinderen in wier woning eene besmet
telijke ziekte heerscht.
1°. De ervaring heeft geleerd, (fat het wenschelijk is verband te
houden met de vacantiën op de openbare lagere scholen der 3e en
4e klasse. Wanneer deze scholen stilstaan, is het moeilijk de kleintjes
op de bewaarschool te krijgen; de mcnschen houden hen dan liever
thuis. Het feit moge bevreemding wekken, het blijft niettemin een
feit. Bovendien is het moeilijk, om niet te zeggen ondoenlijk, in de
bewaarschool tamelijk ongestoord te werken, wanneer daarbuiten in
de onmiddellijke nabijheid van het gebouw een menigte kinderen,
die vacantie bebben, zich luidruchtig spelende vermaakt. Daar komt
bij, dat, niet zooals vroeger, de vacantiën der bedoelde scholen door
den Gemeenteraad, maar door de gezamenlijke hoofden, onder goed
keuring van twee autoriteiten, geregeld worden. Een en ander maakt
het wenscheljjk, dat de beslaande bepaling worde vervangen door:
"De vacantiën worden door Burg. en Weth., na de Commissie der
Bewaarscholen gehoord te hebben, geregeld."
2°. De aanneming van nieuwe leerlingen elke maand te doen plaats
hebben is, wederom blijkens de verkregen ervaring, aan bezwaar
onderhevig. In de laatste jaren zijn de opene plaatsen spoedig aan
gevuld, soms reeds dadelijk nadat de kinderen, die den leeftijd van
zes jaren bereikt hebben, tot de lagere scholen zijn overgegaan. Dit
jaar b. v. waren op 1 Mei alle plaatsen bezet. Zullen nu in de maan
den Juni, Juli, Augustus en September nieuwe leerlingen toegelaten
worden, dan moeten maatregelen worden genomen om de noodige
ruimte te zoeken. Het is zeer de vraag, of die gevonden zal worden
maar al mocht men hierin slagen, toch zouden er aan de uitbreiding
der lokalen belangrijke uitgaven zijn verbondeneen bezwaar, dat wjj
voor als nog hooger stellen dan dat een kind van drie jaren eerst
enkele maanden na het bereiken van dien leeftijd op de Bewaarschool
komt. Dit laatste is thans nog geene verkorting, maar slechts eene
verschuiving van den leertijd; immers evenveel maanden als het kind
na den 3en verjaardag op de bewaarschool komt, evenveel maanden
mag het er na den 6en verjaardag blijven. Op dezen grond bevelen
wij aan, dat de tijd van aanneming en ontslag ongeveer gelijk vallc
met dien der lagere scholen van de 3e en 4e klasse. Voor die kin
deren, welke naar de openbare scholen der 2e klasse gaan, achten wij
geene bijzondere bepalingen noodig; evenmin voor de kinderen, die
eene bijzondere school zullen bezoeken. Wij brengen hen onder de
uitzonderingen.
Laten wij hier bijvoegen dat het de bedoeling is ook tusschcntijds
nieuwe leerlingen te plaatsen, wanneer er voldoende ruimte is.
3°. Na de invoering der wet van 4 December 1872 (Stbl n°. 134)
vervallen, naar wij meenen, de bepalingen der Gemeente-verordening,
voor zoo verre deze dezelfde onderwerpen regelen, in dit geval de
bepalingen omtrent de inenting en de besmettelijke ziekten.
Nu de wel heeft uitgemaakt, welke ziekten besmettelijk zijn, ver-
oorloovcn wij ons de vrijheid eene bepaling omtrent het weren van
kinderen, die aan kinkhoest lijden aan te bevelen. Indien dit weren
niet noodig ware om besmetting te voorkomen wat zeker niet is
uitgemaakt dan is het nog noodig om de stoornis weg te nemen,
die een enkele aan dien hoest lijdende leerling in de school ver
oorzaakt.
Overigens is de Gemeenteraad bevoegd gebleven dit onderwerp te
regelen krachlens art. 29 der aangehaalde wet, luidende als volgt:
Provinciale- en Gemeentebesturen behouden de bevoegdheid lot het
vaststellen van reglementen of verordeningen tot voorkoming, wering
of beteugeling van besmettelijke ziekten, voor zoover zij niet in strijd
zijn met de bepalingen dezer wet.
N°. 141.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
30 Juni6 Juli 1889.
N°. 143. Leiden, 11 Juli 1889.
Onder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe Ver
gadering in overweging aan Johanna Maria Van Wijk, weduwe Veld-
huyzcn eervol ontslag te verleenen als Stads-Vroedvrouw met ingang
van 1 Augustus a. s.
Wat het verzoek betreft om eene personeele toelage, stellen wij U
voor daarop afwijzend te beschikken ook op grond dat sedert eenigc
jaren de pensionneering van gemeente-ambtenaren is geregeld en de
adressante in der tijd niet tot het pensioenfonds is toegetreden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de ondergeteekendc,
Johanna Maria Van Wijk, weduwe Veldhuyzen, Stads-Vroedvrouw, dat
zij verzoekt uit genoemde betrekking te worden ontslagen.
Zij doet dit verzoek, omdat het na meer dan 50-jarigen dienst haar
t hans op haar 85e levensjaar onmogelijk is, de aan hare betrekking
verbonden plichten behoorlijk waar te nemen.
Zij veroorlooft zich tevens tot U de bede te richten dat het U
moge behage haar, hoewel zij op pensioen geen recht heeft, eene
persoonlijke toelage te schenken, gedurende de weinige jaren, die
haar nog te leven overblijven.
't Welk doende enz.,
Leiden, den 6 Juli 1889. J. M. Van Wijk.
Leiden, 10 Juli 1889.
In antwoord op Uwe missive begeleidende het verzoek om ontslag
als Stads-Vroedvrouw door de wed. Veldhuyzen ingediend, heb ik de
eer U in overweging te geven het gevraagde ontslag eervol te ver
leenen.
Aan HH. Burg. en Weth. De Praelector in de Verloskunde,
der gemeente Leiden. H. Treub.
N°. 143. Leiden, den 13 Juli 1889.
Naar aanleiding van het bij besluit van Uwen Raad dd. 14 Maart
aan den heer Dr. W. G. C. Bijvanck, met ingang van 1 September.
1889 verleend eervol ontslag als leeraar in de Geschiedenis en Aard
rijkskunde aan het Gymnasium alhier, hebben wij de eer U hier
nevens aan te bieden eene lijst van sollicitanten, die zich, tengevolge
van twee door ons in verscheidene dagbladen geplaatste oproepingen
aanmeldden, benevens de door hen overgelegde stukken. Een der
sollicitanten, de heer J. Branbergen heeft zijne sollicitatie ingetrokken.
Na rijpe overweging en op grond van betrouwbare inlichtingen,
achten wij in overleg met den Rector van het Gymnasium, den heer
K. Wieringa, leeraar aan het Gymnasium te Gorinchera in alle op
zichten het meest aanbevelenswaardig.
Ook de heer Inspecteur der Gymnasia, van wiens desbetreffend
advies wij hierbij een afschrilt overleggen, kan zich hiermede volkomen
vereenigen.
Ten einde aan eene door den Inspecteur, naar aanleiding eener
letterlijke opvatting van art. 17 1 der wet op het Hooger Onder
wijs, gemaakte opmerking gevolg te geven, voegen wij aan den naam
van den sollicitant, aan wien wij de voorkeur geven, nog een
tweeden.
Mitsdien hebben wij de eer U de navolgende aanbevelingslijst van
benoembaren voor de open te vallen betrekking aan te bieden:
1°. K. Wieringa, leeraar aan het Gymnasium te Gorinchem,
2°. J. F. Niermeycr, onderwijzer aan de Rijksnormaalschool te
Hoorn.
Aan den Gemeenteraad Curatoren van het Gymnasium te Leiden,
te Leiden. C. Cock, President.
O. W. Sipkes, Secretaris.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.