verbruikers. Bovendien leveren wij nog gas voor straatverlichting, gevangenis enz. Dat verbruik is tamelijk wel hetzelfde gebleven, behalve voor liet detentiebuis onder Uegstgeest waar het gasverbruik belangrijk is vermeerderd tengevolge van het overbrengen der ge vangenen uit Hoorn. Ik kan dus niets anders verwachten dan dat de Raad bij de stemming over het amendement consequent zal blijven vasthouden aan zijne vroegere meening. De heer Cock. M. d. V.! Na hetgeen ik reeds bij den aanvang der discussie zeide, dat ik moedeloos het woord nam, zal het u ook niet verwonderen dat ik niet zal antwoorden op hetgeen door u is aangevoerd tegen mijne argumenten, die ik tegen uw voorstel in het midden heb gebracht. Zij waren anders gemakkelijk genoeg te weder leggen, ik wil verder over de zaak niet napleiten. Een enkel woord slechts over hetgeen door U is aangevoerd naar aanleiding van wat ik zeer accidenteel zeide over het amendement van den heer Du Rieu. M. d. V.! U hebt mij aangevallen vóór dat ik aangevallen moest worden. Ik heb niet gezegd althans tot nu toe niet dat ik vóór het amendement zou stemmen, ik heb alleen de mogelijkheid daarvan in het vooruitzicht gesteld, zeggende, dat het best mogelijk was, dat ik het halve ei voor den leegen dop zou kiezen. Maar nu wil ik wel verklaren dat ik na eenig beraad besloten heb er voor te stemmen, zoodat ik in zooverre thans niet langer ontijdig ben aange vallen. Wat verder betreft hetgeen ik in die bewuste schoolquaestie heb gedaan, ik vind mij daarin volkomen consequent of inconsequent zooals u wilt. Ik voor mij echter durf gerust zeggen: consequent, althans consequent met wat ik heden denk te doen. Immers van ouds ben ik een sterk voorstander van verhooging der schoolgelden voor kinderen van betrekkelijk gegoede ouders. In dezen Raad zag ik echter geen kans ooit daartoe te komen. Toen dus het voorstel van de heeren De Gocje e. a. kwam, waartegen ik in hoofdzaak was en nog ben, heb ik desniettegenstaande vóór dat onderdeel van dat voorstel gestemd, dat bedoelde schoolgelden betrof. Het meerdere niet kunnende verkrijgen nam ik het mindere. Doch al ware ik incon sequent, bij mij gaat het zoo ver niet dat ik zou zeggen: vivent les principes, périsse le monde. De Voorzitter. Mag ik den heer Cock op dit enkele punt ant woorden! Hij zegt, dat ik hem naar verkiezing consequent of in consequent mag noemen. Hij houdc mij dus ten goede, dat ik, van zijn verlof gebruik makende, hem inconsequent noem. Hij herinnert zich blijkbaar niet juist meer wat bij de behandeling van die voorstellen is voorgevallen. Ik acht mij verplicht zijn ge heugen te gemoel te komen. Ik stelde toen voor dat de Raad eerst over het beginsel zoude beslissen; dit voorstel werd bestreden met het argument dat wellicht sommige leden vóór het beginsel zouden stemmen met het oog op het eene voorstel, anderen omdat zij een der andere voorstellen wilden steunen, zoodat het geval denkbaar was, dat de meerderheid vóór het beginsel was en toch de voor stellen successievelijk werden verworpen. Toen heeft de heer Cock gezegd: »Ik verkeer juist in dat geval!" Hij heeft toen, zijne af keuring over de voorstellen in het algemeen te kennen gevende, de uitzondering gemaakt voor het onderwijs, die ik straks mededeelde. Dit is de juiste toedracht der zaak: daarenboven heeft de heer Cock destijds, zooals ik ook reeds zeide, mij op de meest positieve wijze gezegd, dat hij legen het beginsel was om de omwonenden een hon geren prijs te doen betalen en daarbij zelfs gezegd dat het hem zoo enorm veel genoegen deed, dat Burg. en Welh. er zich zoo krachtig tegen verzetten. En wanneer hij nu toch vóór het amendement van den heer Du Rieu stemt, dan neem ik de vrijheid nu hij mij toch de keus gelaten heeft hem zeer inconsequent te noemen! De heer Cook. Toen wss het eene geheel andere zaak; er was geen sprake van den gasprijs te verlagen voor allen, maar daarvan uit te zonderen de omwonenden, zoo als het amendement wil. Er was sprake van een bestaanden prijs, die voor om- en inwonenden jaren lang dezelfde was geweest, ten opzichte van de omwonenden bij uitsluiting te verhoogen. De Voorzitter. Er was toen, even als nu, sprake van om de om wonenden meer te laten betalen dan de inwonenden en daarover gaf de heer Coek mij op de ondubbelzinnigste wijze zijne afkeuring te kennen. De heer Du Rieu. Ik begrijp, M. d. V.! dat u met leedwezen mijn amendement gehoord hebt, maar u zult ook begrijpen, dat ik met leedwezen gezien heb, dat nadat indertijd het voorstel van de heeren De Goeje c. s. was afgestemd het bouwen van goedkoope woningen op de grenzen der gemeente ook is toegenomen. Ik zou op de zaak niet zyn teruggekomen als de gelegenheid zich niet had voorgedaan, om thans de bewoners onzer gemeente tegen dit kwaad eenigermate te beschermen. Door u is met cijfers aangetoond, dat het debiet van het gas is toegenomen sints men den prijs van het gas van 8 op 6 cents gebracht heeft; en ik geloof, dat dit eveneens het geval zal wezen, als men thans weer tot eene verlaging overgaat in de gemeente, terwijl de consumptie buiten de gemeente zeker wel niet zal afnemen, als men den prijs daar op 6 cents laat. De heer Fockema Andreae. Slechts een enkel woord, M. d. V.! In de eerste plaats eene opmerking om den heer Cock gerust te stellen, die gewezen heeft op het belangrijk advies door de Commissie voor de Gasfabriek bij eene vorige behandeling van de zaak uitgebracht. Ik kan hem de verzekering geven, dat de Commissie van Financiën van dat advies heeft kennis genomen, 't Is ons echter voorgekomen dat wat na de aanneming van de toenmalige voorstellen geschied was, de meerderheid van de Commissie voor de Gasfabriek in het ongelijk had gesteld, en dat de argumenten toenmaals vóór de verlaging van de gasprijs aangevoerd, juist waren gebleken te zijn, en dat die ar gumenten op dit oogenblik, waar het eene nieuwe verlaging geldt, dezelfde kracht kunnen hebben die zij hadden bij eene vorige ge legenheid. Dit over de zaak au fond. Wat betreft het amendement van den heer Du Rieu, behoef ik wel niet te zeggen, dat ik ook in dit opzicht gestemd ben voor eene on gelijke behandeling van buitenwonenden en inwonenden. Ik behoef slechts te herhalen wat bij de behandeling van de voorstellen van de heeren De Goeje c. s. door de Commissie van Financiën met mijne volle instemming is geadviseerd, dat namelijk de gemeente die een eigen gasfabriek heeft, op een geheel ander standpunt staat tegenover de buitenwonenden dan tegenover de inwonenden. Tegenover de laatsten is de gemcentefabriek verplicht te behartigen de belangen der verbruikers, maar tegenover eerslgenoemden heeft de fabriek uitsluitend hare eigen belangen te behartigen, want de behartiging van de belangen der omwonenden is niet aan den ge meenteraad van Leiden opgedragen. Wat aangaat de statistiek door U, M. d. V.l aangehaald, meen ik wel eenigermate te mogen twijfelen of daaruit nu juist een argument te putten is om de vermeerdering van het gasverbruik in de omlig gende gemeenten toe te schrijven aan verlaging van prijs. Want juist in het tijdvak waarover uwe statistiek loopt, zijn er in die ge meenten onlzachelijk veel huizen bijgebouwd. Het vermeerderd gas verbruik is derhalve meer te wijten aan het feit dat het getal om wonenden zoo aangegroeid is. Daardoor valt het ook te verklaren waarom het gasverbruik wel gestegen is in de gemeenten Oegstgeest en Zoeterwoude en niet in die mate te Leiderdorp, raeerendeels toch staan de nieuw aangebouwde huizen in de twee eerstgenoemde ge meenten. De heer De Sturler. M. d. V.l Naar aanleiding van het gespro kene door den heer Fockema Andreae zoude ik gaarne het woord hebben. De heer Fockema Andreae heeft gezegd dat de Gemeente gasfabriek tegenover de omwonenden in eene andere positie staat als tegenover de inwonenden, omdat zij bij eerstgenoemden slechts haar eigen belang had te behartigen. Mijns inziens zal zij juist haar eigen belang behartigen, door zoo veel mogeljjk haar debiet uit te breidentegen een prijs waarop nog al wat te verdienen valt. Ieder industrieel, in casu hier de gemeente, zal en moet zoo handelen. Het argument van den heer Fockema Andreae begrijp ik dus niet goed. De heer Fockema Andreae. Ik heb alleen te herhalen wat bij de vorige discussie door de Commissie van financien is geschreven. Ik ben niet overtuigd dat de gasfabriek grootere winsten zal maken naarmate de prijs van het gas meer verlaagd wordt. Ik acht het zeer denkbaar dat wij met betrekking tot de buitengemeenten grootere winst zullen maken wanneer wij daar den prijs houden op 6 cents, dan wanneer wij dien brengen op 5 cents, omdat de verbruikers aldaar mcerendeels zijn menschen van zoodanige positie, dat zij ons gas niet zullen weigeren al blijft het 6 cents kosten. De heer Zillesen. M. d. V.l Toen ik de voordracht van Burg. en Weth. gelezen had, om tot verlaging van den gasprijs over te gaan, en daarna het goedkeurend advies van de Commissie van Financiën, heeft het mij alleen getroffen, dat er geen rekening gehouden was met de kolenprijzen. 't Was toch van algemeene bekendheid, dat na de indiening van het voorstel de prijzen van de kolen gerezen waren en had ik daaromtrent een vraag willen doen, maar u heeft daarop al bij voorbaat geantwoord door te verklaren, dat de winst van de gasfabriek dit jaar lager zal kunnen worden in verband met de stijging der steenkolenprijzen. De heer Cock heeft, geloof ik, zelfs gesproken van een verschil van ruim 100 pCt. dat vroeger zou bestaan hebben maar wat wij van u gehoord hebben, was nogal opbeurend. Nu weet ik wel, dat 't moeilijk is om in de toekomst te lezen, maar ik zou u toch wel willen vragen, of uwe raming gebaseerd is op een contract, dat voor één of voor meerdere jaren geldt, en 't u ook bekend is, of er uitzicht bestaat, dat de prijzen stationnair zullen blijven? In het tegenovergestelde geval zou het gevaarlijk zijn, om tot prijsverlaging over te gaan! De Voorzitter. De berekening die ik mededeelde, berust op de laatste aanbesteding en deze geldt voor één jaar. Bij de indiening van ons voorstel hadden wij op de prijsverhooging wel eenigszins, maar niet in die mate gerekend; de uitslag was ongunstiger dan wij verwacht hadden en daardoor zijn wij tot het lagere winstcijfer gekomen. Het is niemand gegeven de toekomst met juistheid te voorspellen ook wat betreft de prijzen der kolen; maar er bestaat, geloof ik, meer kans op eene aanstaande verlaging dan op eene verhooging. De tegen woordige verhooging is het gevolg van wat de Engelschen geloof ik noemen een »corner"; het kwade effect daarvan is gewoonlijk van tijdelijken aard, maar vooraf is er niets met zekerheid van te zeggen. Mochten evenwel de kolenprijzen nog meer stijgen, zoodat er geen winst meer gemaakt konde wordendan zouden wij natuurlijk voorstellen den gasprijs weer eenigszins te verhoogen. Maar zooals de zaken nu staan, kunnen wjj zeker gerust tot Maart 1890 in zee gaan. Hetgeen door den heer Fockema Andreae werd gezegd, is reeds door den heer De Sturler weerlegd. Ik zou de stelling van den heer Fockemae Andreae eene staathuishoudkundige ketterij durven noemen. Ik geloof dat het vaststaat, dat eene verlaging van den prijs van een artikel welks verbruik nog voor zeer groote uitbreiding vatbaar is, aanleiding geeft tot grooter debiet, zoodat men met vele, zij het ook kleinere, winsten toch tot grootere winst kan komen. Feitelijk betalen daarenboven de omwonenden reeds meer dan de ingezetenen voor het gas, ook al betalen zij denzelfden eenheidsprijs, omdat de winsten van de gasfabriek niet hun, maar alleen den inge zetenen van de gemeente ten goede komen. Verder heeft de heer Fockema Andreae beweerd dat de inwoners der buitengemeenten waarschijnlijk toch wel gas zouden hebben ge nomen. Het is best mogelijk; maar dat is de bekende aardigheid dat het moeielijk is te zeggen wat gebeuren zou, als iets wat niet gebeurd is, wel was gebeurd. De waarschijnlijkheid pleit echter tegen hem. Het ligt toch, dunkt mij, voor de hand dat de lagere prijs veel meer menschen in de gelegenheid stelt van een zeker artikel gebruik te maken dan de hoogere. Wat nu betreft de opmerking van den heer Du Rieu, ik verwonder er mij volstrekt niet over dat hij niet van gevoelen is veranderd, omdat de Raad met een groote meerderheid zich in tegenovergestel- den zin heeft verklaard. Maar juist omdat de Raad zich zoo positief over het beginsel had uitgelaten, had ik niet verwacht dat hy opnieuw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 3