door bijzondere omstandigheden voor liet lidmaatschap van dezen
Raad bedankt.
Nu iets wat mij persoonlijk betreft. Bij al de bezwaren die er
legen verlaging van den prijs bestaan, komt er, wat mij betreft,
nog een bezwaar bij. Ik zal den hoeren niet behoeven te zeggen
wat dit is. Zij weten toch dal ik zeer ontevreden ben over de
qualilcit van het gas of liever over de lichtsterkte daarvan. Welnu!
Zoolang als die qualiteil niet verbetert, ben ik ook niet van plan
voor prijsverlaging te stemmen, evenmin als ik ook van plan ben een
cent te geven voor eene evcntueele uitbreiding der Gasfabriek, zoolang
de lichtsterkte, naar mijn bescheiden oordeel althans, zoo slecht blijft.
Men bestede het geld, dat men zonder de prijsverlaging boven de
geraamde winst meent te zullen overhouden, in de eerste plaats aan
verbetering van het fabrikaat, dal wil volgens mijne bedoeling zeggen:
aan vermeerdering der lichtsterkte van het gas. Ik voor mij heb de
overtuiging dat die lichtsterkte zeer zwak is. En in die meening sla
ik niet alleen. Het zal aan de meeste leden van den Raad wel
opgevallen zijn dat zoowel in 1877 als in 1885 na de verlaging van
den gasprijs, met uitzondering van cenige groote industrieclen, het
groole deel der gasverbruikers vrij onverschillig was omtrent die ver
laging. Hunne dankbaarheid bepaalde zich tot een minimum en was
eigenlijk gelijk aan nul. En vroeg men de reden daarvan, dan was
het antwoord: Och! die prijsverlaging geeft toch niets, het komt
altijd op hetzelfde neer, blijkens de opgedane ondervinding; aan het eind
van de maand is onze rekening ongeveer gelijk aan de vroegere;
het blijkt dan, dat wij tegen wat minder prijs wat meer gas hebben
gebrand. Zij willen daardoor waarschijnlijk zeggen: och wij begrijpen
ook, dat er toch eene redelijke winst moet worden gemaakt, welnu
de heeren zorgen er dus wel voor, dat als wjj wat minder betalen,
wij ook wat meer moeten gebruiken. Ofschoon ik nu die meening
niet wil deelen, herhaal ik, dat zoolang bet gas niet beter is. ik ook
den prijs met geen cent wil verlagen.
Zooals de aanvankelijke berekening was, zou de winst na prijsver
laging ongeveer f 70.000 bedragen, en zonder de prijsverlaging zou
zij f 92.000 (in ronde cijfers) beloopen, een verschil van ongeveer
f 22.000. Die som van f 22.000 wenschte ik eerst gebruikt te zien
tot verbetering van bet gas. Een winst van f 70.000 noein ik zeer
mooi, en wanneer, nadat het gas voldoende zal zijn verbeterd en eene
behoorlijke lichtsterkte zal hebben verkregen, het dan nog blijken
mocht, dat het gebruik blijft toenemen en de winst aanmerkelijk
boven de f 70.000 stijgt, zal ook ik bereid zijn tot eene prijsverlaging
over te gaan,
Ik herinner mij een tijd het is lang geleden en ik was jong
lid van den Raad, dat wij ook mooie winsten van de gasfabriek
maakten. De heer Timmerman was toen directeur; hij had geen
speciale studie van het gaswezen gemaakt, en hij had voor die studie
evenmin Delft als Utrecht bezocht. De prijs was natuurlijk veel
hopger dan nu, maar de kwaliteit van het gas toen zoo uitstekend
als ergens in Nederland. Toen stak ik die winsten uit de gasfabriek
gaarne in mijn zak dat wil zeggen: in den gemeentezak, want
ik wist, dat er uitstekend gas geleverd werd. Ieder was toen
tevreden; men had goede waar voor goed geld en de stad had eene
goede winst.
Nu heb ik echter die overtuiging niet meer, nu men zoo veel min
der ik geloof zoo wat de helft betaalt. Ziet u, M. d. V.! als
men winsten maakt, waartegen op zich zelf zeker geen bezwaar is
in te brengen, maar waaraan toch zoo'n héél klein vlekje kleeft, dan
zijn mij die winsten veel minder aangenaam. Het voordeel der prijs
verlaging gaat voor mij dan geheel verloren.
Ik zal echter in dezen geest geen motie indienen (want ik weet
vooruit, dat het zonder succes zou wezen), namelijk eene motie om
de som van f 22.000 uit de winsten, als proef, tot verbetering van
de kwaliteit van het gas te besteden. Ik zal er mij bij gevolg toe
bepalen mijn stem niet aan het voorstel van Burg. en Welh. te
geven. Mogelijk zal ik echter wel vóór het amendement-Du Ricu
kunnen stemmen, want, zooals een volksspreekwoord zegt, beter een
half ei dan een leege dop; als men niet alles krijgen kan, dan moet
men zich tevreden stellen met het weinige dat men verkrijgen kan.
Geef ik mijn stem aan dat amendement dan wensch ik niet geacht
te worden in te stemmen met het principe, dat ten grondslag lag aan
het bekende voorstel van de heeren de Goeje, Was en anderen, strek
kende om de omwonenden meer te doen betalen dan de inwonenden
in de diensten, die onze gemeente hun presteert. Tegen dat voorstel
in principe heb ik mij indertijd duidelijk verklaard. Indien ik het
amendement mocht steunen, zal het alleen zijn omdat ik, inziende dat
het mij onmogelijk zal zijn eene verlaging der gasprijzen voor alle
verbruikers tegen te gaan, mij zal moeten tevreden stellen met dit
te doen ten opzichte van eenige weinige omwonenden.
De heer De Sturler. Aan den heer Cock zoude ik willen vragen,
welk soort photometer hij gebruikt om de lichtkracht van het zoo
genaamde slechte gas te constateeren.
De heer Cock. Die mij gegeven is door de natuur.
De Voorzitter. Ik zal zeer kort zijn. Niemand toch zal eene
breedvoerige wederlegging van mij verwachten van hetgeen door
den heer Cock is gezegd. Die geachte spreker heeft zich beroepen
op de discussiën van 1885 en op het oordeel van de toenmalige
meerderheid van de Commissie voor de Gasfabriek. Ik meen toen
de meening van die meerderheid voldoende te hebben weerlegd.
Ik wil alleen dit releveeren, dat de meerderheid der Gascommissie
destijds zeer in twijfel trok of, zooals door de minderheid der Com
missie met Burg. en Weth. werd verwacht, de winst die toen door
prijsverlaging werd opgeofferd, wel spoedig door vermeerdering van
verbruik zoude zijn ingehaald. De ondervinding heelt echter be
wezen dat in 1887, dus 2{ jaar na de prijsverlaging, de winst reeds
die van 1884, liet jaar vóór de verlaging overtrof.
Nu kan de heer Cock bezwaarlijk meer eerbied en achting hebben
voor de bekwaamheden van de door hem genoemde twee heeren,
dan ik. Dit neemt echter niet weg dat de ondervinding heeft geleerd,
dat wij destijds de zaak beter hebben ingezien dan zij; dat wij,
zooals die heeren toen beweerden, niet waren optimistisch, maar zij
integendeel pessimistisch.
Ook wat betreft de geringe lichtsterkte, waaraan de heer Cock de
vermeerdering van winst toeschrijft, kan ik zeer kort zijn. De sterkte
die hel licht moet hebben is door den Raad bcpaalJ. Nu staan tegen
over de observaties door bevoegde personen met goede daarvoor
speciaal gemaakte instrumenten, genomen, niets anders dan de ob
servaties door den heer Cock genomen met de instrumenten hem
door moeder natuur toebedeeld. Wanneer men echter zooals met
den heer Cock, zoowel als met mijzelvcn het geval is, een zeker
aantal kruisjes achter den rug heeft, dan zal men moeten toegeven,
dat die instrumenten wel iets aan bruikbaarheid of vertrouwbaarheid
verliezen. Het is een opmerkelijk feit dat wij steeds bij elke prijs
verlaging van het gas hebben hooren bewerenja, de prijs wordt
wel verlaagd en het verlies wordt wel spoedig weer ingehaald door
het toenemend verbruik, maar het gas wordt telkens slechter; en die
meerdere opbrengst spruit alleen daaruit voort, dat de gasverbruikers
genoodzaakt worden voor hetzelfde licht, meer gas te gebruiken.
Wanneer men nu echter nagaat hoe dikwijls reeds zulk eene prijs
verlaging heeft plaats gehad, dan moest men, als die redeneering juist
was, wel tot het resultaat komen dat wij thans in het donker zouden
zitten.
Nu beroept de heer Cock zich op den tijd toen de heer Timmermans
aan het hoofd der gasfabriek stond. Ik heb nooit eenige aanleiding
gehad om de verdiensten van dien heer te verkleinen en, wat ik
nu zeg heeft dan ook niet die bedoeling; maar in dien tijd werden
er in 't geheel geen observaties genomen, dan die welke men, evenals
de lieer Cock nu, met de door de natuur geschonken instrumenten
nam. De heer Timmermans kwam in 1848 aan de fabriek en wij
schrijven thans 1889; de heer Cock was derhalve toen 40 jaren
jonger en hij kan het gas toen wel veel beter gevonden hebben dan
nu, omdat toen zijne instrumenten tot waarneming beter waren. Destijds
stelde men daarenboven de eischen niet zoo hoog als tegenwoordig.
De normaal lichtsterkte in Engeland, waar al zeer spoedig van Regee-
ringswege bepalingen omtrent de lichtsterkte werden gemaakt, was
aanvankelijk slechts 12 kaarsen; maar zooals met vele andere
zaken het geval is, de eischen zijn langzamerhand gestegen en gaan
deweg is ook daar de lichtsterkte op minstens 16 kaarsen gesteld.
Zoolang de heer Cock niet kan aantoonen dat de observaties die
op 16 a 17 kaarsen sterkte wijzen, niet deugen, lioude hij mij
ten goede dat ik zijne observaties, die hij alleen met zijne oogen
verricht, zonder eenig instrument, niet voor deugdelijker houd, dan
die welke aan de fabriek met de daarvoor bestemde instrumenten
worden genomen.
En nu nog een enkel woord over het amendement van den heer
Du Rieu.
De voorsteller zal wel begrijpen, dat ik het met groot leedwezen
gehoord heb; ik had gedacht en gehoopt, dat men niet opnieuw die
kwestie van de in- en omwonenden in discussie had gebracht. Na
al hetgeen over die zaak reeds is voorgevallen, geloof ik, dat iedereen
den wensch koesterde, dat ze voor goed van de baan was. De Raad
heeft zich indertijd met een zeer aanzienlijke meerderheid tegen het
beginsel, waarvan de geachte voorstellers uitgingen, verklaard; de
voorstellers hebben toen hun voorstel ingetrokken, en daarmee hoopte
men, dat de kwestie was afgedaan.
Dat de heer Cock misschien toch met het amendement zal meegaan,
heeft mij hij houde het mij ten goede in hooge mate verwon
derd. Hij heeft zich tegen mij persoonlijk zoo pertinent over het
beginsel uitgelaten, over de voorstellen in zulke sterke bewoordingen
zijne afkeuring te kennen gegeven, dat ik allerminst van hem had
kunnen verwachten, dat hij nu nog een oogenblik zou aarzelen over
de stem die hij over het amendement-Du Rieu zou uitbrengen. Ondanks
die scherpe afkeuring heeft de heer Cock indertijd toch vóór de ver
hooging van schoolgeld op de H. B. School voor Meisjes gestemd;
hij heeft dat toen toegelicht met het argument, dat hij in het alge
meen vond dat het schoolgeld hier te laag was, waarbij hij echter
zeer nadrukkelijk eene uitzondering maakt voor de scholen voor on-
en minvermogenden, hetgeen hem echter alweder niet heeft belet acht
dagen geleden te stemmen vóór een amendement dat ten doel had
het schoolgeld voor minvermogenden te verhoogen!
Het pleit zeer voor de vindingrijkheid van den heer Cock, dat hij
een argument heeft bedacht om voor het amendement-Du Rieu te
kunnen stemmen.
Nu wil ik nog het volgende punt in herinnering brengen. Wij
hebben indertijd erkend toen het voorstel gedaan werd om den prijs
van het gas van 8 op 6 centen te brengen dat er werkelijk wat
voor te zeggen was, om die prijsverlaging niet op de omwonenden
toe te passen. Niettegenstaande een verlaging van prijs aanleiding
geeft tot een grooter verbruik, en tot het toenemen van het aantal
gasverbruikers konden wij niet ontkennen dat de aanneming van het
voorstel tengevolge zou hebben, dat de Inkomstenbelasting verhoogd
moest worden; dat dit voor de gasverbruikers geen bezwaar was,
omdat zij door de prijsverlaging wonnen, hetgeen zij door de Inkomsten
belasting verloren; dat de in Leiden wonende belastingschuldigen
daarentegen alleen het nadeel van de tijdelijke winstderving leden,
en de omwonenden daarentegen alleen het voordeel van de prijsver
laging genoten. Maar dit argument kan nu niet geldenwij behoeven
de Inkomstenbelasting niet te verhoogen Dus men heeft nu uitslui
tend te kiezen tusschen het beginsel, waarvan wij steeds zijn uitgegaan
en waarmee de Raad zich altijd heeft vereenigd, zelfs toen dit tegen
argument had kunnen gelden.
Met de ondervinding voor ons, dat de Raad zich steeds met eene
groote meerderheid in dat opzicht aan de zijde van Burg. en Weth.
geschaard heeft, zal de heer Du Rieu het mij wel ten goede willen
houden dat ik tot mijn leedwezen deze zaak opnieuw door hem ter
sprake heb zien brengen.
En dat ons beginsel om de omwonenden niet hooger te belasten
op goede gronden rust wensch ik met enkele cijfers aan te toonen.
Het gasverbruik door particulieren in Zoeterwoude, is sedert de
prijsverlaging van 1885 vermeerderd met 55TBT pCt. In Oegstgeest be
draagt die vermeerdering 148 pCt. In Leiderdorp is het verbruik na
genoeg stationair gebleven. Daar woont slechts een gasverbruiker.
Het totaal der vermeerdering in de drie gemeenten te zamen bedraagt
gemiddeld 109 pCt. En dit betreft uitsluitend de particuliere gas-