11 Kitting van Donderdag 14 Maart 1889 geopend 's namiddags le twee uren. Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen 1#. Voorstel betrekkelijk de belegging van gelden over den dienst 1888. (24 en 45) 2'. Verzoek van P. Zillesen, om vrijstelling van de betaling vau school geld, Hoogere Burgerschool voor Jongens. (39) 3'. Idem van het Departement Leiden der Maatschappij van Nijver heid omtrent het gebruik der tiymnastiekschool voor de Tentoon stelling. (40) 4°. Idem van Dr. W. G. G. Bijvanck, om ontslag als leeraar aan het Gymnasium en als lector aan de O. I. Instelling. (41) 5°. Voorstel betrekkelijk de huur van de Gymnastiekschool. (43) 6°. Verzoek van J. Van Schie, om eene stoep te leggen in de Morsch- straat. (47) 7*. Rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie. (38) Aanwezig waren 20 leden, als de heeren: Le Poole, Tieleman, Bool, Knappert, Zillesen Schneither, Kaiser, De Goeje, Hassclbach, Zaalberg, Verster van Wulverhorst, Fockema Andreae, Zaaijer, Du Ricu, Van Bullingha Wichers, Was, Juta, Van Hamel, Alma en de Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: De Sturler, Driessen, Koetser, Nijkamp, Van Reenen en Van der Hoevèn. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 28 Februari worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1°. Beschikking van de Ged. Staten dd. 25 Februari/1 Maartjl. B, n°. 392, (3e afd.) G. S., n'. 22, waarbij wordt goedgekeurd het Raadsbesluit van 14 Februari jl. tot het instellen van een rechts vordering tegen den pachter van grasgewas langs de Haarlemmer trekvaart. 2°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 25 Februari/1 Maartjl. B. n'. 381 (3e afd) G. S., n°. 81, ten geleide van de goed gekeurde Raadsbesluiten van 31 Januari en 14 Februari jl. tot afstand van een strook gronds van de Haarlemmertrekvaart aan W. J. Zwet sloot en tot onderhandschc verhuring van een perceel aan de Hoog- landsche kerk, aan de Wed. J. J. Abspoel geb. Van Overkleeft. 3°. Misssive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 25 Februari/1 Maartjl. B n°. 386 (3e afd.) G. S., n1. 55, houdende medcdeeling dat een bedrag van 641.20 te veel is uitgekeerd als subsidie in de kosten van het lager onderwijs over 1887. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verslagen over 1888, omtrent het Gymnasium, Van de Plaat selijke Schoolcommissie en omtrent het Middelbaar Onderwijs. Zullen in het Gemeenteverslag over 1888 worden opgenomen. 2°. Verzoek van I. Imans, om vergunning tot het doen dempen van een gedeelte Rijnsburgersingelsloot voor zijne woning aan dien singel n°. 9. 3\ Verzoek van O. P. Waller Zeper te Noordwijkom vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor zijn zoon Marius, leerling der Hoogere Burgerschool voor Jongens, wegens verandering van woonplaats. 4°. Verzoek van G. Bruggink, om vergunning tot het doen vernieuwen van eene schoeiing voor het perceel Haarlemmerweg n°. 29 en een brug voor dat perceel te doen veranderen in een dam. 5°. Verzoek van J. Kiek, betrekkelijk demping van een gedeelte der Rijnsburgersingelsloot. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. Nog wordt medegedeeld: Dat thans nog een bedrag van 89000 in prolongatie is belegd bij de Leidsche Bank. Aan de orde is alsnu: I. Voorstel betrekkelijk de belegging van gelden over den dienst 1888. (Zie Ing. St. n°. 24 en 45.) De heer Bool. M. d. V.! Het is niet zonder verbazing dat ik kennis heb genomen van het rapport van de Commissie van Financiën. Ik zal niet alle redenen, die ik voor die verbazing heb, niededeelen, maar ik meen toch het volgende te moeten doen opmerken. Dat rapport is een volkomen napleiten van de oppositie, die de Commissie van Financiën gevoerd heeft bij het aangaan van de con- versieleening ten vorigen jare. Zij erkent het zelf, want zij zegt in den aanvang van dat rapport: »Zij veroorlooft zich daaromtrent in de eerste plaats op te merken, dat in dit voorstel reeds eene rechtvaar diging ligt van haar verzet tegen het aangaan eener conversieleening voor een bedrag van f 600000." Of de Commissie wel erg heeft doorgedacht hij het nêerschrijven van die zinsnede, durf ik betwijfelen, want de gevolgtrekking ligt toch voor de hand, dat als haar verzet thans blijkt gerechtvaardigd te zijn, de Raad een zeer onrechtvaardig besluit genomen beeft, toen zij tot het aangaan van die leening is overgegaan. Nu moet ik hier in herinnering brengen dat het amendement van de Commissie, om de leening niet voor zes maar voor vijf- en een halven ton aan te gaan, door den Raad werd verworpen met 18 tegen 8 stemmen. Men is hier wel eens gewoon stemmingen te karakleriseerenwilde ik dat ook doen, ik zou hier ook kunnen spreken van een verplet terende meerderheid. En nu na zoodanige verwerping nog komen zeggen: »wij hebben toch gelijk gehad, en gij, Raad, hebt gedwaald" dat is zelfs een napleiten van een bijzonder soort. Verder zegt de Commisie: »Dat locb, terwijl eerst enkele maanden geleden eene leeniug is gesloten tegen een koers van 96 pCt., thans meer dan f 25000 moet worden belegd in boven pari staande schuld brieven, schijnt haar niet van zuinig financieel beleid te getuigen." M. d. V.! Ik zal over die verklaring men zou ze bijna eene beschuldiging kunnen noemen weinig zeggen, want ik geloof, dat de Commissie hier meer zegt, dan zjj wel bedoelt. Er is echter meer. Het rapport is niet alleen een napleiten van de gehouden discussiën over de leening, maar het is ook een rea- geeren tegen dat besluit, want de Commissie stelt als 't ware voor om op dat besluit terug te komen, daar zij in overweging geeft de som niet te beleggen, maar lot aflossing te besleden. Nu vraag ik of, wanneer men dit deed, de gemeente Leiden zich niet belachelijk zou maken in de oogen van het publick? Schier op hetzelfde oogen- blik, dat men eene leening sluit daarvan meer dan 25000 af te lossen, doelt bij mij werkelijk die vrees ontstaan. Bovendien acht ik het ook niet fair tegenover de houders der obligatiën. De Commissie telt dat bezwaar niet, omdat, zegt zij, de houders eer bevoordeeld dan benadeeld worden. Maar is dit niet al le zeer uitgaan van de veronderstelling, dat alle houders speculanten in effeklen zijn, terwijl er zeker velen onder zijn, die de obligatiën gekocht hebben als fondsen voor eene solide geldbelegging. Nu wat de berekening betreft. Het is waar, dat wanneer wjj voor de 25610 tegen een koers van 76 pCt. thans eene inschrijving op het Grootboek 2S pCt. koopen, wij slechts eene rente maken van 842.45. Lossen wij echter af, dan verkrijgen wij eene besparing van rente van 896,35 Wij zullen dus jaarlijks verliezen ƒ53,90, welk bedrag zelfs f 56,58 kan worden, wanneer wij 3 pCt. aankoopen, maar weer daalt bij 3* pCt. In het ergste geval loopt de gcheele quaestie bij niet aflossing derhalve over een jaarlijksch verlies van ruim 50. En dat verlies zullen wij dan te dragen hebben gedurende drie jaren ongeveer, want volgens de voorwaarden der leening zullen wij binnen de drie jaren ook nagenoeg eene som van 25000 geamortiseerd hebben. Nu vraag ik of om dit luttele verlies de waardigheid der gemeente kan medebrengen om te handelen zooals de Commissie van Financiën ons vqorstelt. Maar er is nog meer. Wij hebben de leening gesloten tegen 96 pCt., dat wil zeggen; dat men op elke 1000 40 heeft laten vallen, om die bij te betalen naar gelang het geleende bedrag wordt afgelost, waarvoor 80 jaren zijn gesteld. Gaat men nu evenwel dadelijk, zoodra de leening is gesloten, ruim 25000 aflossen, dan verspelen wij ook dadelijk 40 x 251000, zonder er iets voor te hebben. Dit heeft de Commissie geheel voorbij gezien. Ten slotte moet ik er nogmaals ernstig op wijzen, dat men zoo verkeerd doet Burg. en Weth. niet te vertrouwen wanneer er eene kleine som beschikbaar en voorhanden is. Dit laatste toch is inder daad in het belang der gemeente. Zooals wij straks uit de mede- deelingcn van den Voorzitter gehoord hebben, heeft de gemeente op dit oogenblik 89000 in prolongatie, waarvan dus nog altijd eene kleine rente wordt verkregen. Die som lijkt zeer groot, maar wanneer ik nu mededeel dat wij bij het begin van het volgende kwartaal, 1 April, zullen te betalen hebben 40 a ƒ50000. Voorts 22000 voor de nieuwe school, de helft van de geheele som ad ƒ44000 en voor nog andere betalingen eene som van f 18000, dan blijkt daaruit dat die voorraad geld niet zoo groot is, daar er al spoedig een groote bres in geschoten zal worden. Men handelt daarom verkeerd door een zeker wantrouwen te koesteren als er gelden voorhanden zijn want het is inderdaad in het voordeel der gemeente. Moet men toch kasgeld opnemen, dan, wij weten dit bij ondervinding, is dit wel de duurste operatie die men bedenken kan. Ik geloof om al die redenen dat het veel wenschelijker is om mede te gaan met het voorstel van Burg. en Weth. dan met dat van de Commissie van Financiën. De heer Van Hamel. M. d. V.! De Commissie van Financien heeft een oogenblik gevreesd en dit ook in hare Vergadering uitgesproken, dat wellicht haar voorstel tot deze buitengewone aflossing zou kunnen worden beschouwd als een reageeren tegen het Raadsbesluit van 10 November. Zij kwam evenwel tot de conclusie dat dit niet het geval kon zijn. Men stond voor het feit dat de leening was gesloten, daar aan viel dus niets meer te veranderen, maar men wenschte nu ge bruik te maken van de gunstige gelegenheid, dat er na het sluiten der leening zooveel meer beschikbaar was gekomen door de gelden die de Bank van Leening heeft teruggegeven. Bij de beraadslaging over de leening den 10 November was toch een der argumenten van Burg. en Weth, hetwelk wellicht nog enkele leden heeft doen be sluiten om met het voorstel van het Dagelijksch Bestuur mede tc gaan, dat men nog niet zoo geheel zeker was dat die gelden van de Bank van Leening zouden binnenkomen. Wij staan nu evenwel voor de medcdeeling, dat bij Burg. en Weth. 14000 beschikbaar is, afkomstig van de Bank van Leening, en nog een som, als winst uit de Gasfabriek, een totaal vormende van 25610. Burg. en Weth. zeggen zelf in hun rapport, dat die som van 14000 dienen zal tot: «Kapitaal belegging of aflossing van schuld, zoodat het voor dit doel bestemd bedrag in het geheel wordt 25610." En nu heeft de Commissie, met 't oog op den koers van aandeelen van de N. W. Sgemeend, dat het voordeeliger is thans af te lossen, dan inschrijvingen in het Grootboek te koopen. Mocht men nader hand weêr geld noodig hebben, kan men altijd gebruik maken van de voordeelige bepaling, dat men in vergelijk kan brengen hetgeen men meer heeft afgelost dan noodig was. Op die gronden is de Commissie van meening, dat haar voorstel voordeeliger is voor de gemeente, dan dat van Burg. en Weth. De heer Fockema Andreae. M. d. V. 1 't Zij mij vergund nog een enkel woord te voegen hij hetgeen reeds door den heer Van Hamel is gezegd. In de eerste plaats zij 't mij toegestaan een vermoeden te opperen omtrent de bevreemding van den geachten Wethouder

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 1