23 207 338 en daarbij blijven nog de meeste klassen sterker bezet dan wenscheljjk is. Men zal dus in weerwil van de opening der nieuwe school terstond reeds weder gebrek aan ruimte hebben. Daarentegen zullen op de scholen le klasse vele plaatsen onbezet zijn. Hieruit blijkt overtuigend dat de opening cener school met 10 schoolgeld en de verhooging van 't schoolgeld op de scholen 2e klasse onpraetisch zou zijn, daar het hoofddoel waarom de nieuwe school gebouwd is, niet vervuld zou worden, terwijl het geldelijk voordeel te gering is, om zulk eene ingrijpende verandering te rechtvaardigen. Men moet daarbij in 'toog houden, dat het geval geenszins ondenkbaar is, dat de ticnguldensschool spoedig gevuld en de stichting eener nieuwe school noodig zal zijn. Wij hebben nog niet eens van het paedagogisch be- zwaar gesproken, dat aan het slot van de missive der hoofden van dc scholen 2e klasse wordt behandeld en dat waarlijk niet gering is te achten. Op zijn zachtst beoordeeld zou een nieuwe classificatie als de voorgestelde een sprong in het duister zijn, waarvan de gevolgen niet berekend kunnen worden. Is nu de tegenwoordige inrichting inderdaad gebrekkig? Wij hebben gezien, dat zij de ervaring ten grondslag heelt, tiet verschil tusschen 16 f24) en 60 is inderdaad kleiner dan dat tusschen f 3 en ƒ16 (24). Verre het grootste gedeelte der ouders be taalt thans een schoolgeld evenredig aan hun inkomen; een ander groot gedeelte, dat iets meer zou kunnen betalen, sluit zich bij hen aan omdat zij tot denzelfden stand behooren. Wanneer men de lijsten nagaat, waarop hel beroep is vermeld van de ouders, wier kinderen de scholen der le en 2e klasse bezoeken, blijkt het, dat op de scholen der 2e klasse het meerendeel behoort tot den nijveren burgerstand, onderofficieren en lagere beambten, op die der le klasse tot dien der fabrikanten, welgestelde kooplieden, officieren en geleerden, die hunne kinderen voor Hoogere Burgerschool of Gymnasium bestemmen. De keuze der school wordt bij de ouders wel hoofdzakelijk door het schoolgeld bepaald, maar de bestemming der kinderen oefent daarbij een grooten invloed. Dit blijkt daaruit dat er op de scholen le klasse ziin wier ouders veel minder inkomen hebben dan eenigen, die hunne kinderen deels naar de scholen le klasse deels naar de scholen 2e klasse zenden. Wij hebben nog de vraag te behandelen, of het wenschelijk is, de nieuwgebouwde school volgens hare oorspronkelijke bestemming tot de vierde school der 3e klasse te maken, dan wel eene andere regeling voor dc scholen der 3e en 4e klasse in te voeren. De hoofden der scholen 3e klasse hebben de oprichting van één school met verhoogd schoolgeld 9, op verschillende gronden afgekeurd, maar stellen voor, van de tegenwoordige scholen 3e klasse ééne voor de 4e klasse te bestemmen, op de andere twee evenals op de nieuwe school f 7.5U te heffen. Met dit plan kunnen wij ons niet vereenigen. Als er, naar het oordeel der genoemde hoofden slechts 400 leerlingen op hunne scholen zijn, die 9 zouden kunnen betalen, hoe zou men dan ƒ7.50 kunnen vorderen van 1500 leerlingen, aannemende dal 387 naar de school 4e klasse zouden overgaan? En bovendien zou het in strijd zijn met het steeds gevolgd beginsel, dat de betaling van schoolgeld regel moet zijn, om bijna 400 leerlingen, voor welke nu betaald wordt, naar eene kostelooze school over te plaatsen, het is te betreuren, dat de gegevens, ons omtrent deze scholen verstrekt, in nauwkeurigheid en volledigheid ver bij die omtrent de scholen le en 2e klassen achterstaan. Wij vinden slechts de opgave dat op school n°. 1 vermoedelijk 120, op de school n°. 2 130 op school n'. 3 150 (zamen 400) leerlinger> zijn, waarvoor de ouders wel f 9 zouden kunnen batalen. De heer Wuyster zegt dat zijne schatting alleen op het uiterlijk voorkomen der kinderen berust. Evenwel heeft hij nog een staat gegeven van het beroep der ouders, wier kinderen bij hem ter school gaan. In hun voorstel laten de hoofden deze opgaven geheel los en gaan uit van de onderstelling, dat het getal kinderen voor wie f 7.50 kan betaald worden, de hellt bedraagt van al de leerlingen der scholen 3e en 4e klasse. Waarop die onderstelling steunt leeren wij niet. Waarschijnlijk ligt de waar heid in het midden en mogen wij dit getal op een derde begrooten. Inderdaad is het haast niet aan te nemen, dat het getal minver mogenden in den zin der wet, tweemaal zoo groot zou zijn als dat der onvermogenden. Er moet een groot gedeelte zijn. dat meer dan het minimum schoolgeld kan en wil betalen. Dit schijnt bevestigd te worden door den bovengenoemden staat van den heer Wuyster, Wij meenen derhalve dat men voor de nieuwe school en school n". 3 een schoolgeld zou kunnen invoeren zooals door de hoofden der scholen 3e klasse, is voorgesteld, van 15 ets. per week voor een kind, 20 ets. voor twee, 25 voor drie en 30 voor vier kinderen uit een gezin, met behoud van de heffing van 6 ets. op de scholen n en 2 Op die wijze zullen de verschillende scholen der 3e en 4e klassen regelmatig verdeeld zijn. Immers zoowel in het noordelijk als in het zuidelijk gedeelte der stad zal men aantreffen eene school 4e klasse (onvermogenden), één schol 3e klasse (minvermogenden) en eene school met een schoolgeld van f 7.50. Misschien kan men zich eerst nog door een nader onderzoek overtuigen van de kans van slagen, die deze verandering zou hebben. Mocht ook dan nog de uitslag niet aan de verwachtingen beantwoorden, dan zal het niet te moeilijk zijn, de twee afdeelingen weder tot eene klasse terug te brengen. De twee afdeelingen zullen alleen van el kaar moeten verschillen in het bedrag van het te heffen schoolgeld, niet in het te verstrekken onderwijs. Daardoor zal het gevaar, zoo al niet geheel voorkomen worden, dan toch zeer verminderen, dat leerlingen van de school 2e klasse naar de 15 ets. school zullen overgaan. Od grond van al het bovenstaande meenen wij den raad te moeten geven 1° Om de vrijheid der ouders in de keuze der school door leene bepaling te beperken; 2°. om voor de scholen 2e klasse het bestaande schoolgeld te handhaven; 3». om, b« wijze van proef, de vier scholen 3e kl. te splitsen in twee afdeelingen met verschillend schoolgeld. Aan HH. Burg. en Weth. De Plaatselijke Schoolcommissie, van Leiden O. Bierens de Haan, oorzitter. van L61d J. A. Van Hamel, Secretaris. Leiden, 15 Februari 1889. Naar aanleiding van Uw schrijven dd. 7 Februari jl. n°. 117, hebben wij dc eer U te berichten, dat dc Schoolcommissie in hare vergadering van 12 Februari overwogen heeft de vraag, of het geraden wordt geacht tot de verhooging van 't schoolgeld tot 15 ets. per week op twee scholen over te gaan, ook nadat uit eene fictief gehou ene in schrijving zoude z(jn gebleken, dat die twee scholen te zaïnen slechts zouden bevolkt worden met 680 kinderen. i De Schoolcommissie is van meening dat het wenschelijk blijft haar advies dd. 19 Januari jl. n°. 176 te volgen. Zij zoude gaarne zien, dat de voorgestelde proef wierd genomen door eene werkelijke in schrijving te houden. Het geringe aantal kinderen (60) dat van dc school 3e klasse n°. 2 (hoofd de heer Brouwer) zoude overgaan naar eene der twee scholen met verhoogd schoolgeld, vergeleken met de 150 kinderen van de school n°. 1 en vooral met de 470 van de school n°. 3, doet eenigen twijfel ontstaan omtrent de juistheid van opvatting der circulaire door de ouders of voogden. Doch ook al mocht de werkelijke inschrijving dc juistheid der fictieve bevestigen dan nog is de Schoolcommissie van oordeel, dat gaandeweg betere resultaten zullen worden verkregen. De hooiden der scholen kunnen vermoedelijk hunnen invloed ten deze wel in oefenen. en, daar elke overgangstoestand zijne bezwaren met zich voert, dient de maatregel eenigen tijd te werken om met juistheid beoordeeld te kunnen worden. Ter tegemoetkoming aan de vrees, dat beide scholen (nl. de b c scholen) spoedig overbevolkt zouden worden en dus de oprichting eener nieuwe school weldra noodig zou wezen, zoude in de betrekkelijke Verordening de bepaling kunnen worden opgenomen, »dat op de 15 ets. scholen ook minvermogenden voor 6 ets. kunnen worden opge nomen, bijaldien voor hen op de eigenlijke 6 cent scholen geen plaats meer was." Eindelijk zoude er nog een tijdelijk middel kunnen worden aange wend, hierin bestaande, dat, in geval van plaatsgebrek op de zesi cis, scholen, tijdelijk een of meer geheele klassen werden overgebracht in de vijftien cent scholen. De Schoolcommissie vindt derhalve geen termen tot wijziging van hare voorstellen, vervat in dezerzijdsche missive van 19 Jauuarijl. n°. 176. Aan HH. Burg. en Weth. van Leiden. De Plaatselijke Schoolcommissie, M. J. De Goeje, loco Voorzitter. J. A. Van Hamel, Secretaris. N4. 43. Leiden, 4 Maart 1889. Sedert geruimen tijd is het Gymnastieklokaal met de beide kleed kamers, open plaats voor de oefeningen, benevens aangrenzende onder wijzerswoning en tuin aan de Pieterskerkgracht alhier n°. 5 en 7, door de gemeente gehuurd eerst van den heer J. Kneppelhout en na diens overlijden van mevrouw W M. Van Braam, weduwe van den heer Kneppelhout voornoemd, onder de volgende voorwaarden. »1°. dat de huurders het recht zullen hebben om de gehuurde ge- bouwen aan anderen te verhuren of in gebruik te geven. 2°. dat de huurders zullen mogen gebruik maken van de toestellen en werktuigen voor gymnastiek en verder van het meubilair in het schoolgebouw en de kleedkamers aanwezig. 3°. dat van al de roerende goederen een inventaris, in duplo, zal worden opgemaakt en één exemplaar daarvan aan huurders en een aan (verhuurder) verhuurster zal worden uitgereikt. 4°. dat voor rekening der huurders zullen zijn de herstelhn0en aan de toestellen, aan de werktuigen en aan het meubilair. 5°. dat, wanneer een werktuig onbruikbaar wordt, een ander daar voor zal moeten worden in dc plaats gesteld voor rekening der dat de (verhuurder) verhuurster de gebouwen in behoorlijken staat van reparatie zal onderhouden. 7» dat de huurovereenkomst wordt aangegaan voor den tijd van vijf achtereenvolgende jaren, in te gaan den en zullende ^S^dat de huurders de bevoegdheid zullen hebben om na het ein digen van den huurtermijn de huurovereenkomst voor den tijd van vijf jaren te oontinueeren onder dezelfde voorwaarden en bepalingen en mits daarvan uiterlijk zes maanden te voren aan (den verhuurder) dc verhuurster kennis gevende, waarvan alsdan eene nieuwe over eenkomst zal worden opgemaakt. 9». dat voor huurprijs betaald zal worden de som van/1200 sjaars te voldoen in vier gelijke termijnen van drie honderd gulden, ieder op den 31 Maart, 30 Juni, 30 September en 31 December van ieder 10J°; dat door de huurders zullen worden voldaan alle belastingen welke volgens de wet voor rekening van huurders komen. 11°. da! bij het eindigen van de huurovereenkomst alle de losse en vaste werktuigen, zoomede het meubilair door de huurders m goeden staat zullen worden opgeleverd. Kiezende partijen ter uitvoering dezer domicilie ten Raadhuize der geDeeehuurprijs bedroeg in den aanvang 1000 'sjaars, doch is, zooals in de Raadszitting van 28 October 1878, bij de behandeling van de begrooting voor 1879 werd medegedeeld, met ingang van 1 Januau van laatstgenoemd jaar gebracht op f 1200 per jaar. Na de mededeeling dat het Gemeentebestuur de huurovereenkomst wederom met 5 jaren wenschte te verlengen onder de bestaande Toorwaarden en bepalingen in Juli 1883, verzocht wijlen de heer Kneppelhout art. 8 uit de voorwaarden te ligten, omdat hij d<:stijds het loornemen had na den afloop van den vijfjarigen huurtijd de gvmnastiekschool met overige localiteiten te verkoopen. Na gevoerde correspondentie, waarin dezerzijds werd aangetoond dat de gemeente bevoegd was, mits zes maanden te voren daarvan kennis gevende, de huur voor vjjf jaren te verlengen onder dezeljde i 11 11 onl.alnn VO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 5