21 van bezoekers tot zich trekken zal, dan waarvoor zij bestemd is. Zij zal aan de leerlingen der 2e klasse in het zuidelijk deel der stad eene gelegenheid openen ora gemakkelijker en goedkooper onderwijs te ontvangen, dan tot dusverre het geval is en het staat te wachten, dat dezelfde klasse van leerlingen mettertijd zich in 2 groepen splitst, waarvan de eene in de school aan de Langebrug en de andere in die op de Oude Vest eene plaats zal vinden. Financieel is dus deze regeling niet aan te bevelen. Na de overweging van de bezwaren, aan de oprichting van éene school met hooger schoolgeld verbonden, hebben de ondergeteekenden gemeend, een nieuw plan te moeten ontwerpen, dat zij de vrijheid nemen aan U ter overweging aan te bieden. Reeds sinds geruimcn tijd is de school der 4e klasse n°. 1 overbe volkt. Op den duur kan die toestand daar niet zoo blijven. Nu schuilt onder de leerlingen der 3e klasse een zeker getal, dat beter plaats nemen kon in de scholen der 4e klasse. De geringe prijs van 6 cent is daarvan de oorzaak. Wanneer nu het schoolgeld voor de scholen der 3e klasse verhoogd en de grens tusschen on- en min vermogenden daardoor verlegd werd, kon men 3 scholen voor de 4e en 3 scholen voor de 3e klasse bestemmen. De nieuwe school behoorde dan onder de 3e klasse en die in de Van der-Werfstraat onder de 4e klasse opgenomen te worden. Het schoolgeld op de scholen der 3e klasse te heffen zou dan kunnen zijn 15 cent voor èén kind per week, 20 cent voor 2 kinderen, 25 cent voor 3 kinderen en 30 cent voor 4 kinderen. Naar het gemeenschappelijk oordeel der ondergeteekenden zou dan eene regeling verkregen worden, die de school van de 4e klasse n°. 1 ten goede kwam en voorts aan elke gestelde voorwaarden voldeed 1°. aan ieder kind op geen te grooten afstand de gelegenheid ver schafte onderwijs te ontvangen; 2'. aan den wensch van die burgers, die op een fatsoenlijker omgang gesteld zijn voor hunne kinderen, te gemoet kwam en 3e financieel de gemeente voordeelig was In meer dan eene gemeente, o. a. in den Haag, Schiedam en Rotterdam is reeds sedert jaren een dergelijke schoolgeldhelfing vastgesteld, gelijk uit een onderzoek zal kunnen blijken. Mocht ten slotte door üw College de voorkeur gegeven worden aan één school met verhoogd schoolgeld, dan wenachen de onderge teekenden U in overweging te geven het schoolgeld aldus vast te stellen 1 kind per maand f 0.75 of f 9.in het jaar 2 kinderen elk 0.55 of 13.20 3 0.45 of 16.20 4 0.40 of 19.20 n Aan HH. Burg. en Wcth. De Hoofden der Openbare school der 3e kl. van de gemeente Leiden. A. Van der Harst. N. Brouwer. J. Wuyster. Leiden, 22 November 1888. In antwoord op Uwe missive van 17 November 1888, n°. 705 lieb ik de eer U mede te deelen, dat naar mijne schatting 150 leerlingen mijner school f 9 per jaar, of ƒ0.75 per maand zouden kunnen be talen. Ik wil daar evenwel bijvoegen, dat deze schatting voor de leerlingen op geen anderen grond steunt, dan op de kleeding, die zij dragen. Naar mijne bescheiden meening wordt een grondig onder zoek naar den maatschappelijken welstand der ouders en naar het aantal kinderen, dat zij te verzorgen hebben vereischt om met zeker heid te kunnen beslissen, hoeveel door hen voor het onderwijs hunner kinderen kan bijgedragen worden. Ik heb daarom reeds na het ont vangen Uwer eerste missive een staal opgemaakt van de beroeps bezigheden der ouders. Deze geeft een overzicht van klassen, waarin de ouders te huis belmoren en zal niet onwaarschijnlijk aan een des kundige voldoende gegevens verschaffen ter vaststelling van het getal kinderen, dat een hooger schoolgeld kan betalen, dan thans het geval is. Een afschrift van dien staat heb ik de eer U hierbij aan te bieden. Aan HH. Burg. en Weth. Het Hoofd der Openbare schoolder3ekl.nc.3. van Leiden. J- Wuyster. Leiden, den 12en December 1888. In antwoord op Uwen brief van den löen October 11. hebben wij de eer U het volgende te berichten. Voor onze leerlingen aehten wij het stichten van een school met lager schoolgeld onnoodig. De inning der schoolgelden gaat vrij geregeld. Slechts enkelen moeten bij herhaling tot betaling aangemaand worden, maar ten slotte betalen zij toch. Het is zelfs de vraag of het aan onvermogen moet toegeschreven worden, dat zij het niet vroeger doen. Hoogst zelden worden leerlingen, wegens wanbetaling van de scholen verwijderd. Bovendien het is nog niet bewezen, dat het schoolgeld te hoog is, wanneer het, naar de draagkracht der ouders te oordeelen, te hoog schijnt. Immers het is ons bekend, dat enkele ouders door familie leden, beschermers of vcreenigingen in staat gesteld worden om hunne kinderen liet onderwijs op de scholen der 2e klasse te laten ge nieten. Zeker zijn er ouders, buiten de gemeente Leiden woonachtig, die, als zij vrij waren in de keuze der sshool, hunne kinderen op de scholen der 3e klasse, misschien wel der 4e zouden doen, maar die, nu hunne woonplaats te verre verwjjderd is van de openbare school hunner Gemeente, van twee kwaden het minste kiezen en, hoewel met groote moeite, het schoolgeld van de scholen der 2e klasse betalen. Hebben deze menschen reden tot klagen, dan moeten zij zich wenden tot het bestuur bunner eigene gemeente, bij de behandeling van liet vraagstuk, dat ons thans bezig houdt, kunnen zij naar ons oordeel, veilig buiten rekening blijven. Op de scholen der 2e klasse gaat eene andere groep van leerlingen, wier ouders in staat en ook bereid zijn om hel schoolgeld van die der le klasse betalen; maar voor hen staat geene school der le klasse open waar onderwijs in liet Duitsch en Engclsch en tevens voortgezet onderwijs in het Fransch gegeven wordt. Zij zijn daardoor genoodzaakt om, indien zij niet voor het Gymna sium of de Hoogere Burgerschool besterad zijn en behoefte aan uit gebreid lager onderwijs hebben van deze scholen gebruik te maken. Het is overigens, met uitzondering van zeer enkele leerlingen, hoogst moeilijk uit te maken, wie van de kinderen, die thans op de scholen der 2e klasse gaan, eigenlijk op die der le thuis behooren. Wij verzuimen nooit bij de inschrijving van nieuwe leerlingen, de ouders of voogden, die er naar onze opvatting voor in aanmerking komen, de scholen der le klasse aan te bevelen. Meermalen is daar van het gevolg geweest, dat de kinderen op deze scholen ingeschreven en geplaatst zijn. Somtijds gaven welgestelde menschen als reden van hunne keuze op, dat zij hunne kinderen wenschen te houden in den kring, waarin zij bestemd zijn le verkeeren en hen daarom wel op de scholen der 2c maar geenszins op die der le klasse wilden opgenomen hebben. Weder anderen, bepaaldelijk zij, die van een betrekkelijk ruim inkomen levende, maar met een talrijk kroost ge zegend, lieten hunne kinderen gedurende eenige jaren het onderwijs op de scholen der 2e klasse genieten om het op die der le klasse voort te zetten. Eindelijk mag niet uit het oog verloren worden, dat om te ver klaren, dat eenige van onze leerlingen niet op onze scholen thuis be hooren, wij een goeden grondslag van beoordeeling zouden moeten hebben. Aangenomen, dat ons een bruikbare maatstaf gegeven zou kunnen worden, hoe zouden wij dien moeten aanwenden? Hoe zouden wij op goede gronden, een vertrouwbaar oordeel over de gegoedheid der ouders kunnen vellen Hel ligt volstrekt niet op onzen weg, daarvoor gegevens te verzamelen. Wij zijn dan ook geheel buiten staat om U dienaangaande voldoende inlichtingen te ver schaffen. Wij hebben daarom een staat opgemaakt van de ouders, hun beroep, hunne woonplaats en hunne schoolgaande kinderen. Wordt op dien staat nog ingevuld het bedrag, waarvoor zij in de plaatselijke belasting aangeslagen zijn, en daarbij gevoegd, wat tot oplossing van het vraag stuk bijdragen kan, dan wordt hel misschien mogelijk een juist oordeel op te maken. Moeilyk zal dit altijd blijven, omdat naar onze meening verschillende factoren in aanmerking komen, ook omdat, gelijk reeds opgemerkt is, voor sommigen het schoolgeld geheel of gedeeltelijk door anderen betaald wordt. Hebben wij aangetoond, dat, zoo er wijzigingen in de classificatie der scholen, in verband met eene andere regeling der schoolgeld- heffing noodig zijn, het stichten van eene school met een schoolgeld van f 8, 10 of 12, voor onze scholen onnoodig is, wij moeten als ons gevoelen uitspreken, dat deze school, indien zij tot stand komt, ecnen gewichtigen invloed op onze scholen oefenen zal en het aantal leerlingen zal doen dalen en wel in sterker mate dan door hen, die verandering wenschelijk keuren, bedoeld wordt. Het is toch een feil, dat aan eene school de voorkeur gegeven wordt uitsluitend om hare ligging, eene school in de nabijheid der ouderlijke woning gelegen, kan in andere opzichten te kort schieten en toch de school der keuze blijven. Nu ligt de school, die in aan bouw is, voor veel kinderen bijzonder gunstig, voor een groot deel van onze leerlingen evenzeer. Het is niet gewaagd te voorspellen, dat zij veel kinderen van de scholen der 2e klasse trekken zal, niet alleen, die, voor wier ouders het schoolgeld te bezwarend is, indien die er zijn, maar ook andere, die hoegenaamd geene geldelijke be zwaren drukken Vooral geldt dit voor de school op de Oude Vest, waar de drie laagste klassen vereenigd zijn. Is deze voorstelling juist, dan zou het niet onwaarschijnlijk wezen, dat de meerdere opbrengst aan dc eene zijde ongeveer gelijk was aan de vermindering ten andere. Is dit het geval niet, dan wordt dc zaak bedenkelijker. Aangenomen dat een zoo groot aantal van de leerlingen der 2e en 3e klasse naar de nieuwe school overgaat, dat zjj ze niet allen bergen kan, dan ontslaan er moeilijkheden. Zal men dan nog eene school, thans van de 3c klasse, inrichten voor die f 10 betalen kunnen en de beide andere, laten wat zij zijn Maar wie staat er voor in, dat de beide overblijvende scholen van de 3e klasse alle overblijvende leerlingen kunnen bergen? Niemand kan hier stellige verzekeringen geven, maar ook kan niemand loochenen, dat hetgeen in het financieel belang der gemeente ondernomen zou worden, op haar financieel nadeel zou kunnen uilloopen. Indien dit al niet dadelijk het geval mocht wezen, indien er b. v. weinig of geene leerlingen, thans op de scholen der 2e klasse ge plaatst, naar de nieuwe school verhuizen, zeker zal bij volgende in schrijvingen de invloed dier school merkbaar wezen. Neemt zij alzoo leerlingen op, uit huisgezinnen wier kinderen in den regel tot den leeftijd van 15 of 16 jaren schoolgaan, dan dient wel van te voren overwogen te worden, of op deze school het leer plan van de 2e of dat van de 3e klasse zal gevolgd worden. Daar in het eerste, het Fransch een zeer gewichtig element is en dit vak in het tweede, zeer terecht als eene zaak van uiterst gering belang gerekend wordt, zoo is het leerplan, dat men maakt, altijd voor een belangrijk deel der leerlingen ongeschikt. Nemen wij bij voorbeeld aan. dat het leerplan der 3e klasse gevolgd wordt en dat de leerlingen, die voortgezet lager onderwijs noodig hebben, op den leeftijd van 12 jaren naar de scholen "der 2e klasse overgaan, dan passen ze daar in geene enkele klasse. De ervaring leert hoeveel moeilijkheden er nu reeds ontslaan met de weinigen, die op dien leeftijd aankomen, het zou ondoenlijk wor den, die moeilijkheden bij velen uit den weg te ruimen, en het onder wijs zou, bij de vermenging van twee ongelijksoortige groepen niet winnen. Aan HH. Burg. en Weth. De hoofden van de Openbare Scholen der gemeente Leiden. der 2e klasse te Leiden. J. A. Van Dijk. J. D. Van Wijk. S. Winkler.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 3