8 dan vroeger moeite het hoofd te bieden aan de concurrentie o. a. der spoorwegen. Waar zonder ingrijpende bezwaren, of noemenswaardige geldelijke opoffering eenige steun verleend kan worden, mag dit dan, mijns inziens, ook wel geschieden. Uit de stukken blijkt bovendien dat, naar wij hopen binnen een niet al te lang tijdsverloop, toch in den nachtdienst bij de bruggen zal moeten worden voorzien wegens de vaartverbelering tusscben Vliet en Rijn. De vraag is dus nu maar of die uitgebreide nachtdienst die later toch komen moet, eenigszins vroeger en op veel beperkter schaal zal worden ingevoerd. Deze aanstaande vaartverbetering is dus m i. een reden om het verzoek wel toe te staan; niet om, gelijk Burg. en Wclli. bet doen, het te weigeren. Daarbij geloof ik dat de berekening der kosten die volgens Burg. en Weth. ten laste der gemeente zouden komen bij eene uitbreiding van den nachtdienst, wel wat overdreven is. De Schippersvereniging vraagt nu maar drie brugwachters voor den dienst 's nachts, en wanneer ik dan lees dat er thans al feitelijk drie zijn. twee aan het Politie bureau en een aan de Schrijvcrsbrug. dan komt het mij voor dat al mocht bijv. de aanstelling van een vierden brugwachter noodzakelijk blijken, dat nog maar eene vermeerdering van uitgaven van ruim f 500 zou ten gevolge hebben, en geen 2000. Ik zal derhalve tegen het advies van Burg. en Weth. stemmen. De Voorzitter. Ik moet den heer Juta doen opmerken dat hij het advies van Burg. en Weth. niet juist beoordeelt. Het zijn niet alleen of zelfs voornamelijk de hooge kosten die ons tot de afwijzende be schikking hebben geleid, maar wel het feit dat tot nog toe, en de verordening op de bediening der bruggen dagteekent reeds van 1881, nimmer klachten van de schipperij zijn ingekomen. Sedert evenwel hier eene afdeeling van Schuttevaer in het leven is geroepen, schijnen er bezwaren gerezen te zijn. Wat nu overigens de opmerking van den heer Juta betreft, dat wij later toch tot eene uitbreiding van den nachtdienst zullen moeten overgaan, de heer Juta vergeet dat met die verplichting die wij op ons hebben genomen, samenhangt de verwachting dat de nieuw te maken waterweg eene vermeerdering der scheepvaart zal tengevolge hebben, wat natuurlijk in het belang der gemeente zal zijn. Wordt die verwezenlijkt, dan zullen wij niet meer kunnen volstaan met twee brugwachters aan het Politiebureau en een aan de Schrijvers- brug. Maar die meerdere scheepvaart is er nog niet; en wanneer de heer Juta zich eens op de hoogte wil stellen van de werken die voor de vaartverbetering noodig zijn, dan zal hij ontwaren dat er nog wel eenige tijd zal verloopen vóór alles gereed is. Die werken toch zijn van grooten omvang en zullen stellig niet binnen zoo korten tijd tot stand zijn gebracht. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burg. en Weth. om afwijzend op het verzoek te beschikken wordt in stemming gebracht, aangenomen^met 22 tegen 1 stem.^die vanj den^ heer Juta. Bij de 'stemming waren afwezig de heeren Verster, Van Reenen en Nijkamp. V. Voorstel betrekkelijk de verhuring van de lokalen bij de Hoog- landsche Kerk. (Zie Ing. St. n°. 21.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Niemand verder het woord verlangende,l|wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 4