GSUEEMERAAU VAN LEIDEN.
13
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 23. Leiden, 14 Februari 1889.
Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen een adres van D.
J. Dobbe. houdende verzoek om eervol ontslag uit zijne betrekking
van derden onderwijzer aan de school der 3e klasse n°. 3, vergezeld
van het advies van het hoofd dier school.
Onder mededceling dat er ook bij ons geene bedenkingen bestaan
tegen de inwilliging van het verzoek, geven wij Uwe Vergadering
in overweging het gevraagd ontslag eervol te verleenen met ingang
van 1 April a. s, op grond van ongeschiktheid voor de waarneming
van zijne betrekking wegens lichaamsgebreken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Welh. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Dirk Johannes Dobbe,
onderwijzer aan de openbare school der 3e klasse n°. 3 alhier,
dat hij uithoofde van lichaamsgebreken zich ongeschikt gevoelt voor
de waarneming zijner betrekking,
dat hij hierbij overlegt, overeenkomstig art. 38 alinea 3 der wet
van 1878, eene verklaring van den Districtsschoolopziener en van Gedep.
Staten, waaruit die ongeschiktheid blijkt, reden, waarom hij U verzoekt
hem tegen 1 April e. k. op grond dier ongeschiktheid eervol ontslag
te verleenen.
't Welk doende enz.,
Leiden, 11 Februari 1889. D. J. Dobbe.
Aan den Heer Burgemeester van Leiden.
De ondergeteekende, hoofd der openbare school der 3e klasse n°. 3,
verklaart, dat bij hem geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van
eervol ontslag aan den heer D. J. Dobbe, tegen den gevraagden datum.
Het hoofd der school,
Leiden, 12 Februari 1889. J. Wuyster.
N°. 24. Leiden, 18 Februari 1889.
Op de begrooting voor 1888 is op den post Volgn. 181, Aankoop
van inschrijvingen op het Grootboek der Nat. Werk. Schuld uit
getrokken voor kapitaal-belegging een bedrag van ƒ12100, als ƒ9315
uit de winst der Gasfabriek, 69.30, wegens aflossing door de Kweek
school voor Zeevaart van de kosten van aanplemping, 106.26® als
saldo van werken waarvan de geraamde uitgaven uit de Buitengewone
ontvangsten zouden worden gevonden en f 500 als gewone raming
van de ontvangsten wegens verkoop van gemeente-eigendommen.
Wegens zoodanigen verkoop is echter over den dienst 1888 slechts een
bedrag van 7.50 ontvangen, nl. voor verkoop van een gedeelte van de
Binnenvestgracht ter demping aan P. Kooreman krachtens Raadsbesluit
van 21 Juni 1888 goedgekeurd door de Ged. Staten bij beschikking van
24 Juli d. a. v„ zoodat het voor aankoop van inschrijving uitgetrokken
bedrag moet worden verminderd tot 11610.
Verder is krachtens Raadsbesluit van 25 October jl. het kapitaal der
gemeente in de Bank van Leening met 14000 verminderd en ge
noemd bedrag in de gemeentekas gestort en gebracht op den post
Volgn. 43, Andere ontvangsten niet tot de vorenstaande behoorende.
Bedoelde som van ƒ14000 zal mede voor kapitaalbelegging of af
lossing van schuld, moeten worden aangewezen, zoodat het voor dit
doel bestemd bedrag in het geheel wordt 25610.
Krachtens de voorwaarden der onlangs aangegane 3® pCt. geld-
leening ad 600000, moet te beginnen met het jaar 1889, telken
jare minstens een bedrag van 7500 worden afgelost met dien ver
stande dat, wanneer in een of meer jaren meer dan dat bedrag is
afgelost, dat meerdere zal kunnen strekken in mindering van de af
lossing in volgende jaren, terwijl in de eerste helft der maand Maart
de af te lossen obligatiën bij loting moeten worden aangewezen.
Uit den aard der zaak zal de uitloting ter aflossing moeten ge
schieden in ronde cijfers van 1000, vermits de obligatiën van ƒ500
en die van ƒ100 onder één nummer zijn gecombineerd en geletterd
de eerste A of B en de laatste a—k.
In dit jaar zal dus minstens 8000 moeten worden afgelost, terwijl
dan in een volgend jaar kan worden beslist of de meerdere aflossing
ad 500 al of niet in mindering zal strekken van latere aflossing.
Overigens achten wij het niet wenschelijk de bovenbedoelde som
van ƒ25610 te doen strekken voor eene buitengewone aflossing van
geldleening, maar komt het ons meer in het fmantieel belang der
gemeente voor die gelden aan te wenden tot aankoop van inschrijving
op een der Grootboeken der Nat. Werk. Schuld.
De Gemeenteraad bezit reeds eene inschrijving op het Grootboek
der drie percents schuld van 7400 nominaal tot aankoop waarvan
is besloten in de Raadszittingen van 15 Januari en 23 April 1885, zoo
dat het wenschelijk schijnt genoemde inschrijving te verhoogen met
het te beleggen bedrag. Intusschen kunnen tegen den tijd dat tot
den aankoop wordt overgegaan zich omstandigheden voordoen, die de
voorkeur zouden doen geven aan de plaatsing op een der andere
Grootboeken, op grond waarvan wij meenen dat thans alleen moet
worden besloten tot aankoop van Inschrijving op eene of meer der
Grootboeken.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging; te besluiten:
1°. dat van de 3' pCts.-geldleening ad 600000 in 1889 zal worden
afgelost 8000,
2o. tot aankoop van inschrijving op eene of meer van de Groot
boeken der Nat. Werk. Schuld van een rëeel bedrag van ƒ25610,
3#. tot verhooging van de begrooting, voor 1888 inet 13510, als
in ontvangst Volgn. 43, Andere Ontvangsten niet tot de vorenstaande
behoorende en in uitgaaf Volgn. 181, Aankoop van Inschrijving op het
Grootboek.
Een concept-besluit lot aankoop van Inschrijving en een suppletoire
staat van begrooting worden hierbij ter vaststelling aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
De Raad der gemeente Leiden:
Gezien de artt. 137 en 194 litt. c der Wet van 29 Juni 1851 (Slbl.
n°. 85).
Heeft besloten:
tot den aankoop van inschrijving op een of meer van de Groot
boeken der Nationale Werkelijke Schuld ten name van de gemeente
Leiden tot een bedrag van hoogstens vijl- en twintig duizend zes
honderd en tien gulden 25610.)
Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergadering van
N°. 25. Leiden, i9 Februari 1889.
Wij hebben de eer U hierbij over te leggen het verzoek van raej.
C. E. G. Van Dobben, om eervol ontslag als derde onderwijzeres aan
de openbare Meisjesschool le klasse, met het rapport van het hoofd
dier school.
Evenmin als bij het hoofd dier school bestaat er bij ons be
zwaar tegen de inwilliging van het verzoek en geven wij Uwe Ver
gadering in overweging het gevraagd ontslag eervol te verleenen met
ingang van 1 Mei a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen G. E. G. Van Dobben, onderwijzeres aan
de openbare Meisjesschool le klasse te Leiden, dat zij met primo
Mei a. s. ontslagen wenscht te worden uit bovengenoemde betrekking.
Reden waarom zij zich wendt tot UEdel Achtb. met het verzoek,
dat het UEdel Achtb. moge behagen, haar dit ontslag tegen genoemden
datum eervol te verleenen.
't Welk doende enz.
Leiden, 12 Februari 1889. C. E. G. Van Dobben.
Leiden, den I7en Februari 1889.
Ter voldoening aan Uwe apostille van den 13den dezer, heb ik de
eer U te berichten, dat bij mij geen bezwaar bestaat, tegen het ver
leenen van eervol ontslag aan mejuffrouw C. E. G. Van Dobben, met
den len Mei e. k.
Aan HH. Burg. en Weth. Het hoofd van de Openb. School
der gemeente Leiden. der le klasse voor Meisjes.
M. Jesse.
N°. 2®. Leiden, 20 Februari 1889.
Ter voldoening aan nevensgaand schrijven van de Gedeputeerde
Staten van 18/19 Februari jl. hebben wij de eer aan Uwe Vergadering
hiernevens over te leggen het door voornoemd college aan ons toe
gezonden afschrift van 's Konings besluit van 12 Februari jl. nü. 19,
houdende vernietiging wegens strijd met de wet van de Verordening
tot regeling van den werkkring der Commissie van Financiën van 28
Juni! 16 Augustus 1888.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's Gravenhage, den 18/19 Februari 1889.
Wij hebben de eer U hierbij te doen toekomen een afschrift van
's Konings besluit van den 12 dezer, n°. 19. houdende vernietiging
wegens strijd met de wet, van de door den Raad Uwer gemeente op
28 Juni/16 Augustus 1888, vastgestelde Verordening tot regeling van
den werkkring der Commissie van Financiën.
U gelieve 's Konings beslissing spoedig ter kennis van den Raad te
brengen.
Aan den heer Burgemeester De Gedeputeerde Staten der Provincie
der gemeente Leiden. Zuid-Holland.
Fock, Voorzitter.
F. Tayenraat, Griffier.
Wij Willem III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz. enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken,
van 6 December 1888 n°. 266, Afd. B. B. tot vernietiging der door den
Raad der gemeente Leiden op 28 Juni/16 Augustus 1888 vastgestelde
verordening tot regeling van den werkkring der Commissie van
Financiën
Overwegende dat in de le alinea van art. 1 dier verordening deze
Commissie wordt gezegd te zijn een Commissie van Bijstand en zij
dus behoort tot de in de 2e alinea van art. 54 der Gemeentewet be
doelde Commissiën.
dat verder in de 2e alinea van art. 1 en in alinea 3 van art. 2
dier verordening wordt voorgeschreven dat het lid van het Dagelijksch
Bestuur, speciaal met de voorbereiding der financieele zaken belast,
voorzitter is van die Commissie en dat al hare adviezen en voor
stellen aan den Raad worden medegedeeld, zoodat de Commissie
daardoor weder moet geacht worden te zijn eene, als volgens de le
alinea van bovengenoemd artikel der Gemeentewet kan benoemd worden
tot voorbereiding van hetgeen waarover de Raad heeft le besluiten;
dat de gemeentewet, behalve de in Art. 166 bedoelde Commissie
geen andere vaste Commissiën van Raadsleden kent dan die welke
in Art. 54 worden genoemd en door den wetgever zeer duidelijk in
oorsprong, samenstelling cn werkkring onderscheiden zijn als Commissiën
óf van voorbereiding óf van bjjstand;