6 bezwaar van de gemeentekas kunnen de aangevraagde bezoldigingen uit den aard der zaak uit den betrekkelijken post der begrooling worden gevonden. Aan den Gemeenteraad. Burg' en Wetb. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Bij deze heb ik de eer de volgende mededeeling en het volgende verzoek aan Uwe welwillende overweging te onderwerpen. Bij missive dd. 11 dezer beeft de Minister van Koloniën mij opge dragen, gedurende een tijdvak van 2 jaren in Oost Indië de instel lingen van den Islam daar te lande te besludecrcn, welk tijdvak zou aanvangen met den dag, waarop de Gouverneur Generaal mij aldaar werkzaam zoude stellen. Om die opdracht te aanvaarden zal ik dus voor ruim 2 jaren het land moeten verlaten. Onder gewone omstandigheden zoude ik mij daardoor genoopt zien, uil mijne betrekking aan de Indische Instelling alhier eervol ontslag te vragen Be overweging, dal mijne reis door Oost Indië ook in het bijzonder vruchten belooft, die aan het mij tot dusver toever trouwde onderwijs ten goede zullen komen, in verband met de om standigheid, dat Prof. P. A. Van der Lith zich welwillend bereid heeft verklaard om ook nu weder de aan mijne betrekking verbonden werk zaamheden tijdelijk te vervullen, geeft mij vrijmoedigheid, U te vragen, of mij voor den duur mijner reis en de twee jaren mijner werkzaam heid in Oost Indië verlof zou kunnen worden verleend, indien de Directeur der Instelling, zich gedurende mijne afwezigheid met het onderwijs belasten wil. In de hoop, dat er termen gevonden zullen worden om mijn verzoek in gunstige overweging te nemen heb ik de eer met verschuldigdcn eerbied te zijn Uw Uienstw. Dienaar, Leiden, 15 Januari 1889. C. Snouck Hurgronje. Leiden, 24 Januari 1889. Bij Uw schrijven van 17 Januari jl. n°. 63 werd in onze handen gesteld het adres van den lieer Br. t. Snouck Hurgronje, lector aan de gemeente-instelling van O. I. ambtenaren, houdende verzoek om tweejarig verlof ten einde in Oost Indië de instellingen van den Islam daar te lande te bestudeeren, ingevolge opdracht van Z. E. den Minister van Koloniën; tevens werden wij bij dal schrijven uitgenoo- digp ons gevoelen omtrent dat verzoek mede te deelen. Naar aanleiding daarvan hebben wij de eer U te berichten, dat wij, hoezeer wij ook de tijdelijke afwezigheid van den heer Snouck Hur gronje betreuren, toch alleszins termen vinden diens verzoek te onder steunen. De hoogleeraar Mr. P. A. Van der Lith heeft zich namelijk bereid verklaard de colleges van den heer Snouck gedurende diens afwezigheid, te geven, zoodal de goede gang van 't onderwijs geen stoornis zal ondervindendaarbij komt nog, dat de reis van den heer Snouck door Oost Indië, ook in 't bijzonder vruchten belooft, die bij zijne terugkeer zeer ten goede zullen komen aan het hem tot dusver toevertrouwde onderwijs. Gelijk bekend is, heeft de hoogleeraar Van der Lith. ongeveer 4 jaren geleden, geheel belangeloos de lessen van den lector Snouck gegeven, gedurende diens afwezigheid naar Arabië voor cenigc maanden. Nu die waarneming ruim twee jaren zal duren achten wij het billijk daarvoor den hoogleeraar een honorarium toe te kennen. Uithoofde van redenen van bijzonderen aard werd, twee jaren geleden, de bezoldiging van den lector Snouck met ƒ1000verhoogd en hem alzoo een tractement van ƒ3000.toegekend. Wij zouden derhalve meenen, dat den hoogleeraar Van der Lith, gedurende de waarneming, moest worden aangeboden een honararium van ƒ2000 'sjaars. Tevens benutten wij deze gelegenheid gaarne om U voor te stellen de positie van den onbezoldigden lector L. W. T. Schmidt tijdelijk te verbeteren, door hem van de alzoo vrijvallende ƒ1000.gedurende de afwezigheid van den heer Snouck Hurgronje, toe te kennen eene bezoldiging van 500.'sjaars. Het request van den heer Snouck gaat hierbij terug. Aad HH. Burg. en Weth. Curatoren der O. I. Instelling, van Leiden. Df, Kanter, Voorzitter. J. A. Van Hamel, Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 6