8 De heer Fockema Andreae. Ik kan mij wel verecnigen met uw wensch, dat wij den Raad geen komedie laten spelen, maar wensclitc toch als Voorzitter van de vervallen Commissie van Financiën eene opheldering te vragen. Ik draag op 't oogenblik niet het bewustzijn met mij om, dat wij een Commissie van Financiën bezitten, en dat ik Voorzitter van die Commissie ben. Wanneer dus door llurg, en Weth. stukken in onze handen werden gesteld, dan zou ik betwijfelen of ik myne oud-medeleden zou mogen voorstellen den Raad van advies te dienen. Ik wil U wijzen op art. 70 van de Gemeentewet, waarin wij o. a. lezen: «Hij (de Burgemeester) geeft van dit gevoelen binnen vier en twintig uren na het nemen van het besluit, kennis aan het College, dat het nam en aan de Gedep. Staten, die daarvan terstond aan ons verslag doen. Hij is indien dertig dagen na de dagteekening zijner kennisgeving aan Gedep. Staten geene schorsing of vernietiging door ons is bevolen, tot uitvoering verplicht." Die kennisgeving aan Gedep. Staten, is geschied, en nu de vernietiging na 30 dagen niet heeft plaats gehad, moet de Verordening worden uitgevoerd. Het is wellicht practischer een definitieve beslissing af te wachten, maar die kan nog zoo lang uitblijven. De Voorzitter. Uwe opmerking bevreemdt mij. De Verordening is 28 Juni 1888 vastgesteld en aangenomen; de termijn van 30 dagen van artikel 70 van de Gemeentewet was dus den 28 Juli reeds verloopen. De heer Fockema Andreae. Die opmerking was bij mij ook gerezen, maar ik heb mij zeiven geantwoord, dat die 30 dagen verloopen waren in een tijd dat de Verordening nog niet in werking kon treden. En nu is met 1 Januari 1889 de oude Verordening vervallen. De Voorzitter. Ik meen dat wij met den termijn van dertig dagen niet meer te maken hebben door de beslissing op het bericht van Gedeputeerde Staten, waarbij de Minister zegt: gij moet de Verorde ning intrekken of anders vernietig ik haar. Wij moeten dus nu af wachten; in den een of anderen zin moeten wij bericht ontvangen. De Regeering kan een besluit dat de Burgemeester meent niet te mogen uitvoeren, schorsen of vernietigen of wel den termijn daarvoor laten verloopen. Dan weet men genoeg. Dit laatste is evenwel niet geschied. De Minister heeft binnen dertig dagen gezegd: intrekken of anders volgt vernietiging. Hoe de Minister over de zaak denkt, was duidelijk genoeg bekend. De twijfel van den heer Fockema Andreae of hij nog wel Voorzitter is van de Commissie van Financiën, kan ik tot eene zekere hoogte wel begrijpen. -Maar ik heb mij reeds bereid getoond om den Raad het voorstel te doen de Commissie van Financiën uit te noodigen te blijven totdat de Regeering eene beslissing heeft genomen. De heer Cock. M. d. V.! Mocht U een dergelijk voorstel doen, dan zal ik daar zeker tegen stemmen. Ik wil nu niet verder in de zaak zelf treden maar wensch daarover met mijne medeleden te raadplegen, Slechts dit alleen naar aanleiding van het door U gesprokene. Reeds van den beginne af aan is het mij nooit duidelijk geweest welken der twee U openstaande wegen U indertijd hebt ge volgd, toen U de vernietiging van bedoeld Raadsbesluit provoceerde, den weg van art. 70 der gemeentewet, of den weg van art. 153. In beide gevallen evenwel blijft mijne meening van kracht, dat eene Verordening niet vernietigd is, tenzij dit in het Staatsblad is uitge sproken. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Een enkele opmerking nog. U beweert dat de termijn van 30 dagen vervallen zou zijn door de missive van den Minister, eene missive die de wet niet kent, Dit kan ik geen oogenblik gelooven. De Minister kan door geen wijze van handelen die hij beleefdheidshalve gewoon is te volgen, de wet buiten werking stellen. En de gemeentewet zegt in art. 70 duidelijk dat dertig dagen na de kennisgeving aan Gedeputeerde Staten, de termijn voor schorsing of vernietiging is verstreken. En wat U zooeven gezegd hebt over het diligent blijven van de Commissie van Financiën ik zou mijne oud medeleden in de Com missie wel in overweging kunnen geven om, indien stukken in onze handen werden gesteld, daarover niet te adviseeren, aangezien wij niet meer uitmaken de Commissie van Finaneiën daartoe nu te besluiten, zon toch ook iets van komediespel krijgen. En nu nog eens, ik twijfel er aan of een eenvoudig besluit van den Raad het bestaan van eene Verordening kan verlengen die volgens de wet is vervallen. Ik meen dat de Raad zonder intrekking van de Verordening die hjj heeft vastgesteld, niets anders kan doen dan zich aan die Verordening te houden, met het gevolg dat wij eene nieuwe Commissie van Fi nanciën zullen moeten benoemen die, het is waar, wellicht over 14 dagen weder zal hebben afgedaan. Het is een moeilijk geval, alleên in 't leven geroepen doordat de Minister in plaats van den weg te volgen door de wet voorgeschreven, gewoon is in dergelijke gevallen een beleefdheidsvorm in acht te nemen. De Voorzitter. De Regeering kan nooit anders dan krachtens art. 153 vernietigen. Maar wat U zegt komt op hetzelfde neêr als mijn voorstel. Het is in beide gevallen eene verschuiving van de invoering der Ver ordening die nu nog bij den Raad van State aanhangig is. Ik geloof, dat de Raad mijn voorstel dus gerust kan aannemen. Als niemand er iets tegen heeft, zal ik het in stemming brengen. De heer Cock. Ik heb er groot bezwaar tegen. De Voorzitter. Of wil men liever den termijn van invoering van de Verordening uitstellen? Doet men dat, dan is de Regeering ook niet zoo gebonden. Ik ben dus bereid mijn Voorstel in dien vorm in stemming te brengen, nl.dat de Verordening zal worden ingevoerd op een nader te bepalen datum. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den Voorzitter in stemming gebracht wordt aan genomen met 16 tegen 1 stem, die van den heer Verster van Wul- verhorst. Buiten stemming hielden zich 5 leden nl. deheeren: Cock, Schneither, Fockema Andreae, Van Hamel en Was. De vergadering wordt gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 5