106 a. de som dei' inkomens naar de oude Verordening vallende in de Ie en 2e klasse f 799,067 b. de vermindering der eerste 15 klassen resp. met Ijl, jï enz. (naar globale be rekening) 1.704.332 2.503.399 Rest een belastbaar inkomen van 5.328.622 Om hiervan te verkrijgen eenc belasting ten bedrage van 140.554.65, zou moeten worden geheven 2.64 pCt. L)c gezamenlijke inkomsten bedroegen, zooals gezegd, in 18887.832.021 Deze zijn volgens bet stelsel D te verminderen met: a. de som der inkomens naar de oude Verordening vallende in de lc en 2e klasse 799.067 b. met zooveel maal ƒ500.als het aantal aangeslagen zou bedragen. Dit bedroeg in 1888: 5689 te verminderen met het aantal aan- gcslagcnen in de Ie en 2e klasse 1756 3933 500 X 3933 1.966.500 2.765.567 Rest een belastbaar inkomen van 5.066.454 Om hiervan te verkrijgen cene belasting ten bedrage van 140.554.65, zou moeten worden geheven 2.8 pCt. Vergelijken wjj nu met het oog op de berekening in de hierbij ge voegde tabellen, de stelsels R, C en D met het bestaande (A), zoo komen wij tot de volgende resultaten. Naar het ontwerp van Burg. en Weill, (stelsel B) zou de druk ver minderd worden voor inkomens lager dan 1000of hooger dan 3500.aanzienlijk vermeerderd daarentegen slechts voor die tusschen 1000.en 3500. Door dit resultaat wordt, naar bet ons voorkomt, het stelsel van bet ontwerp volstrekt veroordeeld. Het stelsel C zou den druk verminderen voor inkomens beneden 2800.vermeerderen voor die daarboven. Het stelsel D eindelijk zou hooger belasten alle inkomens van meer dan 1800.lager alle van minder dan f 1800. Naar ons inzien zou van de vier hier uitgewerkte stelsels het derde (C) de voorkeur verdienen, omdat bet voor een belangrijk aantal der lagere klassen eene aanzienlijke verlichting zou medebrengen en een matig hoogcrcn druk eerst aan die klassen zou opleggen, welke daardoor niet te zeer zouden worden bezwaard. Wij zouden dat stelsel C zij het'dan ook verre van volmaakt, vergeleken bij de geldende Verordening eene verbetering achten. Wij geven U dus in overweging, art. 1 al. 2 der ontworpen Verorde ning aldus te lezen: Voor de eerste vijftien klassen wordt de belasting inlusschen verminderd: voor de le klasse met 15/16 i) 2e 14/16 a 3e n i 13/16 i> ia 4e 12/16 5e a n 11/16 6e n 10/16 d 7e 9/16 i 8e 8/16 9e 7/16 10e 6/16 «He 5/16 12e 4/16 i> 13e 3/16 14e 2/16 15e 1/16 Ad Vum. Met het voorstel van Burg. en Weill, om gecnc vermin dering van belasting meer toe te staan aan ben die kinderen beneden zekeren leeftijd hebben, kunnen wij ons vereenigen. Die vermindering was tot op zekere hoogte te verdedigen onder het nu geldende stelsel, waarbij van elk inkomen werd afgetrokken de som die als onmisbaar voor levensonderhoud werd beschouwd eene som noodzakelijk stijgende bij vergrooting van het gezin. Verlaat men dat stelsel, zoo moet men o. i. ook die vermindering laten varen. Wel is onbetwistbaar, dat bet den huisvader bij toeneming van de behoeften van zijn gezin zwaarder valt in de belasting bij te dragen, maar stijging van het aantal kinderen is slechts één der vele omstan digheden die tot vermindering van draagkracht leiden. Door hen, die vele jonge kinderen hebben, te ontlasten, natuurlijk ten koste van alle anderen, begaat men eene onbillijkheid tegenover diegenen wier draagkracht door andere niet tot belastingvermindering leidende omstandigheden is gedaald. Wij durven daarom het voorstel van Burg. en Wclh. in dit opzicht ondersteunen, echter alleen in verband inct ons amendement op art. 7 dat voor de aangeslagenen in de lagere klassen eenc zoo belangrijke daling van belasting zal tengevolge hebben, dat deze ook zonder nadere vermindering de grenzen hunner draagkracht niet overschrijdt. Eindelijk nog eenc opmerking. Wjj achten het gcene gelukkige gedachte van Burg. en Weth. in den vorm van art. 6 der oude Verordening eene zoo belangrijke wij ziging te brengen, als in art. 3 van het ontwerp wordt voorgesteld. Wij mecnen dat, vooral waar het regeling van belastingheffing geldt, de woorden eener nieuwe Verordening zich zoo na mogelijk bij de oude moeten aansluiten. Wijziging van uitdrukkingen en weglating van bepalingen zonder welbewuste bedoeling om wijziging in de regeling zelve of verduide lijking aan te brengen, kan slechts leiden tot twijfel en moeilijkheid bij de locpassing. Wij geven U dus in overweging om voor al. 2 en 3 van art. 3 der ontworpen Verordening beginnende met de woorden»allcs onder aftrek van enz.'' in de plaats te stellen al. 3 en volgende van art. 3 der geldende verordening, beginnende met de woorden: »na aftrek van enz.", zoo noodig met wijziging van uitdrukkingen die tot be zwaren in de toepassing mochten hebben geleid. Worden de hierboven aanbevolen wijzigingen in het ontwerp ge bracht, dan en alleen dan zal dit naar onze meening boven de bestaande Verordening de voorkeur verdienen. Wij hebben dus de eer U te adviseeren, het aldus gewijzigd aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 2