GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
105
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 245. Leiden, den 27 November 1888.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede
te deelen dat er bij baar geen bezwaar bestaat tegen de voorstellen
van Burg. en Weth. tot afstand in eigendom van grond langs de
Haarleramertrekvaart onder de gemeente Oegstgcest aan H. Koster en
tot de aanschaffing van 2] Well's lampen met toebehoorcn ter ver
vanging van de toortsen die gebruikt worden in geval van brand bij
avond of nacht.
Zy geeft U derhalve in overweging dienovereenkomstig te besluiten
en den overgelegden suppletoiren slaat van begrooting, dienst 1888,
tot een bedrag van f 500, vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
zeen
be-
N°. 246. Leiden, den 29 November 1888
Wij hebben de eer U mede te deelen dat er ook bij ons
zwaar beslaat tegen de inwilliging van het verzoek van mejuff. M.
Blanken, om ontslag uil bare betrekking van onderwijzeres 3e klasse
aan de school 2e klasse voor jongens en meisjes (Leerschool bij de
Kweekschool)zoodat wij U in overweging geven dat ontslag
eervol te verleenen en zulks ingevolge het advies van het hoofd der
school met ingang van I Januari c. k.
De betrekkelijke stukken worden hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De ondergeteekende, onderwijzeres aan de Leerschool verbonden aan
de Kweekschool, heeft de eer U haar eervol ontslag te verzoeken.
Leiden, 3 October 1888. M. Blanken,
Leiden, den 27 November 1888.
Ter voldoening aan de uitnoodiging, vervat in Uwe Apostille van
heden, n°. 3025, heb ik de eer U te berichten, dat mejuff. M. Blanken
tot myn zeer groot leedwezen door voortdurende ongesteldheid ver
plicht is hare betrekking neder te leggen. Met stiptheid heeft zij
steeds hare plichten vervuld en ten volle verdiend, dat haar het ge
vraagd ontslag eervol gegeven worde.
Het zy mij vergund in overweging te geven dit ontslag met 1
Januari e. k. te doen ingaan.
Aan den Heer Burg. der Het Hoofd der Leerschool,
gemeente Leiden. J. A. Van Dijk.
Leiden, 24 November 1888.
I.
II.
III.
Aan den Gemeenteraad
van Leiden.
Schoolcommissie,
Haan, Voorzitter,
J. A. Van Hamel, Secretaris.
N«. 24».
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
1824 November 1888.
2'. Is de voorgestelde klasscnindeeling boven de bestaande te ver
kiezen?
3°. Moeten zij, die een inkomen van minder dan f 500 hebben
van de belasting worden vrijgesteld?
4°. Verdient het aanbeveling, voor de berekening van het belastbaar
bedrag, niet meer van elk inkomen de onbelaste som dus naar
het ontwerp 500.af te trekken, maar daarentegen de belasting
der eerste 7 klassen met enz. te verminderen?
5' Is vermindering van heffing toe te kennen aan hen die kinderen
beneden zekeren leeftijd hebben
Wij veroorlooven ons daaromtrent het volgende op te merken:
Ad lam. Art. 232 der Gemeentewet schrijft voor, dat het Raads
besluit, waarbij eene plaatselijke belasting wordt ingevoerd ofgewyzigd,
zal vermelden o. a. het bedi-ag der belasting.
Reeds hierom achten wij het ongeoorloofd de bepaling van art. 1
der geldende verordening geheel te doen vervallen.
Maar ook al ware het wettelijk geoorloofd, wij zouden het ontraden.
Immers de behoeften eencr gemeente zijn zeer rekbaar en het gevaar
voor langzame uitzetting der uitgaven, om die behoeften in steeds
klimmende mate
Daarom
te bevredigen, is niet geheel denkbeeldig.
Ter vervulling van de vacaturen, die op 31 December e. k. in onze
Commissie zullen ontstaan, door de periodieke aftreding van de
heeren:
I. Dr. H. G. Van de Sande Bakhuyzen
II. Dr. H. Bourssc Wils
III. Mr. F. Was
hebben wij de eer, ingevolge het voorschrift, vervat in art. 2 der
Plaatselijke Verordening van 14 October 1880 (G. BI. n°. 8) de vol
gende aanbevelingen van twee personen, aan Uwe Vergadering te
doen toekomen:
1°. Dr. II. G. Van de Sande Bakhuyzen
2®. F. De Stoppelaar
1®. Dr. H. Boursse Wils
2®. Dr. Th. B. Van Wettum
1®. Mr. F. Was
2®. Dr. A. Kluyver.
De Plaatselijke
D. Bierens de
N°.
Datum.
Uur.
Aantal.
Gemiddelde Eng.
1
Nov.
18
5.7.—
7
17.0
2
19
5.7.—
8
17.0
3
20
5.7.15
7
16.8
4
21
5.7.15
8
17.4
5
22
5.7.—
7
17.4
6
23
5.7.15
8
17.4
7
24
5.7.15
8
17.2
Standkaarscn.
is het wenschclijk voor den sluitpost der begrooting een
maximum te bepalen, dat zonder wijziging der Verordening, en dus
zonder zeer gezette overweging, niet kan worden overschreden.
Het recht tol heffing van 5 pCt. boven dat maximum voor kwade
posten moet worden behouden.
De vergunning echter om hoogstens 5 pCt. voor Suppletoire Kohieren
te rekenen Burg. en Weth. merken dit zeer terecht op streeft
haar doel voorbij. Hoeveel op Suppletoire Kohieren zal worden ge
heven, hangt af niet van het goedvinden van den Raad, maar van het
gezamenlijke inkomen der daarbij aangeslagenen. Toch moet in het
artikel van de Suppletoire Kohieren worden melding gemaakt, opdat
op het oorspronkelijke Kohier het volle maximum kunne worden
geheven.
Wij geven dus in overweging art. 1 der ontworpen Verordening
aldus te lezen:
»Er wordt van allen, die in de gemeente hun hoofdverblijf hebben, of
»er langer dan drie maanden verblijven, eene belasting naar het inkomen
ngeheven tol een bedrag telken jare bij de vaststelling der Begrooting te
bepalendat echter de Suppletoire Kohieren buiten rekening gelaten
r>de sorn van f 150.000 niet mag overschrijden.
»Dit bedrag wordt vermeerderd met 5 ten honderd voor kwade posten".
Ad Ilum. Eene Inkomstenbelasting voldoet beter aan haar doel,
naarmate het cijfer, dat tot grondslag der berekening van elke heffing
strekt, het werkelijke inkomen van den belastingschuldige meer
nabij komt.
Hierom is terecht in het ontwerp de breedte der klassen inge
krompen. Dit verdient te meer toejuiching, omdat bij de opklimming
alle willekeur is vermeden en een vast verhoudingscijfer is aangenomen.
Art. 5 van het ontwerp achten wij dan ook zeer aannemelijk. Alleen
geven wy in overweging achter klasse 40 eene nieuwe alinea te
voegen van dezen inhoud:
Volgende klassen worden geregeld naar hetzelfde verhoudingscijfer 14".
Ad Ilium, Met Burg. en Weth. zijn wij van oordeel, dat zij die
minder dan f 500 inkomen genieten, in deze belasting niet behoeven
te worden aangeslagen. De hiervoor aangevoerde gronden achten wij
juist. Wel komen de uitgaven der gemeente voor een zeer belangrijk
deel ook hun ten goede, maar het opbrengen van belasting, tot een
bedrag dat de moeite der heffing loont, valt hun in den regel te
zwaar, dan dat het aanbeveling zou verdienen hen in deze belasting
te doen dragen.
Ad IVum. Ue vraag of by den aanslag eenige progressie of degressie
moet worden aangenomen en, zoo ja, in welke mate en in welken
vorm, is wel de belangrijkste waartoe het ontwerp aanleiding geeft.
Een belastingstelsel voldoet niet aan den eisch der rechtvaardigheid,
indien het niet uitgaat van het beginsel, dat de draagkracht bij toe
name van het inkomen meer dan evenredig stijgt.
Waar het echter geldt de herziening niet van het belastingstelsel,
maar van ééne enkele gemeentebelasting, heeft men rekening te houden
èn met het bestaan van andere, ook rijksbelastingen, waarin reeds
factoren van progressie schuilen èn met het gevaar vooral voor
Leiden met het oog op hare grenzen niet gering te schatten dat
personen met eenigszins belangrijke inkomsten, bij sterke verhooging
van hun belastingcijfer, zich bij voorkeur buiten de gemeente zullen
vestigen.
Moeten beide er toe leiden, niet dan met voorzichtigheid in eene
gemeente-belasting progressie of degressie in te voeren, deze, waar
zij eenmaal zonder bezwaren bestaat af te schaffen of te beperken,
verdient stellig geene aanbeveling.
Wij hebben daarom getracht na te gaan of bij de voorgestelde
belasting de druk zou worden ^verplaatst en zoo ja in welke richting,
De tabellen bij dit verslag gevoegd geven van de) uitkomsten van
ons onderzoek een overzicht.
Zy geven aan hoe groot in 1888 de aanslagen naar de daarin ver
melde inkomsten zouden zijn geweest:
A volgens de bestaande Verordening,
B volgens het voorstel van Burg. en Welh.
C volgens dit voorstel indien het in dier voege werd gewijzigd, dat
7, maar in de eerste 15 klassen geregelde degressie
N®. 249.
1888.
Leiden, 20 November
In onze handen is gesteld het ontworpen Raadsbesluit regelende
de heffing eener plaatselijke belasting naar hel inkomen.
Naar aanleiding hiervan behooren in de eerste plaats 5 vragen te
worden beantwoord.
1®. Is het wenschelijk in de Verordening niet te vermelden tot welk
bedrag hoogstens de belasting wordt geheven?
niet in de eerste
plaats had.
D volgens ditzelfde voorstel
de aangeslagenen der eerste 7
gestaan, maar van elk inkomen
f 500.werd afgetrokken.
echter aldus gewijzigd, dat niet aan
klassen eene vermindering werd toe
voor de berekening van den aanslag
Tot toelichting der beide laatste berekeningen diene het volgende:
De som der aangegeven inkomsten bedroeg in 1888 f 7.832.021
Deze zijn, volgt men het stelsel C, te verminderen met:
N°. 247.
I
9
- O1""' uninuotiuij.