79
vooP Meisjes en het Gymnasium, waarvoor tegelijkertijd is geleend,
zijn inrichtingen van geheel anderen aard. Wij kunnen van deze
geenc opbrengst verwachten die ons in staat stelt ook daarmede
schuld te delgen. De bepaling werd betreffende de Gasfabriek ge
maakt omdat de inkomsten ccner industriccle onderneming tot zekere
hoogte altijd onzeker en wisselvallig blijven en dus altijd de mogelijk
heid in 't oog moet worden gehouden, hoe onwaarschijnlijk zij ook
zij, van ccne likwidalie en wij te zorgen hebben dat daarbij geen
kapitaal-verlies wordt geleden.
De heer Was. Wij hebben met twee geheel afzonderlijke besluiten
te doen. liet ecne regelt de overeenkomst gesloten lusschen de Ge
meente en de geldschieters van de Gemeente. Die vastgestelde be
palingen moeten wij naleven en daarin kunnen wij eenzijdig geene
verandering brengen. En het andere besluit is een regeling, die wij
met ons zeiven hebben aangegaan. Wij hebben ons bij die laatste
regeling dit voorgesteld: deze zaak brengt zooveel op, dat wij de ge-
hecle opbrengst niet mogen vcrtccrcn, doch er zooveel van moeten
gebruiken tot aankoop van kapitaal Wij kunnen nu zeer zeker in
die regeling veranderingen brengen, maar zoolang zij bestaat moeten
wij er de hand aan houden. Wij mogen de opbrengst van de Gas
fabriek niet beschouwen als gewone inkomst van de Gemeente, voordat
wij het 20e gedeelte van de bruto-winst aan de Gemeente hebben
teruggegeven tot kapitaalvorming. Wil men dit niet, wijzig dan het
Raadsbesluit, waarbij wij ons tegenover ons zelvcn die verplichting
oplegden.
De heer Knappert. M. d. V.! 't Komt mij voor. dat men de Gas
fabriek als te veel op zich zelf staande beschouwt. Ik ben 'l met U
eens, dat al hetgeen na aftrek van de exploitatiekosten overblijft, als
winst en als gewone inkomsten voor de Gemeente is aan te merken
en kan deze zaak niet worden gelijkgesteld met eene gewonen Naam-
looze Vennootschap, waarbij men door snelle aflossing de uitkeering
van hoogere dividenden tracht te bevorderen. De Gasfabriek toch
maakt een onderdeel uit der gemeentehuishouding, en waren de ont
vangsten en uilgaven der fabriek, op de gewone wijze in de begroo-
ting opgenomen, zooals, als ik mij wel herinner, voor eenige jaren
te Utrecht geschiedde, dan zou ook de aflossing op de gewone wijze
uit de verschillende inkomsten der gemeente plaats hebben.
Wat doet 't er nu eigenlijk toe of wij de aflossing uit deze ontvangst
betalen of niet; wanneer toch uit de winsten der Gasfabriek de som
van 206300 zal zijn terugbetaald, wordt natuurlijk de jaarlijksche
winst zooveel grooter en dient ook deze dan mede tot aflossing van
geldleening. In zooverre blijft dat dus gelijk.
En nn vraag ik, waarom zullen wij meer gaan aflossen dan waartoe
wij verplicht zijn. Wij moeten 6000 aflossen en waarom die nu
tot f 12000 op te voeren, en daarvoor de Inkomstenbelasting's jaarlijks
met f 6000 te verhoogen.
Nu zegt de heer Fockema Andreae, dat wij met twee afzonderlijke
besluiten te doen hebben, die ieder afzonderlijk uitgevoerd moeten
worden. Welnu, dat doen wij hier. Er wordt immers 's jaarlijks
5 pCt. van het aan de Gasfabriek verstrekte kapitaal afgelost en met
een gedeelte van dat bedrag wordt voldaan aan de gestelde voor
waarde tol jaarlijksche aflossing van de leening van IS82. De Gemeente
ontvangt van de Gasfabriek en betaalt terug aan de obligatiehouders.
Ik heb derhalve bezwaar een verandering in de eenmaal gevolgde
regeling te brengen, en zal tegen het voorstel van de Commissie van
Financien stemmen.
De heer Bool. Er is m. i. verwarring in de opvatting der zaak.
De schuld van de Gemeente staat op zich zelf en voor den aankoop
van kapitaal geldt de vraag wat de Raad van de Gemeente Leiden
zich tot plicht heeft gesteld. Dit nu is m. i. dat er van de winst
der Gasfabriek jaarlijks f 15315 zal worden afgezonderd tot aankoop
van kapitaal. Nu kan men die som later wel veranderen of vermin
deren, maar zooals de bepalingen van 1868 en 1831 luiden, moeten
zij worden uitgevoerd.
Er is veel gesproken over fictie, maar ik ben blij, dat de winst
van de Gasfabriek geen fictie is, want dan zouden onze financien er
anders uitzien.
Ik herhaal, dat men naar mijne meening die 6000 ten onrechte
aftrekt.
De Voorzitter. De Raad heeft zich niet verbonden om f 15000 af
te lossen. Maar, (van dit denkbeeld ging men uit) de mogelijkheid
is niet uitgesloten dat de fabriek om de eene of andere reden moet
likwideeren, en daarom moeten wij de schuld, die de Gasfabriek aan
de Gemeente heeft, spoediger aflossen dan anders noodig zou zijn.
5 pCt. wordt daarom gebruikt voor kapitaal-vorming. Maar als nu
eens de schuld is afgelost, zouden wij dan niet meer dan die f 6000
uit de winsten van de Gasfabriek mogen nemen? Ik geloof dat daaraan
niet te twijfelen valt, en hieruit blijkt, dunkt mij, dat de winst een
gewone inkomst van de Gemeente is.
De splitsing op de artikelen waarop men zich ook beroept is alleen
ingevoerd lot vergemakkelijking van het overzicht; 't Is slechts een
kwestie van boeking, maar die niets aan den aard der ontvangsten
verandert.
De heer Fockema Andreae. Nog een enkel woord naar aanleiding
van 't laatst door U opgemerkte, M. d. V.!
De splitsing is ingevoerd omdat de Raad een verschillende bestem
ming aan de opbrengsten gegeven heeft, daardoor heeft de opbrengst
van de Gasfabriek ten deele opgehouden een winst te zijn, die voor
alle mogelijke doeleinden mag gebruikt worden. Maar al is 'teen
gewone inkomst, dan voert men geen twee besluiten uit, door te doen
wat Burg. en Weth. voorstellen.
Laat ik nog een autoriteit aanvoeren. Toen ik twijfelde of ik juist
zag met betrekking van het op dezen post voorgesteld amendement,
heb ik mijn ambtgenoot, Prof. Van der Litli, geraadpleegd, die toen
vroeger deze zaak aanhangig was bij den Raad Voorzitter van de
Commissie van Financiën was. Hij herinnerde zich nog zeer goed
wat er gebeurd was, en zonder dat ik hem mijne mecning over de
zaak mededeelde, zcide hij, dat naar zijne opvatting de bedoeling ge-
j weest was dat de zelfstandig genomen besluiten ook zelfstandig zouden
worden uitgevoerd, terwijl bet besluit tot snellere aflossing van de
schuld voor de Gasfabriek werd genomen onder den indruk van be
zorgdheid zoor de snelle opkomst van het elcctrisch licht. Welnu,
volgt men den voorgcstelden weg, dan voert men de besluiten niet
zelfstandig uit.
Laat ik nog een voorbeeld stellen. Men koopt een huis en verbindt
zich tegenover den verkooper om jaarlijks f 1000 op den verkoopprijs
af te betalen, en besluit later om behalve die 1000 ook nog 2000
te betalen en verbeeld u nu, dat men zei: 1000 heb ik reeds en
van de andere f 2000 gaat dus f 1000 af! Dat gaat toch niet aan,
en toch zoo willen Burg. en Weth. handelen.
De Voorzitter. Ik begrijp de kracht van uw voorbeeld niet.
Wij hebben 5 ton geleend en wij moeten jaarlijks 6000 restitueeren.
Voor de Gasfabriek hebben wij een zekere som van die leening ge
bruikt, en van de winsten, die wij uit die Gasfabriek nu trekken
gebruiken wij 5 pCt. tot kapitaalvorming. Van die 5 pCt. zijnde ruim
f 100(10 gebruiken wij f 4000 om kapitaal te koopen en de rest om
de aangegane schuld af te lossen. Dit is de geheele kwestie.
De heer Van der Hoeven. Een enkel woord om de heeren er op
te wijzen wat het feitelijk gevolg zijn zal van de aanneming van het
voorstel van de Commissie van Financien, wanneer wij dat voorstel
beschouwen, afgescheiden van alle kwestie van vorm of boekhouding.
't Gevolg zal wezen, dat wij zonder eenige noodzakelijkheid en zonder
er door eenig belang toe gedwongen te zijn, een nieuwen last van
f 6000 leggen op de schouders van de belastingschuldigen, alleen om
die te gebruiken tot kapitaalvorming. Daaraan doe ik niet meê.
De heer De Goeje. In theorie ben ik het met de HII. Andreae en
Bool eens, maar practisch met U. Nu wij die bepaling sints 1884 niet
uitgevoerd hebben, is 't beter ze nu ook maar niet te handhavenmen
zou die nu toch stellig niet meer voorstellen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de Commissie van Financiën om den post
met 6000 te verhoogen, in stemming gebracht wordt met 19 tegen
7 stemmen verworpen.
Vóór stemden de heeren Cock, Van Hamel, Bool, Was, Verster, Fockema
Andreae en Schneither.
Volgn. 180 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgn. 181184 en hoofdstuk X worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgedeurd.
Hoofdstuk XI wordt aangehouden tot na de behandeling van de
Iste afdeeling (Inkomsten).
Aan de orde zijn alsnu: De Inkomsten.
Volgn. 1, Hoofdstuk I, Volgn. 214 worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming goedgekeurd; terwijl Volgn. 6 wordt aan
gehouden.
De Voorzitter. Volgn. 15. Opbrengst van collegegeld van de Inrich
ting tot opleiding van Oost-Indische Ambtenaren moet worden verhoogd
niet/270 en alzoo gebracht op f 1270.
Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 16. Opbrengst van schoolgeld aan het Gym
nasium hooger onderwijs) moet worden verhoogd met 525 en der
halve gebracht op/ 11025.
Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 17. Opbrengst van schoolgeld aan de Hoogere
Burgerscholen moet worden verhoogd met f 1670 en alzoo gebracht
op 15670.
Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 18. Opbrengst van schoolgeld lager Onderwijs),
De heer Juta. M. d. V.l In de tweede sectic heb ik de aandacht
gevestigd op het feit dat vele gegoede ouders, die geacht moeten
worden het schoolgeld ad 60 per jaar te kunnen betalen, hunne
kinderen zenden naar de scholen 2de klasse waar een schoolgeld van
f 16 of f 24 wordt gegeven en dat daardoor het aantal nieuwe leer
lingen der scholen 1ste klasse sterk vermindert.
liet antwoord van Burg, en Weth. heeft mij niet bevredigd, doch
alvorens de zaak zelve te bespreken, wensch ik eene uitdrukking te
releveercn welke in dat antwoord voorkomt. Daarin lees ik n.l.
Daargelaten toch de financieele kwestie kunnen redenen van paedago-
gischen aard sommigen de voorkeur doen geven aan het bezoek van
de scholen 2de klasse.''
Nu is het mij voorgekomen M. d. V.! dat deze uitdrukking aldus
uitgelegd kan worden dat Burg. en Weth. erkennen dat ouders het
onderwijs in de scholen 2de klasse beter kunnen vinden dan dat der
scholen 1ste klasse en dat zij daarom hunne kinderen naar de eerst
genoemde scholen zenden. Daaruit blijkt dal van die uitdrukking
een gevaarlijk gebruik kan gemaakt worden, want in de eerste plaats
wordt daardoor op de scholen 1ste klasse een onverdiende blaam ge
worpen; maar ook kunnen gegoede ouders daardoor verklaren waarom
zij hunne kinderen naar de scholen 2de klasse zenden al is ook de
ware reden een financieele.
Nu weet ik wel dat die uitlegging nooit de bedoeling van Burg.
en Weth. kan geweest zijn; immers het Dagelijksch Bestuur zal wel
overtuigd zijn dat het onderwijs aan de scholen 1ste klasse gegeven
uitstekend is, en zeker niet minder dan dat der scholen 2de klasse,
maar juist daarom wilde ik bier in 't openbaar die uitdrukking rele-
veeren, ten einde te voorkomen dat er een verkeerd gebruik van worde
gemaakt. Thans tot de zaak zelve terugkeerende, merk ik op dat
Burg. en Weth. toegeven dat het aantal leerlingen der meisjesschool