ZitUng van Donderdag 11 October 188§
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1". Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan de
scholen van de 3de en 4de klasse n'. 2. (197)
2°. Voorstel betrekkelijk de heffing van schoolgeld op de kweekschool
van onderwijzers en onderwijzeressen. (122 en 190)
3®. Rekening van Vrouwen Kraammoeders over 1887. (193)
4°. Verzoek van mcj. J. A. Prins, om ontslag als derde onderwijzeres
aan de Jongensschool Istc klasse. (195)
5". Voorstel aangaande de overdracht van de Naakte Sluis aan de
provincie Zuid-Holland. (190 en 206)
6". Verzoek van YV. Kapteyn, om een stoep te leggen aan den
Haagweg. (199)
7". Idem van den kerkeraad der Christelijke Gereformeerde gemeente
F. O. De Vries en M. N. Langezaal, ter bekoming in eigendom of
in gebruik van grond van het gedempte St. Jansgrachtje. (200)
8°. Staat van af- en overschrijving op de hegrooting, dienst 1888. (201
en 206)
9°. Verzoek van H. J. P. Van Batenburg, om terugbetaling van
schoolgeld, lager onderwijs. (202)
10". Idem als voren van G. Huter (202)
11'. Idem van de firma W. Hoogenstraatcn dj C°., om een duiker te
leggen van hare fabriek in de Kerksteeg naar het Steensehuur. (204)
Tegenwoordig waren 24 leden, als de liccrenBool, Knappert, Du
Rieu, Zillesen, Van Bultingha Wichers, Schneither, Fockema Andreae,
Van Reenen, Le Poole, Alma, Kaiser, De Goeje, Was, Hasselbach,
Zaalberg, Koctscr, Tieleman, De Sturler, Verster van Wulverhorst,
Cock, Van Hamel, Juta, Van der Hoeven en de Voorzitter.
Afwezig waren met kennisgeving, de heeren: Zaaijcr en Driessen.
De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 20
September worden gelezen en goedgekeurd.
(De heeren Verster en Cock komen ter Vergadering.)
De Voorzitter deeld mede dat zijn ingekomen.
1'. Missive van den Minister van Binnenl. Zaken, dd. 6 October jl.
n'. 2990, afd. O., houdende goedkeuring van het Raadsbesluit van 20
September jl. waarbij aan den lecraar in de Engelsche taal aan het
Gymnasium, P. Fijn Van Draat, dc beide periodieke tractementsver-
hoogingen, lot een gezamenlijk bedrag van f 400 worden toegekend.
2°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, dd. 2/5 October jl.
B. n°. 2991 (3c afd.) G. S n°. 64, ten geleide van het goedgekeurd
Raadsbesluit van 20 September jl. tot aankoop van het perceel aan
den Ouden Singel n°. 30, voor de uitbreiding van het Stedelijk
Museum, waarbij teiens wordt goedgekeurd de suppletoire begrooting,
dienst 1888, ad f 10700 tot vinding der kosten.
3°. Dispositie als voren dd. 1/5 October jl. n'. 3053 (3e afd.) G. S.,
n».15 ten geleide van het goedgekeurd Ie suppletoir kohier der
Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1888.
4'. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, dd. 17/21 Sep
tember jl. B. n°. 2896 (3e afd.) G. S., n°. 101/2, ten geleide van het
goedgekeurd Raadsbesluit van 30 Augustus jl. tot het doen van af-
en overschrijving op de begrooting, dienst 1888, ad 350. (herstelling
van schoolgebouwen.)
5'. Dispositie als voren dd. 17/21 September jl. B. u*. 2895/2895
(3e afd.) G. S., n'. 101/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit
van 4 September jl. tot verhooging der begrooting, dienst 1888, in
ontvangst en uitgaaf met 2200 (Kosten van de oprichting van een
kegelbaan met biljardzaal op het terrein van den Burg
5°. Dispositie als voren dd. 25/29 September jl. B n". 2959 (3e afd
G. S., n°. 84/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 30
Augustus jl tot verhooging van de begrooting, dienst 1888 in ontvangst
en uitgaaf met f 10266.52 en f 27530.57 vastgesteld bij de behande
ling der Gemeenterekening over 1887.
6°. Dispositie als voren dd. 25/22 September jl. B n". 2959 (3e afd.)
G. S., n°. 84/1, ten geleide van hel goedgekeurd Raadsbesluit van 30
Augustus jl. tot voldoening van een bedrag van f 10266.52 uil den
post «Onvoorziene Uitgaven" begrooting 1888.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
Dc Voorzitter legt vervolgens over:
1». Verzoek van de wed Van der Westen, om vergunning tol het
leggen van een loozing naar het sladsriool in de Gortestraal.
2". Idem van M. Laken, om eene stoep te leggen voor perceel
Garenmarkt 1.
3'. Verzoek van de Naamloozc Vennootschap de Leidsche deken-
fabriek, om het gebruik van een gedeelte van het Raainland gelegen
qnder de gemeente Leiderdorp voor het plaatsen van droogramen.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
4», Rekening, dienst 1887, van het Evang. Luth. Wees- en Oude-
Iiedenhuis.
5°. Begrooting, dienst 1889, van de Stedelijke Bank van Lcening.
6". Idem van de Stedelijke Werkinrichting.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
7'. Verzoek van mej. M. Blanken, om eervol ontslag als 3c onder
wijzeres aan dc school 2e klasse voor jongens en meisjes (Leerschool bij
de Kweekschool).
8'. Verzoek van D. Taat te Katwijk, om afschrijving van schoolgeld
(hooger onderwijs) voor zijn pupil Simon Ouweliand.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
Nog wordt mcdegedcelt:
1°. Dat aan den eervol ontslagen brugwachter] S. (Juwerkerk een
pensioen is toegekend tot een bedrag van 102,69, ingaande 1 October
1888 berekend naar een jaarwedde van f 465 en 13 jaren en drie
maanden diensttijd en zulks wegens ziekelijke gesteldheid.
(De heeren Van der Hoeven, Juta en Van Hamel komen ter
Vergadering
De Voorzitter geeft vervolgens kennis dat het volgende schrijven
van den heer Hartevclt is ingekomen:
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Ter toelichting van het verzoek dat ondergeteekende aan Uwen Raad
wenscht te doen, veroorloof ik mij in eenige regelen te herinneren
aan het leven le Leiden van wijlen mijn zeer beminden broeder Herman
Cornelis.
Toen hij zich in het begin van 1857 met zijn gezin (vrouw en twee
kinderen) te Leiden kon vestigen, was dit voor de beide echtgcnootcn
een gelukkige terugkeer naar de bakermat van beider familie. Ter
voorbereiding dier vestiging kocht hij in December van 1856 het
woonhuis thans n°. 29 aan de Hooglandsche Kerkgracht voor /"5000.
Opmeikenswaard is het dat uil de eigendomsbewijzen van vroegeren
tijd, die mijn broeder na den koop werden ter hand gesteld, bleek
dat ditzelfde woonhuis een eeuw te voren (den 28en Januari 1757)
gekocht werd door onzen overgrootvader Abraham Hartevclt voor
4550.
Onze grootvader Adrianus Hartevelt Az. verkocht het in Januari
1794 voor f 3000. In Mei 1861 werd het door mijn broeder verkocht
voor f 5500, omdat hij toen de woning betrok n°. 64 Nieuwe Rijn
boven de wijnkoopcrij waarvan hij beheerend vennoot was.
Al spoedig na zijn vestiging te Leiden werd hjj aangezocht tot
het bekleeden van bestuursposten in velerlei instellingen, genootschappen
en commissiën. Hij was o. a.
Van het jaar 18581868 Diaken bij de Ned. Hervormde Gemeente.
Gedurende denzelfden lijd was hij lid in het bestuur van het
Minnehuis.
Van hel jaar 1869 tot aan het einde zijner levensdagen was hij mede
bestuurder van de Leidsche Maatschappij van Weldadigheid. In 1880
werd hij tot voorzitter in dat bestuur gekozen.
Van 1871 tot aan zijn dood was hij regent van het Heilige Geest
of Arme Wees- en Kinderhuis.
Aan het bestuur van het Werkhuis, later genoemd Stedelijke Werk
inrichting, nam hij deel sedert het jaar 1879.
In de Vennootschap Leidsche Lakenfabriek was hij commissaris van
1862 tot aan de liquidatie dier zaak in 1871.
Als commissaris in de Kon. Grofsmederij trad hij op in het jaar
1867, en bleef dat zijn leven lang.
Tot lid van de Kamer van Koophandel en Fabrieken werd hij ver
kozen in 1867. In het jaar 1883 werd hij door zijne medeleden tot
voorzitter-plaatsvervanger benoemd.
In het jaar 1859 werd hij gekozen tot lid van den Gemeenteraad.
Steeds herkozen, bleef hij dat tot aan het einde zijner dagen.
In 1877 werd hij gekozen tot lid van de Provinciale Staten van
Zuid-Holland, voor welke betrekking hij in 1886 niet verder wenschte
in aanmerking te komen.
Tot Wethouder werd hij verkozen in het jaar 1880. Tegelijk werd
hem opgedragen het voorzitterschap in de Commissie voor het Stedelijk
Museum. Hij bekleedde die betrekkingen totdat de dood een einde
maakte aan zijn leven den 30sten December 1886. Den lOden dier
maand was hij 68 jaren oud geworden.
Toen wij den derden Januari van het jaar 1887 aan het stoffelijk
overschot van dezen achlenswaardigen burger, mijn zeer beminden
broeder, de laatste eer bewezen, ontwikkelde zich uit de gewaarwor
dingen die mij daarbij overstelpten, een tweeledig gevoel van dank
baarheid: Als burger van Leiden voor den man die der burgerij vele
diensten had bewezen, en als broeder van den overledene voor dc
burgerij, die hem bemind en met haar vertrouwen vereerd had. Ter
stond ontlook in mij de begeerte aan deze tweeledige dankbaarheid
uitdrukking te geven op zoodanige wijze als meest geschikt om in
hel blijvend belang der Gemeente op het gebied van Wetenschap of
Kunst, haar in herinnering te houden.
Aan de moeilijkheid eener keuze werd te gemoet gekomen door den
heer Dr. W. Pleyte, vriend van mijn overleden broeder wiens steun
als voorzitter der Commissie voor het Stedelijk Museum door Dr. Pleyte
zeer werd gewaardeerd. De ijver, de liefde van Dr. Pleyte voor ons
Stedelijk Museum is bekend en zijn streven om de verzameling van
voorwerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de
geschiedenis der kunst te doen ontwikkelen tot een Kunst-Museum
heeft al mijne sympathie, en het stichten eener kunstzaal voor het
Stedelijk Museum kwam mij voor een geschikt middel om aan het
bovenomschreven doel te beantwoorden. De stichting eener Kunstzaal
zal wel mogelijk aan personen die in het bezit zijn van wezenlijke
Kuntvoorwerpen waaraan zij eene veilige bewaarplaats en tentoon
stelling willen verzekeren, den weg wijzen die zij daarmede hebben
in te slaan.
Het bekend maken van mijn te dezer zake reeds sints ecnigen tijd
genomen besluit, wachtle op eenige voorbereidingen, ten eerste op de
beslissing door Uwen Raad te nemen omtrent den aankoop van een
perceel naast de Lakenhal, ten tweede op de teekening van een
ontwerp of plan voor dc Kunstzaak
In de zitting van Uwen Raad, dd. 20 Sept., is het voorstel tot aankoop
van bovenbedoeld perceel aangenomen, zoodat er thans plaats is voor
het bouwen van een Kunstzaal.
Alsnu uitvoering gevende aan mijn hierboven uitgedrukt verlangen
heb ik de eer Uwen Raad te verzoeken om mij te veroorloven aan
bet Stedelijk Museum een Kunstzaal toe le voegen die ik de Gemeente
aanbied als een testimonium van dankbaarheid, die ik wel zeker weet
dat niet alleen in mijn hart woont.
Een plan voor de Kunstzaal wordt hierbij overgelegd. Ik verklaar
tevens aan mijn aanbod geen voorwaarde hoegenaamd te verbinden
en verlang over het al of niet geheel of gedeeltelijk volgen van dit plan
geen stem te hebben. Alleen dient in het oog gehouden dat het cijfer