81
H. n°. 744, waartoe behoort een aan de vorige eigenaresse mejuffrouw
C. M. Dozy, bij Raadsbesluit van 2 September 1879 in eigendom af
gestaan perceel grond der gemeente, dal aan haar bij Raadsbesluit
van 22 Januari 1837 in gebruik was verleend, groot 115 centiaren,
tegen eene jaarlijkschc vergoeding van 6, op de volgende voor
waarden, als:
1°. precario en lot kennelijke wederopzegging,
2°. de gemeente behoudt hel recht op een gedeelte van den grond
gedurende den winter zand te leggen tol bestrooiing der bruggen;
dat door het dempen van het St. Jansgrachtje krachtens Raadsbe
sluit van 17 Maart 1887 liet aangrenzend gedeelte van de Haarlcmmer-
stiaat tol aan den Ouden Rijn ongebruikt en zonder bestemming
liggende, voor de Bewaarschool van groot nut zou zijn, indien de
Gemeenteraad dien grond, groot 92 centiaren aan den Kerkcraad
mocht willen in gebruik geven op dezelfde voorwaarden als bij
Raadsbesluit van 22 Januari 1837 is geschied ten aanzien van het
stuk grond, dat later in eigendom werd afgestaan, evenals het ge
deelte van het gedempte grachtje van de Haarlemmerstraat tot aan
de Oude Vest, aan het Roomsch Katholiek kerkbestuur van O. L. V.
Hemelvaart is afgestaan en wel in eigendom;
dat de Kerkeraad aarzelt den eigendom te verzoeken van het ge
deelte dat aan de Bewaarschool grenst, en daarlangs ligt, omdat bij
Raadsbesluit van 17 Maart 1887 de Gemeente zich voorbehouden heeft
daarover te beschikken voor een bergplaats van zand.
Redenen waarom de Kerkeraad zich bepaalt tot het verzoek, om
bovenbedoelden grond in gebruik te mogen erlangen.
't Welk doende enz.
Namens den Kerkeraad der Chr. Ger. Gemeente
11. Beuker, Praes.
G. J. De Jonch, Scriba.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met vcrschuldigden eerbied te kennen; Fokkc Oedses De
Vries, wonende Oude Vest n°. 111;
dat hij eigenaar is van de pcrceelen Ouden Rijn n°. 176, en Haar
lemmerstraat n°. 299a;
dat deze beide perceelcn gelegen zijn op deri hoek van het onlangs
gedempte St. Jansgrachtje, en waarvan de zijgevels strekken van de
Haarlemmerstraat tol den Ouden Rijn;
dat hij voor de demping, een uitgang had in genoemd grachtje, en
dat de ramen van genoemde perceelen uitkomen in het gedempte
St Jansgrachtje, en vandaar ook hun licht gedeeltelijk ontvangen,
zoodat, wanneer daar na verloop van eenigen tijd, gebouwd zou
worden, daardoor grootendeels het licht voor zijne perceelen zou
worden weggenomen.
Redenen, waarom adressant beleefd verzoekt, om, het gedempte
in zjjn geheel of het gedeelte langs de zijgevels van zijne huizen,
(strekkende van af het afsluithek van het gedempte St. Jansgrachtje
aan de Haarlemmerstraat tot aan het afsluithek aan den Ouden Rijn,)
in bruikleen of in eigendom aan hem af te staan.
't Welk doende,
Leiden, 15 September 1888. F. O. De Vries.
Aan den Gcmeentiraad van Leiden.
Geeft met vcrschuldigden eerbied te kennen Marlinus Nicolaas
Langczaal, timmerman te Leiden.
dat door hem, tijdens dc demping van hel St. Jansgrachtje welk
werk door adressant voor rekening van het R. C. kerkbestuur is ver
richt, aan den heer Gemeente-Architect de vraag is gedaan, of het
gedempte gedeelte van genoemd grachtje gelegen tusschen de Haar
lemmerstraat en Ouden Rijn, door hem in gebruik mocht worden
genomen,
dat toen doar den Gemeente-Architect hem geantwoord is dat ge
noemd gedeelte waarschijnlijk door de gemeente zelve zal in gchruik
worden genomen;
dat ten gevolge van dien adressant het voornemen heeft laten
varen, om een rcqucsL daaromtrent aan den Gemeenteraad in te
dienen;
dat hem nu is gebleken dat door het bestuur der Christelijke Ge
reformeerde Bewaarschool een adres tot in gebruikneming van dien
grond aan den Gemeenteraad is ingediend;
dat dientengevolge adressant UEd. Achlb. beleefd verzoekt om ge
noemden grond legen eene te bepalen recognitie in gebruik te mogen
houden lol wederopzeggens toe.
't Welk doende,
UEd. Achlb. Dw. Dienaar,
Leiden, 15 September 1888. M. N. Langezaal.
Leiden, 25 September 1888.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op de hicrbjjgevocgdc
drie requesten betreffende bet in gebruik vcrleenen van dat gedeelte
van het gedempte Sl. Jansgrachlje, 't welk gelegen is tusschen den
Ouden Rijn en de Haarlemmerstraat, te berichten dal door den
Kerkeraad der Christelijk Gereformeerde Gemeente terecht is opge
merkt, hoe volgens het Raadsbesluit van 17 Maart 1887 de gemeente
zich over dat gedeelte de beschikking heeft voorbehouden tot een
bergplaats van zand; dat die bestemming dan ook reeds daaraan ge
geven is en er behoefte blijft bestaan aan die beschikking, omdat zoo
weinig gelegenheid meer beslaat om over grond te beschikken, gelijk
dan ook aldaar bergplaatsen voor brandspuitslangcnwagcns zeer spoedig
moeten gemaakt worden.
De Commissie acht zich derhalve verplicht tot afwijzing van het,
bij genoemde requesten gedaan verzoek, te adviseeren.
Aan HU. Burg. en Weill, der De Commissie van Fabricage,
gemeente Leiden.
Tc Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.