61 Kitting van Donderdag SO September 1888 geopend 's namiddags Ie twee uren. Voorzitter: dc Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: i 1°. Voorstel betrekkelijk den aankoop van het perceel naast de Lakenhal. (183 en 192) 2°. Idem tot verhooging van de jaarwedde van den leeraar in dc Engelsche taal aan het Gymnasium. (173) 3°. Idem betrekkelijk de lijdelijke aanstelling van eenc lccrarcs in dc Engelsche taal aan de Hoogcre Burgerschool voor Meisjes. (185 en 189) 4°. Verzoek van de leden der Lawn Tennis-club, om het Gymnastiek lokaal aan de Pieterskerkgracht te mogen gebruiken. (184) 5*. Idem van B. Verhoeven, om een stoep te leggen in de Haarlemmer straat. (186) 6°. Eerste Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1888. 7*. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1887, van het Luthersch Wees- en Uudeliedenhuis. (187) Tegenwoordig waren 23 leden, als de hoeren: Kaiser, De Goeje, Hassclbach, Zaalberg, Koetser, Ticleman, Dc Sturler, Le Poole, Van Rcenen, Fockema Andreae, Schneither, Van Hamel, Alma, Zaaijcr, Du Rieu, Zillesen, Van Buttingha Wichcrs, Knappert, Driessen, Was, Van der Hoeven, Juta en de Voorzitter. Afwezig met kennisgeving dc heeren Bool en Nijkamp. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 4 September worden gelezen en goedgekeurd. (De heer Van der Hoeven komt ter vergadering). De Voorzitter legt vervolgens over: 1®. Adressen van J. A. Bots en de Wed. H. A. Schmier, houdende raededeeling van bezwaren tegen de voorgenomen demping van de 3e Binnenvestgracht loopende van de Mare tot aan dc Oost-dwarsgracht. Te behandelen bij den betrekkelijken post van de hegrooting. 2®. Verzoek van W. Kapteyn, om vergunning tot het leggen van eenc stoep voor het perceel llaagweg 156. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 3®. Begrootingen dienst 1889 van het Gereformeerd Minne-of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, het Heilige Geest- of Arme Wees-en Kinderhuis en van de Roomsch Katholieke armen. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 4°. Verzoeken van M. N. Langezaal en F. O. De Vries, om den eigendom of het gebruik van gemeentegrond lusschen de Haarlemmer straat en den Ouden Rijn verkregen door demping van het St. Jans grachtje. 5®. Verzoek van G. J, Van der Loo en andere bewoners van de Haar lemmertrekvaart, om den eigendom van den grond verkregen door demping van een gedeelte sloot langs die vaart. Worden in handen gesteld van Burg. en Weth. Aan de orde is alsnu: I. Voorstel betrekkelijk den aankoop van het perseel naast de Lakenhal. 4°. vast te stellen den slaat van af- en overschrijving met dien verstande dat wordt overgeschreven uit den post voor onvoorziene uitgaven tot betaling der kosten van overdraeht en de in dit jaar te vervallen renten, een bedrag van /'800 Die kosten van overdracht en de rente over drie maanden ad 100 kunnen zeer goed uit den post van onvoorziene uitgaven gevonden worden, aangezien daarop nog 4000 beschikbaar is. (De heer Juta komt ter Vergadering). De VoonziTTEit. De amendementen van den heer Fockema An dreae zullen geene afzonderlijke ondersteuning behoeven, daar dc Com missie van Financiën als ik mij niet vergis eenparig het gevoelen van den Voorzitter deelt, en komen dus tegelijk met het voorstel in be handeling. De Voorzitter. Ik wil slechts twee opmerkingen maken naar aan leiding van hetgeen door den heer Fockema Andreae is gezegd. De eerste is, dat de faciliteit, die de verkooper ons aanbiedt, den aard van de transactie niet verandert. En de tweede, die zich daar aan onmiddellijk vastknoopt, is deze: de reden, die den Raad pleegt te moveeren om een zekere uitgave te bestrijden door leening, niet hierin is gelegen, dat men een groote uitgaaf over een aantal jaren wenscht te verdeden, maar dat de aard van de uitgave medebrengt, dat men daarvoor behoort te leenen. En hiermede, meen ik, dat het geheele betoog van den heer Fockema Andreae komt te vervallen. Ik zal verder niet in breedvoerige beschouwingen treden omtrent de gevoelens die het Dagelijksch Bestuur en de meerderheid van den Raad zijn toegedaan ten opzichte van dit punt. Het beginsel hetwelk 't hier geldt en waarmede de Raad zich tot dusverre vereenigde, is dat aan een uitgave die ook in het belang van de toekomst wordt gedaan, ook door de toekomstige leden der gemeente moet worden betaald. Ik zal er alleen dit nog bijvoegen, dat ik de aanneming van het amendement ontraad; ik vertrouw, dat de Raad zal vasthouden aan het beginsel, waarin hij het Dagel. Bestuur al zoo menigmaal ge steund heeft. De heer Fockema Andreae. M d. V.! Ook ik zal niet in breed voerige beschouwingen treden, maar ik wensch alleen de volgende opmerking te maken. U zegt de gronden te kennen, die den Raad movecrcn om mee te gaan met voorstellen tot 't vinden van buiten gewone uitgaven uit buitengewone ontvangsten, en schijnt daarmeê te lezen in 't binnenste der raadsleden. Die grond zou zijn, dat men uitgaven waarvan ook het nageslacht voordeel zal trekken, voor een deel ook moet niet slechts mag leggen op de schouders van het nageslacht. Ik betwijfel eenigermate of dit argument wel in dien omvang geldt bij al de leden van den Raad. Ik erken dat door u en anderen dit argument op den voorgrond is gezet, maar het komt mij voor, dat die financiers zooals er vele geweest zijn ook in onze Sta ten-Ge neraal gelijk hebben, die zeggen dat dit argument nooit zonde zijn uitgevonden, wanneer 't mogelijk geweest ware die buitengewone uit gaven uit de gewone inkomsten te bestrijden. Ik ben vast overtuigd dat op den bodem van die beslissingen van den Raad hier en ook elders, ligt het besef van de onmogelijkheid om de uitgaven die werkelijk gedaan moeten worden, te bestrijden uit de gewone ontvangsten zonder op de schouders der belastingschuldigen van het oogenblik een veel te zwaren last te leggen. Nu men een maal op financieele gronden wel moet leenen, nu heeft men gezocht naar argumenten en dan ook een zoogenaamd beginsel gevonden, waarvoor inderdaad wel iets te zeggen zal zijn, anders toch zouden niet zoovele leden van den Raad zich daarmede hebben vereenigd. Het komt mij voor dat ik dus niet zoo geheel ongelijk had toen ik zeide, dat in deze zaak aanleiding was om van het gewoonlijk ge volgde beginsel af te wijken, omdat nu de gelegenheid werd geopend om zonder leening eene uitgave over meer jaren te yerdeelen, in dier voege dat zij voor elk jaar de krachten niet te boven gaat. De Voorzitter. Ik zal mij zeker de bekwaamheid niet aanmatigen om te kunnen lezen in het binnenste van de leden van den Raad. Ik meen eehtcr te mogen aannemen dat wanneer wij tot adstructie onzer voorstellen argumenten aanvoeren en de meerderheid vereenigt Zich met de voorstellen, zij dit dan doet omdat zij ook de juistheid dier argumenten toegeeft. Anders toch zoude de opmerking niet aehterwege blijven van de leden die ons gevoelen niet deelden: »Ik zal voor het voorstel stemmen, ofschoon niet op de door U aangevoerde gronden". Ik moet er aan herinneren dat de discussiën over deze zaak steeds hebben geloopen juist over de bewering dat de som te gering was om er voor te leenen. Dit argument hebben wjj altijd bestreden, omdat daaraan geen enkel beginsel ten grondslag ligt, en dit durf ik toch beweren dat onze voorstellen dienaangaande steeds gegrond zijn op een beginsel. Meermalen heb ik de vraag gedaan, zonder er echter ooit een antwoord op te ontvangen, en het zou mij aangenaam zijn indien ik van deze Commissie van Financiën daarop eens een antwoord ontving, waarom eene som van f 3,50, verkregen door verkoop van grond, niet te gering is om haar te besteden voor aankoop van kapitaal. Waarom was die som daarvoor niet te klein en waarom is nu deze uit gaaf van f 10000 te onbelangrijk om die te vinden uit de opbrengst van den post: geldleeningen? Wij hebben nog een voorbeeld van recenten datum waaruit blijkt dat de Raad zich regelt naar den aard der uitgaaf en niet naar de grootte der som die wordt vereischt: de aankoop namelijk van het gymnastieklokaal in de Van-der-Wcrfstraat. Dat is ook betaald uit de opbrengst van geldleeningen en dit voorbeeld zou nog met vele andere te vermeerderen zijn. Steeds ik herhaal het werd gezegd: de som is te gering, wij kunnen die best uit de gewone middelen kwijten; een stelsel of beginsel lag evenwel nooit daaraan ten grondslag. B. en W. hebben die handelwijze dan ook altijd bc- (Zie Ing. St. n®. 183 en 192). De heer Fockema Andreae. M. d. V.! De Commissie van Finan ciën juicht in hoofdzaak zeer toe het voorstel door het Dag. llest. gedaan. Het komt ook ons voor dat uit het trouw bezoek van het museum wel blijkt dat het voorziet in eenc behoefte van alle kringen der bevolking, en dat derhalve eene uitgave ten behoeve van dit mu seum wel gerechtvaardigd is. De Commissie meent evenwel, zooals uit haar rapport blijkt, dat men beter doet om voor deze uitgave niet te leenen, maar gebruik te maken van de gelegenheid ons door den verkooper geopend, om de koopsom in termijnen te betalen, waardoor wij juist kunnen bereiken datgene wat gewoonlijk voor eene leening het hoofdmotief is: verdeeling van eene eenigszins belangrijke uitgaaf over meer dan één jaar. Ik zal niet veel over de amendementen van de Commissie zeggen, want het doen eener uitgave uit de buitengewone ontvangsten is eene zaak reeds zoo dikwerf hier besproken, dat daarover ieder lid wel zjjne gevestigde meening zal hebben. Ik behoef daarbij niet op te merken dat de quaestie nu van eenigs zins anderen aard is, omdat de verkooper zelf genoegen wil nemen met de betaling in termijnen, waardoor de betaling in eens en dus eene leening onnoodig is. In dit geval is er derhalve voor het stelsel van de Commissie zooveel te meer, te zeggen. Ik zal mij thans be palen tot het formuleeren van de amendementen In de eerste plaats stelt de Commissie voor om in het voorstel van 11. en W. sub 2°. »dat de daarvoor en voor de kosten van overdracht benoodigde gelden ten bedrage van ongeveer f 10700 zullen worden gevonden uit de Bui tengewone ontvangsten (Opbrengst van geldlecning"), te vervangen door: 2°. de koopsom zal worden betaald in vijf jaarlijksche termijnen, elk van f 2000 aan te vangen met het jaar 1889, met bijbetaling van 4 pCt. rente van het nog onbetaalde bedrag, 3®. de koopsom met de rente en de kosten van overdracht te vin den uit de gewone ontvangsten. Vervolgens om in plaats van sub 3 van het voorstel: 3®. tot vast stelling van den hierbij overgelegden suppletoiren staat van begroo ting, dienst 1888, strekkende tot verhooging van die begrooting in ontvangst en uitgaaf met f 10700, te lezen:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 1