43
Zitting van Donderdag 28 Juni 1888.
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorziller: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1*. Benoeming van een Commissaris der Bank van Leening. (140)
2*. Idem van drie bestuursleden van de Stedelijke Werkinrichting.
('42)
3". Voorstel lot wjjziging van de Verordening op de Commissie van
Financien. (124)
4'. Idem betrekkelijk de jacht op waterwild in de Vroon wateren. (136)
3'. Idem betrekkelijk de verpachting van het buffet in de Gehoorzaal.
(138)
6*. Staat van afschrijving van aanslagen in de Plaatselijke Directe
Belasting. (141)
7*. Rekening van de Stedelijke Gasfabriek. (137).
Tegenwoordig waren 24 leden, als de heeren: Du Rieu, Knappert,
Bool, Was. Zillesen, Van Reenen, Lc Poole, Schneilher, Van Butlingha
Wichers, Driessen, Koetser, Tieleman, De Slurler, Verster van Wulvcr-
horsl, Cock, De Goeje, Zaaijer, Alma, Juta, Van der Hoeven, Fockema
Andreae, Zaalberg, Van Hamel en de Voorzitter.
Afwezig was met kennisgeving de heer Kaiser.
De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 21
Juni worden gelezen en goedgekeurd.
De heeren Fockema Andreae, Van der Hoeven en Juta komen ter
Vergadering.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen:
1#. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dd.
19/23 Juni jl. B, N®. 1633 (3c afd.) G. S., n°. 87, ten geleide van het
goedgekeurd Raadsbesluit van 7 Juni jl. tot onderhandsche verpachting
der tienden te Leiderdorp.
2°. Missive van Gedep. Staten van Zuid-Holland, dd. 23/27 Juni jl.
B. n°. 1703 (3e afd.) G. S., n°. 13, ten geleide van het Koninkl. Bes luit
houdende goedkeuring van het Raadsbesluit tot helling van eenc be
lasting voor plaatsen op de onderscheidene markten of elders te
Leiden tot 30 Juni 1891.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over.
I®. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving, beide
dienst 1887, van het R. C. Wees- en Oudeliedenhuis en R. C. Armen.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
2®. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de Plaatseljjke Directe Be
lasting, dienst 1888.
3°. Adres van het Bestuur der afdeeling Leiden der Nederl. Maat
schappij ter Bevordering van Nijverheid, houdende verzoek om een
subsidie uit de Gemeentekas van f 850 ter bestrijding van de kosten
wegens het houden in 1889 van de 112e algemeene vergadering en
het congres in deze gemeente.
Dit adres luidt aldus:
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigdcn eerbied te kennen het Bestuur van het
departement Leiden der Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering
van Nijverheid,
dat in de II le algemeene vergadering der "Maatschappij dit jaar
te 's Gravenhage te houden namens het Departement Leiden zal
worden voorgesteld dit departement aan te wijzen als de plaats waar
in 1889 de 112e algemeene vergadering en het congres gehouden
worden
dat het departement Leiden in het jaar 1865 voor het laatst de
eer genoot de afgevaardigden der verschillende departementen der
Maatschappij in zijn midden te zien en zich thans na een tijdsverloop
van bijna een kwart eeuw, voorstelt die opnieuw te ontvangen;
dat evenwel aan de ontvangst in eene zoo belangrijke industrieele
gemente als Leiden kosten gepaard gaan die uit de financiën van het
departement niet ten volle te bestryden zijn, te meer daar ook het
voornemen bestaat gedurende de algemeene vergadering eene tentoon
stelling te houden van voortbrengselen van uitsluitend Leidsche
nijverheid
en dat het bestuur zich daarom met vrijmoedigheid tot Uwe Ver
gadering wendt met het verzoek dat het haar moge behagen ter ge
deeltelijke bestrijding der kosten voor de hierboven bedoelde alge
meene vergadering en congres aan het Departement uit de gemeentekas
te willen toekennen een subsidie van acht honderd vijftig gulden.
't Welk doende enz.
A. L. De Sturler, Voorzitter.
Verhey Van Wijk, Secretaris.
Leiden, 27 Juni 1888. S. B. Vos, Penningmeester.
4°. Verzoek van P. Van Driel Bz., om 4 M'. gemeentegrond van
den Vestwal bij de Zylpoort.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weill.
De heer Zaalberg komt ter Vergadering.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een Commissaris der Bank van Leening.
(Zie Ing. St. n°. 140.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren Koetser, Zaaijer en Van der
Hoeven verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken?
De uitslag der stemming is dat met 22 stemmen wordt benoemd
Mr. C. Cock, op den beer H. Van der Hoeven werd 1 stem uit
gebracht.
Dc Voorzitter, Is de heer Cock bereid de betrekking te aan
vaarden.
De heer Cock. Jawel, M. d. V.!
II. Idem van drie bestuursleden van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 142.)
Dc uitslag der stemming is dat uit het eerste dubbeltal wordt be
noemd de heer C. J. Leembruggenuit het tweede dubbeltal dc heer
Ür. De Loos en uit het derde dubbeltal dc heer Dr. J. G. Van
der Sluys, allen met algemeene stemmen.
De Voorzitter. Den benoemden zal van hunne benoeming kennis
worden gegeven.
Ik dank de heeren stcmopnemers voor hunne welwillende mede
werking.
III. Voorstel tot wijziging van de Verordening op de Commissie van
Financiën.
(Zie Ing. St. n°. 124.)
De heer Cock. M. d. V! Ik wcnschte als Voorzitter van dc Com
missie voor de Huishoudelijke Verordeningen even 't woord te hebben,
meer over de zaak zelve, dan wel over het rapport van de Commissie,
ofschoon ik dat toch ook niet buiten bespreking zal laten. Ik begin
echter met iets, dat tot de quaestic zelve weinig afdoet. Ik herinner
er aan, dat, zooals dc leden hebben kunnen zien, onze Commissie
niet eenstemmig over deze zaak dacht, maar dat er in baar midden
een meerderheid en een minderheid bestond. Ik heb de eer die
minderheid uit te maken, en niemand in deze Vergadering, die mij
kent, zal zich daarover verwonderen. Iedereen zal zich herinneren
hoe, toen indertijd door ons thans hier niet meer aanwezig en be
treurd medelid, den heer Buys, een voorstel werd gedaan om der
toenmalige Commissie van Financiën en eveneens alle andere Raads-
commissien van voorbereiding te verbieden, om zonder voorafgaande
machtiging van den Raad, een gezamenlijk rapport met Burg. en Wetli.
uit te brengen, ik met den heer Le Poole, den broeder van het tegen-
woordigen lid, als eenige aanwezige leden van dc Commissie voorde
Huishoudelijke Verordeningen de aanneming van dat voorstel sterk heb
aanbevolen. Ik wil thans de gronden, die ons daartoe geleid hadden,
niet meer herhalen. Genoeg zij het er op te wijzen, dat het nu in
behandeling zijnde voorstel in zijne gevolgen feitelijk datgene wettig
verklaart en als regel stelt, wat juist de heer Buys wilde verbieden,
't Zal daarom dan ook niemand verwonderen, dat ik tegen het voor
stel van het Dagclijksch Bestuur zal stemmen, zelfs wanneer dc amen-
dementen van rayne medeleden der Commissie mochten worden aan-
genomen, want ik stel er prijs op dit duidelijk te zeggen ik
ben en bljjf tegen het geheele voorstel.
Dit wat mij betreft.
Nu een woord over het rapport zelve. Mijn opinie 't zij mij
veroorloofd daarop even terug te komen is door den bekwamen
steller van dit rapport, den heer Was, volkomen juist weergegeven,
zoodat ik er niets meer behoef bij te voegen. Ik heb nu gezien hoe
't mogelijk is de opinie van een ander volkomen juist terug te geven
en te adstrueeren, ook al is men t er zelf volstrekt niet mee eens;
ik dank den heer Was voor de helderheid zijner bewoordingen.
Nu de opinie van de meerderheid der Commissie! De verdediging
daarvan zal ik niet op mij nemen, want, al moge de heer Was de
kunst verstaan een opinie, die hij niet deelt, volkomen zuiver en helder
weer te geven, mij is die gave niet geschonken, althans niet in zoo
danige mate, dat ik ook tevens eene voldoende verdediging daarvan
op mij zoude durven nemen. Eene zaak, waarvan ik niet overtuigd
ben, kan ik niet con amore verdedigen. Dit zal trouwens geheel
onnoodig zijn, want mijne geachte twee medeleden zijn voor die laak
volkomen berekend. Wat de amendementen betreft die door onze
Commissie worden voorgesteld, daarmede kan ik mij wel vereenigen,
omdat zij het voorstel van Burg. en Weth. verbeteren zullen; niet
echter omdat zij het voorstel voor mij aannemelijk zullen maken,
maar alleen omdat het er minder onaannemelijk door zal worden. De
gronden, waarop die amendementen steunen, zullen mijne medeleden
wel nader uiteenzetten, en ik zal hen, zoo noodig, daarbij gaarne
bijstaan.
Ik wensch thans echter nog een enkel woord te zeggen over de
beteekenis van het rapport der meerderheid.
De meerderheid der Commissie wil wel medegaan met het voorstel,
mits men lette daarop wel eenige verbeteringen worden aan
gebracht, eenige leemten aangevuld. En dat die verbeteringen niet
over het hoofd gezien moeten worden, blijkt uit het nauwe verband
dat er bestaat tusschen het rapport der Commissie en die verbeteringen,
zoodat het definitieve gunstige advies eigenlijk gezegd grootendeels
afhangt van en steunt op de door den Raad in het voorstel aan te
brengen wijzigingen.
Nu de verbeteringen zelve Ik ben het volkomen met U eens,
M. d. V., dat om eene discussie zoo helder, duidelijk en eenvoudig
mogelijk te maken, het zaak is de amendementen op een voorstel,
als het kan, niet bij de algemeene beraadslaging te bespreken. Ik
zal het dus, voor zoover het van mij afhangt, daarheen trachten te
leiden, dat de drie amendementen van de Commissie voor de Huis
houdelijke Verordeningen, bij de betrokken artikelen worden besproken
en behandeld. Men vergete intusschen niet dat de amendementen
ook in hooge mate het wezen der zaak zelve betreffen en in zooverre
ook bij de algemeene beraadslaging niet geheel en al onvermeld
mogen blijven.
Dc drie amendementen die ik nu namens de Commissie, voorstel
zijn geheel overeenkomstig de wenschen in het advies der Commissie
vermeld.