39
N°. I09.
Leiden, 26 Mei 1888.
Naar aanleiding van nevensgaand adres van P. K. J. Pabst, thans
Dirigeerend officier van gezondheid te Breda, geven wij Uwe Ver
gadering in overweging aan adressant, wegens vertrek uit de ge
meente met 1 Meijl., restitutie te vcrlcenen van betaald schoolgeld:
voor zijne dochter Johanna, leerlinge der Hoogerc Burgerschool voor
Meisjes, over het laatste kwartaal van den cursus 1887/88, ad f 15,
voor zijne dochter Antonia, leerlinge der Meisjesschool le klasse over
de maanden Mei en Juni ad f 7.50,
en voor zijnen zoon Charles, leerling der Jongensschool le klasse,
over de maanden Mei en Juni ad 7.50, alzoo lot een gezamenlijk
bedrag van f 30.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De ondergeteekende P. K. J. Pabst, Dirigeerend officier van gezond
heid der 3e klasse te Breda, heeft de eer zich lot U te wenden, met
het verzoek om hem restitutie te verlecnen van te veel betaald
schoolgeld.
Johanna Pabst was leerlinge der le klasse op de Hoogere Burger
school voor Meisjes,
Antonia Pabst was leerlinge der 5e klasse op de Gemeenteschool
le klasse voor Meisjes (hoofd Mejuffrouw Jesse) en Charles Pabst was
leerling der 2e klasse op de Gemeenteschool le klasse voor Jongens
(hoofd de Heer Japikse.)
Alle drie kinderen hebben vóór den len Mei jl. de scholen verlaten,
door verandering van woonplaats van den ondergeteekende.
Voor Johanna Pabst is op den 25en April jl. bij den heer Gemeente
ontvanger het 4e kwartaal van het schoolgeld 15) betaald en op den
27 April jl. voor Antonia en Charles het 2c kwartaal 22.50);
Volgens de bepalingen van het Raadsbesluit regelende de heffing
van schoolgelden in de gemeente Leiden is er voor Johanna 15, en
voor de beide kinderen het j gedeelte van 22.50 (zijnde f 7.50) te
veel betaald.
Redenen waarom hij den Gemeenteraad verzoekt hem restitutie te
vcrlcenen van het te veel betaald schoolgeld, zijnde 22.50.
De Dirigeerend Officier van Gezondheid
Breda, den 24 Mei 1888.
der 3e klasse,
Pabst.
N°. HO.
Leiden, 17 Mei 1888.
In handen der Commissie van Financiën is gesteld een voorstel
van Burgemeester en Wethouders, strekkende:
le. lot oprichting van een Gymnastieklokaal met bergplaats en
bovenwoning en tot inrichting van een speelplaats ten behoeve van
de school 3e klasse n°. 2, op het aan de Gemeente behoorend perceel
aan de Van-der-Werfstraat, Sectie H, n°. 2486, waarvan de kosten,
met inbegrip van de aanschaffing van meubilair, zijn geraamd op
5o00
2e. lot machtiging aan Burg. en Weth. ter aanstelling van een
bewaarder voor de genoemde school 3e klasse n». 2, op een weekloon
van f 4 en 't genot van vrije woning;
3e ter bepaling, dat de uitgaven zullen worden bestreden uit de
buitengewone ontvangsten en alzoo tot vaststelling van een suppletoiren
staat van begrooting (dienst 1888) in ontvangst Volgn. 42 met f 960 en
Volgn. 53 met ƒ4540 en in uitgaaf Volgn. 134 ƒ5500.
De Commissie van Financiën heeft de eer, te berichten, dat zij
zich met het voorstel sub. 1 kan vereenigen, wat betreft de inrichting
van het daar ter plaatse aanwezige gebouw tot Gymnastieklokaal met
bergplaats voor bijv. brandweermateriaal en met de aanschaffing van
meubilair. Niet echter met het maken van eene bovenwoning. Het komt
haar voor, dat op het plan aanmerkelijk zal kunnen worden be
zuinigd, wanneer de bovenwoning vervalt. De noodzakelijkheid der
aanstelling van een bewaarder, ziet de Commissie niet in. De voor
deden van die aanstelling mogen niet geheel te ontkennen zijn, de
schaduwzijde overtreft, door de meerdere uitgaven, die de aanstelling,
en, als gevolg daarvan, die inrichting van eene bovenwoning zal met
zich voeren, de lichtzijden. Bovendien meent de Commissie, dat, ter
voorkoming van baldadigheid en het herhaaldelijk inwerpen van
ruiten, politietoezicht evenveel, zoo niet ineer nut kan hebben, dan
surveillance door een bewaarder.
Diens weekloon ad 4 moge per jaar minder bedragen, dan de
250 die voor het schoonhouden van schoollokalen en het aanleggen
van de kachels daardoor uitgespaard kunnen worden, de stichting en
kosten van des bewaarders bovenwoning, geraamd op 1300 over
treffen met 450 de a 4 pCt. gekapitaliseerde jaarlijksche be
sparing van 42, ongerekend nog de jaarlijksche kosten van onder
houd en de meerdere uitgaaf aan personeele belasting immers
den bewaarder' zal wel vrijdom van de drie eerste grondslagen
moeten toegekend worden en het minder wenschelijke van ver
meerdering van vast personeel van beambten, die mettertijd op pen
sioen zouden kunnen aanspraak hebben.
Deelt de Raad onze meening, dat het niet wenschelijk is tot den
bouw van de conciërgewoning over te gaan, zoo zullen de plannen dienen
te worden omgewerkt en aan den Raad een gewijzigde staat van
begrooting overgelegd.
De raming van f 1000 voor Gymnastiek-werktuigcn komt de Com
missie ook te hoog voor. Deze zoude zelfs te ruim schijnen, wanneer
bedoeld werd, de aanschaffing van werktuigen voor volledig Gymnas
tiekonderwijs. Nu slechts het doel is, onderwijs in de Gymnastiek op
meer bescheiden voet, gelooft de Commissie dat men zijne eischen
aanmerkelijk kan inkrimpen en dat men met 400 voldoende kan
voorzien in de behoeften, zelfs meent de Commissie te weten, dat
voor die som, van meerdere werktuigen dubbelen zullen te bekomen
zijn, 'tgeen wenschelijk schijnt, oin in één uur aan een zoo groot
mogel(jk aantal kinderen, elk een beurt te kunnen geven.
bewaarders woning
bij de school in de
Resumeerendc geeft de Commissie alzoo aan Uwen Raad in over
weging:
a. te besluiten, dat geen
Van-der-Werfstraat zal worden ingericht;
b. voor ameublement en Gymnastiek-werktuigcn in een daar op te
richten Gymnastiekschool beschikbaar te stellen, eene som van 400;
c. Het voorstel, tot inrichting dezer Gymnastiekschool terug te
zenden naar Burg. en Weth. met verzoek, om met inachtneming
van deze besluiten, een nieuw plan in te dienen, om het bestaande ge
bouw op de eenvoudigste en minst kostbare wijze lot Gymnastiek
lokaal in te richten.
Aan den Gemeenteraad
van Leiden.
De Commissie van Financiën.
N". lil.
Leiden, 28 Mei 1888.
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het Rapport
van Commissarissen der Gasfabriek omtrent het onder hunne adminis
tratie zijnde zoogenaamd Ondersteuningsfonds en kunnen ons geheel
vcrecnigen met hun voorstel om de van dat fonds overgebleven gelden
le bestemmen ten behoeve van de in het slot van het rapport bedoelde
voormalige lantaarnlieden.
Het komt ook ons voor dat de gelden van het fonds afkomstig van
een deel der vroeger behaalde winsten bezwaarlijk op meer billijke
wijze zouden kunnen worden besteed dan thans wordt voorgesteld
in verband met de nieuwe dienstregeling der straatverlichting.
Overigens schijnt het ons overbodig bedoelde gelden eerst voor de
gemeentekas te aanvaarden en voldoende dat aan Commissarissen door
den Gemeenteraad eene machtiging worde verstrekt om daarover op
de door hen voorgestelde wijze te beschikken.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging Commissarissen
der Gasfabriek te machtigen om de nog aanwezige gelden van het
Ondersteuningsfonds, na vereffening van het nadeelig saldo der Gas
fabriek, te besteden tot het verleenen van eenige ondersteuning aan
voormalige lantaarnlieden overeenkomstig door Commissarissen vast
te stellen regeling.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.