16 N°. 4a. Leiden, 28 Februari 1888. In de Raadszitting van 3 Maart 1887 werd in behandeling gebracht ons voorstel betrekkelijk de inrichting van een Pare Vaccinogène in het Elisabethhof, cn waarbij de beschikking over een bedrag van f 2000 voor het jaar 1887 werd aangevraagd. Ten gevolge van de gevoerde discussiën werden de volgende wij zigingen in het voorstel aangebracht: ingetrokken werd de uilkeering van de gewone vergoeding van f 0.40 per kind voor gratis vaccinatiën aan on- en minvermogenden aan de Stads Genees- en Heelkundigen; aan de Commissie, die zoude bestaan uit drie Stads Genees- en Heelkundigen, werd toegevoegd een Geneeskundige buiten het College; de voorgestelde jaarlijksche vergoeding van J 200 voor elk lid der Commissie werd teruggebracht tot f 150, en het aangevraagd bedrag van 2000 werd verminderd tot 1500. Nadat de Stads Genees- en Heelkundigen eerst bezwaar hadden gemaakt, na de wijzigingen die in het voorstel waren aangebracht, zich met de hun opgedragen laak te belasten, hebben zij ons, na gevoerde onderhandelingen, bij schrijven van 29 April jl. bericht dat zij daartoe bereid waren doch zonder eenige^tegemoetkoming hoe genaamd. De heeren J. A. Longepee, C. Winkler Prins en G. M. Kruimel, Stads Genees- en Heelkundigen en Dr. C. M. Van Voorthuizen aan gewezen als leden der voormelde Commissie, hebben zich daarop met de inrichting en het beheer van het Park belast en voor eene ge regelde inenting zorg gedragen, aan welk werk uit den aard der zaak velerlei belemmeringen en moeielijkhedcn zijn verbonden, terwijl die taak door hen met de meeste zorg en toewijding is volbracht. Van 1 Juni tot uit. December 1887 hebben 980 gratis vaccinatiën en 104 vaccinatiën tegen betaling ad 1 per persoon, plaats gehad. De uitgaven hebben bedragen 600 voor huur van 30 kalveren met inbegrip van vervoer, voeding en reiniging; ƒ480.89 tot be strijding van allerhande benoodigdheden, blijkens overgelegde specifieke opgave, en f 150 voor toelage aan den geneeskundige buiten het College van Stads Genees-] en Heelkundigen. Uit den post Kosten voor het vaccineeren van bchoeftigen ad 4500 is verder nog voldaan een bedrag van f 124, wegens belooning ad f 0.40 per kind, aan de Stads Genees- en Heelkundigen voor inen tingen in de Waag vóór 1 Juni 1887, ten getale van 310 inentingen. De geheele uitgaven bedragen alzoo f 1353.88, terwijl die uitgaven zouden hebben bedragen 1834.89, wanneer de drie Stads Genees- en Heelkundigen geen afstand gedaan hadden van de hun toege kende belooning ad 150 per persoon. In den loop van de maand Maart zal alsnu met de inentingen wederom een aanvang moeten worden gemaakt. Het College van Stads Genees- en Heelkundigen heeft hierop onze aandacht gevestigd en ons tevens in overweging gegeven eene Com missie van drie geneeskundigen te benoemen voor het beheer van het Pare en de geldelijke tegemoetkoming voor die Commissie te verhoogen aangezien deze niet in verhouding staat tot de vele zorgen, moeite en tijd welke aan het bestuur der inrichting zijn verbonden. Mede is verzocht het wachtlokaal te vergrooten of uit te Dreiden waaraan ook, onzes inziens, behoefte bestaat met het oog op het groot aantal personen die op sommige dagen zich voor de inenting aanmelden. Uit het bovenstaande blijkt dat eene Commissie van drie genees kundigen door het College voldoende wordt geacht, terwijl eenige verhooging van de geldelijke tegemoetkoming ook naar onze ziens wijze in alle opzichten billijk is en een bedrag van 200 voor elk lid der Commissie minstens zoude moeten worden beschikbaar gesteld, eene belooning die met het oog op de aan deze taak verbonden zorgen voorzeker als niet te hoog kan worden aangemerkt. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging met wijziging van hetgeen in de bovenaangehaalde Raadszitting van 3 Maart 1887 is besloten, te bepalen dat de Commissie voor het Pare Vaccinogène zal bestaan uit drie leden, waarvan twee leden van het College van Stads Genees- en Heelkundigen en één geneeskundige buiten dat College, door Burg. en Weth. aan te wijzen, en de tegemoetkoming voor elk lid dier Commissie vast te stellen op f 200 per jaar. Wat de gevraagde vergrooling van het wachtlokaal betreft wordt een onderzoek ingesteld op welke wijze de toestand in deze kan worden verbeterd, waarvan de uitslag aan Uwe Vergadering zal worden medegedeeld, terwijl te zijner tijd een voorstel tot verhooging van den betrekkelijken post der begroeting zal worden ingediend. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 43. Leiden, 5 Maart 4888. Wij hebben de eer U hierbij over te leggen een rapport van de Commissie van Fabricage omtrent de benoeming van een Hoofdop zichter bij de Gemeentewerken tengevolge van het met 15 Maart a. s. aan G. Looman verleend eervol ontslag, zijnde de betrekkelijke stukken in de Leeskamer nedergelegd. Onder mededeeling dat wij ons met de aanbeveling der Commissie kunnen vereenigen, geven wij Uwe Vergadering in overweging tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 28 Februari 4888, Ter vervulling der opengevallen betrekking van Hoofdopziener bjj de Gemeentewerken op een jaarwedde van t 1200 op te klimmen tot f 1500 hebben zich na gedane oproeping aangemeld 75 personen, waarvan de adressen met bijgevoegde getuigschriften en teekeningen hierbij worden overgelegd. Buiten aanmerking zijn gebleven die hunne adressen ongezegeld hebben ingediend en ook acht de Commissie het in het belang der gemeente, de gediplomeerde ingenieurs daaronder te begrijpen omdat zij 1°. als jongere ingenieurs de practische ervaring missen voor deze betrekking onmisbaar, die uitsluitend verkregen wordt door een tijd lang als timmerman zelf te zijn werkzaam geweest en 2°. de betrekking van Hoofdopziener in eene gemeente als Leiden vaak beschouwen als een stap om uit te zien naar een betere. De taak van onzen Hoofdopziener omvat toch: a. het dagelijksch toezicht over het onderhoud der gemeentegebouwen en schoolmeubelen; b. de regeling en het toezicht betreffende de werkzaamheden aan de Stads-Timmerwerf; c. den bijstand voor den Gemeente-Architect bij het maken van bestekken en begrootingen, het uitwerken van teekeningen, het doen van opmelingen. En daartoe is uitermate dienstig die betrekking een geruimen tijd waar te nemen, om met alles bekend te geraken en de goedkoopste en beste wijze van werken te overzien, maar dan ook de keuze te doen uit de zoodanigen, die niet te jong zijn, maar wier leeftijd ook niet te ver geklommen is, om nog vele jaren met onverzwakte krachten de gemeente te kunnen dienen. Na aldus het aantal candidaten verminderd te hebben, is uit de overblijvenden het volgende alphabetisch gestelde twaalftal opgemaakt, wier stukken en teekeningen in de Leeskamer voor de leden van den Gemeenteraad zijn nedergelegd, als: J. Brouwer, opzichter der Staatsspoorwegen te Hoorn. J. Drost, Bouwkundige bij de uitbreiding van het gesticht Meeren- berg te Bloemendaal. M. J. P. Van Ewijk, opzichter der landsgebouwen te 's Gravenhage J. Van der Goot, bouwkundige te Hengeloo. H. J. Jesse, architect te Leiden. M. De Jongh, opzichter bij de Holl. Spoorweg Maatschappij te 's Gravenhage. P. G. Lancel, architect te Leiden. M. T. Leyh, 's Gravenhage. J. H. Schouten, A. Sluijs, opzichter der Staatsspoorwegen te Arnhem. J. Van Sluis, opzichter der landsgebouwen te 's Gravenhage. M. Treur, opzichter bij de waterververschingswerken te 's Gravenhage. Krachtens art. 4 van afd. I der Verordening voor de vaste cora- raissiën, heeft de Commissie van Fabricage de eer het volgende drietal den Gemeenteraad ter keuze aan te bevelen, als: J. Drost, J. Van Sluis, P. G. Lancel, welke personen in de opgegeven volgorde het meest waarborg geven dat de betrekking op de gewenschte wijze zal worden vervuld, mannen in de kracht van het leven die na in de praktijk gevormd te zijn, in hun verderen werkkring zich ook de noodige theoretische kennis hebben eigen gemaakt en van wie te verwachten is, dat zij met ijver en nauwgezetheid, de betrekking vele jaren zullen vervullen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 4