f.KMmiilSyi) Vil\! leioen,
9
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 17. Leiden, den 30 Januari 1888.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering bierbij over te leggen een
staat, vermeldende de namen van eenige aangeslagenen in de Plaatse
lijke Directe belasting over 1887, die gedurende den loop van dat
jaar de gemeente hebben verlaten of overleden zijn, met voorstel om
aan die personen afschrijving of restitutie te vcrleenen tot een bedrag
als in de lie kolom van dien slaat is aangewezen.
Wat betreft het ingediende verzoekschrift om afschrijving van den
heer W. A. D. Ophorst, voorkomende onder Volgn. 344 van bedoelden
staat, raeencn wij Uwe Vergadering in overweging te moeten geven
om overeenkomstig het daarbij vermelde te willen beschikken en dien
tengevolge het verzoek te wijzen van de hand.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. IS.
Leiden, 30 Januari 1888.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering mede te deelen dat, gelijk
vroeger meermalen heeft plaats gehad, ook thans een onderzoek is
ingesteld omtrent den toestand der bliksemafleiders op onderscheidene
gemeente-gebouwen. Tot het instellen van bedoeld onderzoek hebben
wij uitgenoodigd den beer Dr. B. J. Goosscns, leeraar in de Mecha
nica, Natuurkunde en Kosmografie aan de Hoogcre Burgerschool al
hier, door wicn met de meeste welwillendheid aan die opdracht is
voldaan.
Het door genoemden leeraar uitgebracht rapport wordt met het
betrekkelijk advies der Commissie van Fabricage bierbij overgelegd.
Door de Commissie wordt voorgesteld voorloopig een bedrag van
700 beschikbaar te stellen voor de herstelling van de bliksemaf
leiders op het Kruithuis, den Raadhuistoren en het Stedelijk Museum,
terwijl later de noodige gelden zullen worden aangevraagd voor de
andere gebouwen in het advies genoemd.
Ons met dit voorstel vereenigende geven wij Uwe Vergadering in
overweging ons te machtigen lot de bovenbedoelde herstellingen,
zullende te zijner tijd een voorstel tot verhooging, voor zooveel noodig,
van den bctrekkelijken post der begrooting worden ingediend.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 10 Januari 1888.
Onder overlegging van een afschrift van het rapport van Dr. B. J.
Goossens, betreffende den toestand der bliksemafleiders op verschillende
gemeente-gebouwen heeft de Commissie van Fabricage de eer te be
richten, dat na een plaats gehad hebbend onderzoek de noodzakelijk
heid gebleken is van de volgende herstelingen, die bij voorkeur ge
schieden kunnen onder eigen beheer, omdat zulks plaats heeft in
overleg en onder de leiding van Dr. B. J. Goossens
1°. het Kruithuis behoeft eene aangegeven uitbreiding, waarvan de
kosten worden geraamd op f 40.
2°. de Raadhuistoren behoeft uitbreiding der aardplaat en verbin
ding der verschillende metaal-massa's, waarvan de kosten worden ge
raamd op t 400.
3C. het Stedelijk Museum behoeft eene gehcele vernieuwing van den
bliksemafleider, waarvan de kosten worden geraamd op 250.
Overigens komen in aanmerking de toren van de H Lodcwijkskerk
aan het Steenschuur en het Gymnasium op de Doezastraat, maar daar
voor kan op de begrooting van het volgende jaar de raming van
kosten worden gebracht, terwijl nu slechts voor dit jaar wordt voor
gesteld de vereischte gelden toe te staan, orn reeds dadcljjk te be
ginnen met het Stedelijk Museum en te vervolgen met het Kruithuis,
en den toren van het Raadhuis, waarvoor in het geheel ongeveer
700 worden vereischt.
Aan HH. Burg. en Weth.
van Leiden.
De Commissie van Fabricage.
Rapport over den toestand der bliksemafleiders op de ge
bouwen der gemeente Leiden.
Voor dat ik de uitkomsten van mijn onderzoek omtrent de bliksem
afleiders op de gemeentegebouwen mededeel, wensch ik een paar al-
gemeene opmerkingen te maken.
De inrichting van een bliksemafleider moet hoofdzakelijk aan de
voorwaarden voldoen, dat hij: 1°. den bliksem een gemakkclijkeren
weg aanbiedt, dan langs eenig gedeelte van het gebouw, en 2° dat
hij eer dan eenig ander gedeelte van het gebouw getroffen wordt,
zoodat hij het voldoende beschermt.
Voor de eerste voorwaarde is noodig:
a. dat de opvangstangen, luchtgeleiding en aardgeleiding, een samen
hangend geheel vormen, de verschillende inetaaldeelen met elkaar
direct verbonden zijn en zich dus hier geen roest of eenige andere
stof tusschen bevindt;
b. dat de metaalgcleiding van voldoende dikte is, zoodat zij de
electricitcit geringen weerstand biedt en niet door de ontlading
smelt,
c. dat de aardgeleiding eene voldoende oppervlakte heeft en in
grondwater of uitgebreide open watermassa's uitkomt;
d. dat de verschillende groote metaalmassa's die zich op of in het
gebouw bevinden (gas- en waterleiding) zoo mogelijk met den af
leider zijn verbonden.
Wat de tweede voorwaarde betreft, hiervoor is noodig, dat de
hoogte en het aantal der opvangstangen, benevens de luchtgeleiding
van dien aard is, dat alle deelen van het gebouw voldoende gedekt
zijn. Of het aanbrengen van een fijne platinaspits noodig is, is twijfel
achtig.
Wat nu punt a betreft, hieromtrent bestaat niet de minste twijfel
en iedere afleider die hieraan niet voldoet is zeker slecht. Omtrent
de andere punlcn kan men geen absoluut zekere eischcn stellen en
men moet dus hieromtrent raadplegen wat de ervaring geleerd heeft.
Ik heb mij dan ook bij mijne bcoordeeling hoofdzakelijk gehouden
aan de mededeelingen en raadgevingen betreffende het aanleggen van
bliksemafleiders uitgegeven door eene Commissie van bet Elcclro-
technische Vercin te Berlijn van erkende deskundigen.
Omtrent de verschillende afleiders wensch ik nu het volgende
op te merken.
I. De a/leider van liet Kruithuis.
Deze afleider is in voldoenden toestand, alleen is het wcnschclijk
de grondgcleiding nog iets te vergrooten en eene luchtgeleiding te
leggen, over het nog onbedekte gedeelte van den nok.
De opvangstang en de luchtgeleiding kunnen wegens de bestemming
voor het gebouw moeielijk aan elkaar gesoldeerd worden en het is
dus noodig gedurig te onderzoeken of het metaalcontact hier goed
blijft.
II. De afleider op den toren van het Raadhuis.
De luchtgeleiding is voor het oogenblik voldoende. Zij bestaat
echter uit aan elkaar gekoppelde ijzeren buizen en zooals bij den af
leider op de Lakenhal gebleken is, kan zich zeer licht ijzerroest tus
schen de verschillende koppelingen zetten, zoodat zij in dit opzicht
voortdurend toezicht behoeft.
De aardgeleiding is lang niet uitgebreid genoeg en erg geroest.
Het is wcnschelijk een verzinkte ijzeren aardplaat van één meter
oppervlakte aan beide kanten en o niM. dikte aan te brengen. Of
het klokkenspel ook verbonden moet worden is twijfelachtig wegens
de moeilijkheid om het voldoende uit te voeren, een nader onderzoek
zou dit punt moeten beslissen. Zeer wcnschelijk is het echter, de
waterleiding met het ondereinde te verbinden.
Volgens de voorschriften van bovengenoemde Commissie zal na het
aanbrengen van deze veranderingen de toren voldoende beschermd
zijn, maar niet het Stadhuis zelf. Hiervoor zoude nog eenige ont-
vangstangen op de kleine torentjes en uitbreiding van lucht- en aard
geleiding noodig zijn.
III. De afleider op de Lakenhal,
Deze afleider bestaat uit twee opvangstangen verbonden door eene
stang, die over den nok loopt, in het midden van deze laatste is eene
stang aangebracht die naar de grondgeleiding voert. Het gedeelte
van de westelijke opvangstang tot aan de aardplaat bleek vrij goed
te zijn, doch het verband tusschen de oostelijke opvangstang en het
overige gedeelte was geheel verbroken door ijzerroest, dat zich tus
schen de verbindingsplaatsen had gevormd; na losneming bleek dat
de constructie hier zeer slecht was en als zij op de overige verbin
dingsplaatsen op dezelfde wijze is uitgevoerd, dan zal ook hier het
verband vroeg of laat onvoldoende worden. De grondplaat was veel
te klein en te dun en zeer slecht met het overige gedeelte verbonden.
Na de herstellingen, die hebben plaats gehad, is na herhaalde be
proevingen gebleken, dat de afleider veel verbeterd is; echter is er
nog een gedeelte, dat zich kenmerkt door een veel te grooten elec-
trischen weerstand; wat hiervan de reden is, kan niet worden uitge
maakt zonder het stuk er uit te nemen; vermoedelijk is dit gedeelte
bijzonder sterk geroest of bestaat het uit ijzer van in electrisch op
zicht zeer slechte kwaliteit. De geheele afleider is erg ingeroest.
Eene verbinding met de waterleiding is hier minder gemakkelijk
uit te voeren, maar indien het niet geschiedt, is het noodzakelijk de
aardlciding nog meer te vergrooten dan nn reeds geschied is.
Ofschoon ik dezen afleider nog niet onvoorwaardelijk durf afkeuren,
moet ik toch constatcercn, dat hij de slechtste is van de drie en dat
zijne gebreken spoedig zoo kunnen toenemen, dat hij geheel onvol
doende of zelfs gevaarlijk wordt. Het schijnt mij daarom veiliger
hein geheel te vernieuwen, in dit geval zou een koperen afleider
beter en ik geloof ook op den duur goedkoopcr zijn.
Ten slotte wensch ik nog op te merken, dat men in het algemeen
nog veel te weinig bliksemafleiders aanbrengt. Onder de gemeente
gebouwen te Leiden, die door hunne hoogte en ligging bijzonder
zijri blootgesteld en niet van een afleider zijn voorzien, behooren onder
anderen de toren van de Roomsch Katholieke kerk op de Steenschuur
en het Gymnasium. Dat zij tot heden zijn vrij gebleven geeft geen
de minste waarborg voor de toekomst, zooals nog onlangs gebleken
is bij den schoorsteen der Ka toen fabriek.
Bovendien is, althans voor Duitschland, geconstateerd, dat het ge
vaar voor inslaan van den hliksem, de laatste jaren is toegenomen.
Leiden, 12 November 1887.
(get.) B. J. Goossens.
N° l».
Leiden, 2 Februari 1888.
Na overleg met de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Ver
gadering in overweging te besluiten:
I". tot den openbaren verkoop van een partij oud ijzer en brand
hout alsmede van een oude schuit:
2". tot het doen rooien of verkoopen van de volgende boomen op
de openbare straten en wegen, welke óf dood zijn óf gevaar opleveren
tot het berokkenen van schade bij stormwind, als
1 iepenboom aan de Varkenmarkt
2 Botermarkt
1 iBeestenmarkt
5 Lammerenmarkt
1 lindeboom Steenschuur
2 Oude Vest
1 kastanjeboom Oude Singel
4 populieren Plantsoen
1 eikenboom
te zamen 18 boomen.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Eene Commissie van de Fransche Academie noemde onlangs iederen afleider
gevaarlijk, die niet met de gas- en waterleiding is verbonden.