GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 103 N°. 251. INGEKOMEN STUKKEN. Leiden, 24 November 1887. Naar aanleiding van het hierbij overgelegd voorstel van den heer Dr. W. N. Du Rieu, hebben wij de eer U het volgende op te merken. In den loop van het vorig jaar werden onderscheidene verzoeken om bruggen, buizen of dammen te leggen en diergelijke aangehouden in afwachting van cenc te nemen beslissing omtrent het aanhangig voorstel aangaande het meer in rekening brengen aan niet-ingezetenen dan aan ingezetenen voor de voordeelen welke deze gemeente aan biedt. Nadat nu in de zitting van 10 Juni 1880 was aangenomen de motie van den heer Fockema Andreae strekkende om de- voorstellers uit te noodigen het beginsel waarvan hun voorstel uitgaat uit te werken met betrekking tot de onderscheidene onderwerpen waarop het, naar hun oordeel, moet worden toegepast, werd op onze voor dracht in de zitting van 24 Juni d. a. v. besloten de bedoelde ver zoeken niet langer aan te houden en alzoo daarop cene beschikking genomen. Tevens werd echter op voorstel van den lieer De Goeje bepaald dat, indien op die verzoeken gunstig zal worden beschikt, dit geschiedt onder voorwaarde dat, als eene verandering in den geest van het voorstel van de hccren De Goeje c. s, met betrekking tot hetgeen adressanten vragen, door den Raad zal worden vastge steld, de bepalingen dezer verordening ook op requestranten toepas selijk zullen zijn. Naar aanleiding van dit besluit werd steeds aan de later verleende vergunningen als bovenbedoeld toegevoegd de clau sule, «behoudens de toepassing van de voorwaarden bij latere verorde ningen door den Gemeenteraad te maken." Sedert zijn de bovenbedoelde voorstellen door de vier Raadsleden ingediend en is in de zitting van 13 October jl. het voorstel A, be trekkelijk de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, verworpen, terwijl blijkens mcdedeeling in de zitting van 27 October d. a. v. de overige voorstellen door de heeren voorstellers zijn ingetrokken. Door deze verwerping en intrekking der voorstellen moet de zaak als afgedaan worden beschouwd, zoodat de aanneming van een voorstel als thans door den heer Du Rieu is ingediend, onzes inziens, niet anders zou kunnen worden aangemerkt dan als een terugkomen op eene eenmaal genomen beslissing. De bovenbedoelde voorwaarde stond geheel in verband met de aanhangige voorstellen en voor haar behoud bestaat geenerlei aanleiding, nu de voorgestelde ontwerpen niet tot stand zijn gekomen. Bovendien blijft de Gemeenteraad steeds bevoegd om, ..oneer zulks noodig mocht worden geacht, hetzij aan vergunningen als boven- hedoeld nieuwe voorwaarden te verbinden, hetzij tot de intrekking over te gaan, zoodat ook de aanneming van het voorstel van den heer Du Rieu niet wordt vcreischt voor de uitvoering van tengevolge van veranderde omstandigheden later eventueel vast te stellen bepalingen. Wij achten ons alzoo verplicht Uwe Vergadering de verwerping van meergemeld voorstel in overweging te geven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Op voorstel van den heer De Goeje werd in de Vergadering van 24 juni 1886 besloten, aan de gunstige beschikking op verzoekschriftten van omwonenden toe te voegen de voorwaarde, dat wanneer eene verordening in den geest der voorstellen van de hccren De Goeje c. s. wordt vastgesteld, die bepalingen ook op het verzoek der requestranten zullen toepasselijk zijn. De ondergeteekende acht het wenschelijk, na de intrekking van de bedoelde voorstellen, die voorwaarde niet te doen vervallen. Hij verwacht meerderen aanbouw van panden van verschillende soort en bewoning daarvan buiten de grenzen der gemeente, na de ge vallen beslissing omtrent de genoemde voorstellen; hij ziet den tijd naderen, waarop maatregelen tegenover de omwonenden onvermijdelijk zullen zijn. Ten einde terugwerkende kracht van die maatregelen te vermijden, meent hij dat het voorzichtig zal zijn aan het inwilligen van verzoeken van omwonenden en van verzoeken betreffende wo ningen, water, grond enz. buiten de gemeente gelegen de beperking toe te voegen, zooals die door het Dagelijksch Bestuur geformuleerd werd: «behoudens de toepassing van de voorwaarden bij latere verorde ningen door den Gemeenteraad van Leiden te maken.'' Leiden, 15 November 1887. Dr. W. N. Do Rieu. N°, 252. Leiden, 24 November 1887. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel dat er geen termen bestaan de levering van grint en zand onder de hand aan den tegenwoordigen aannemer op de bestaande voorwaarden op te dragen, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven op nevens gaand verzoek van D. Van Leeuwen afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de WclEdel Achtb. HH. van den Gemeenteraad. De ondergeteekende neemt de vrijheid zich te wenden tot Uw Edel Achtb. Heeren met het nederig verzoek om in aanmerking le komen voor het leveren van grint en zand. Daar ik de gemeente reeds dertig jaren heb bediend, en verzoekt dat Uw Edel Aelitb Heeren mij zoo goedgunstig mogen zijn mij weer de levering te gunnen. Mij in de gunst van Uw Edel Achb. aanbevelende, neemt hij de eer zich te noemen. Leiden, 28 October 1887. Uw Edel Achb. dienslw dienaar, D. Van Leeuwen. Leiden, 22 November 1887. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van D. Van Leeuwen te berichten, dat het belang der gemeente vereiseht eene nieuwe openbare aanbesteding der leveranliën van grint en zand en vooral nu in dezen tijd de concurrentie in dit opzicht zoo groot is, dat er voor het sluiten eener onderhandsche aanneming geen aan nemelijke gronden zijn by te brengen. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. N°. 253. Leiden, 24 November 1887. Bij nevensgaand adres wordt door W. Van Eeden pachter van gras gewas langs de Haarlemmertrekvaart vermindering verzocht van de verschuldigde pachtsom op grond van schade geleden tengevolge van het uitdiepen van een gedeelte der vaart. Vermits dat uitdiepen niet is geschied door of van wege de ge meente Leiden, kan er van het vcrlecncn van schadevergoeding of vermindering van pacht dezerzijds geen sprake wezen, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven op het verzoek afwijzend te be schikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad der stad Leiden. De ondergeteekende Willem Van Eeden, bouwman wonende te Noordwijkerhout. Geeft met bescheidenheid te kennen dat hij is pachter van het grasgewas langs den berm der Lcidsche vaart van af de Pilarenbrug tot aan den paal halfweg onder Noordwijkerhout. Dat wegens de werkzaamheden met het uitdiepen der Leidschc vaart van af de Pilarenbrug tot halfweg hetwelk bijna den geheelen zomer heeft geduurd en daardoor het grasgewas langs gemelden berm bijna geheel vernield is geworden, door het slepen der ijzeren kettings en ankeren der machines, het meeren van schepen, het aanhoudend loopen op het grasgewas van gemelden berm en hierdoor groote schade heeft geleden. Redenen waarom hij zich beleefdelijk tot Uwe Vergadering wendt met beleefd verzoek om de pachtsom voor dit jaar voor een gedeelte te willen verminderen. Noordwijkerhout, 2 Nov. 1887. 't Welk doende, W. Van Eeden. N°. 254. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek le Leiden van 2026 November 1887. N°. Datum Aantal Gemiddelde Eng. Standkaarscn. Nov. 20 21 22 23 24 25 26 5.15-7.— 5.15—7.— 5.15—7.15 5.15—7.15 5.15—7.30 5.15—7.15 5.15—7.15 7 8 8 7 8 7 8 16.7') 16.4 16.2 16.0 16.0 16.7 17.0 Dit beteckent: Wanneer men 5 cubic feet 141.6 Liters per uur van zulk gas verbrandt, in een Sugg's London Argand Stan dard burner n°. 1, met 24 gaatjes, een licht wordt verkregen, dat iu sterkte gelijk staat met 16.7, 16.4 enz. Standaardkaarsen, waarvan elke kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti per uur verbrandt. Namens de Commissie der Gasfabriek, D. Van der Horst. Tc Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 1