86 mogelijk tot oprichting zijner klopperij te kunnen overgaan. Wanneer de zaak nu aangehouden wordt totdat het nader request aan den Raad is medegedeeld met het advies van Burg. en Weth., dan verloopt daarmede natuurlijk ecnige tijd wat niet in zijn belang is. De heer Was. Wat mij betreft, heb ik ook geen bezwaar om met het voorstel van Burg. en Weth. mede te gaan. De Voorzitter. In plaats van de 120 centiaren, zal requestrant dan meer krijgen. Hoeveel, dat is nog een punt hetwelk bij de Commissie van Fabricage in onderzoek is. In elk geval zal hij te vreden moeten zijn met alles wat hij meer kan krijgen, dan de eerstgevraagde 120 centiaren. De heer Cock. M. d. V.! De zaak is werkelijk niet van veel belang, maar toch kon ik mij wel vereenigen met de scrupules van den heer Was. De Raad beslist over den afstand van vast eigendom, dus ook over de quantitcit anders zou dat recht aan den Raad toegekend weinig te beteekenen hebben. Nu vraag ik mij zeiven af of die delegatie van macht aan Burg. en Weth cene delegatie die ik overigens in dit geval gaarne aan hen verleen wel geoorloofd is. Er zal toch geen overwegend be zwaar beslaan om dit tweede request in eene volgende vergadering bij den Raad in behandeling te brengen? De Voorzitter. Daartegen bestaat bij Burg. en Weth. volstrekt geen bezwaar. De aanvrager zal dan alleen zooveel langer moeten wachten. Van delegatie van macht kan hier wel geen sprake zijn, de geheele quaestie loopt over een zeker getal vierkante meters meer of minder. De heer Fockema Andreae. Ik ken dat tweede adres niet. Maar zou adressant niet geholpen wezen, en zoude de formeele bezwaren niet uit den weg kunnen worden geruimd, wanneer nu op het eerste adres werd beschikt en hem dus toegekend werd hetgeen Burg. en Weth. hem willen geven Naderhand zou dan als Burg. en Weth. de zaak onderzocht hebben en nadere inlichtingen verstrekt, kunnen worden uitgemaakt of hem nog meer toegekend zal worden. Ik vermoed dat de adressant dan geholpen is, en tevens aan de formeele bezwaren is tegemoet gekomen. De Vqorzitter. Ik kan u daarop moeielijk een antwoord geven. Wij zijn zelf nog niet goed op de hoogte van de zaak; wij gelooven wel dat aan adressant meer kan gegeven worden, en ik vind, dat als men nu gedeeltelijk gaat beslissen, zonder de zaak geheel te kennen, men ze dan even goed heclemaal kan aanhouden. De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigd voorstel van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VI. Voorstel tot wijziging van de Verordening op het beheer en bestuur der Gasfabriek. (Zie Ing. St. n". 228.) De heer Cock. M. d. V.! Ik heb 't woord niet gevraagd om over de zaak zelve te spreken, maar eenvoudig met het doel om aan te kondigen, dat ik, zoo noodig, namens de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen met welker leden ik een kort onderhoud over deze zaak gehad heb een motie van orde zal voorstellen. Het onderwerp, dat nu aan de orde is, betreft een wijziging in de Verordening op het Bestuur en Beheer der Stedelijke Gasfabriek. Volgens de Verordening op de vaste Commissiën uit den Raad, moet over dergelijke onderwerpen de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen gehoord worden. Nu weet ik wel, dat men dit wel eens verzuimd heeft; maar dat mag nog geen reden wezen om met dat verzuim te blijven voortgaan. In de 4e afdeeling handelende over »den werkkring der Com missie tot het ontwerpen van en herzien der bestaande Plaatselijke Verordeningen betreffende de huishouding der gemeente" van ge noemde Verordening voor de vaste Commissiën uit den Gemeenteraad, en wel in de laatste alinea van het tweede artikel, wordt uitdrukkelijk het ontwerpen en herzien, dus het wijzigen, van de Verordening voor de Gasfabriek opgenoemd als behoorende tot den werkkring der Com missie voor de Huishoudelijke Verordeningen. Geen twijfel is hier dus mogelijk. Nu schijnt het mij toch in alle opzichten wenschelijk toe, dat de Raad zich aan zijne eigen verordeningen houde. Die grond zou alleen voldoende zijn om een renvoijeeren aan de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen te rechtvaardigen. Ik wil er echter nog dit tot aanbeveling bijvoegen ik geef hier mijne persoonlijke opinie, zonder te weten in hoeverre die gedeeld wordt door mijne medeleden in de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, hoewel deze het anders in hoofdzaak met mij eens zijn dat ik bij een onder werp als dit, een onderwerp, waaromtrent ik in onze vorige vergadering reeds zeide, dat het van delicaten aard was, eene voorafgaande schrif telijke behandeling, die eene latere mondelinge volstrekt niet uitsluit, hoogst aanbevelingswaardig vind. Waar het zooals hier eene quaestie van bestuursbevoegdheid betreft, kan eene schriftelijke gedachten- wisseling zeer dienstig zijn om de zaak tot een gewenscht goed einde te brengen. Mocht derhalve het Dagelijksch Bestuur geneigd zijn om het voorstel te renvoyeeren naar de Commissie voor de Huishoudelijke Verorde ningen niets zal mij aangenamer zijn. Is dit evenwel niet het geval, dan heb ik namens de Commissie voor de Huishoudelijke Ver ordeningen de eer voor te stellen.* in de eerste plaats om het voorstel van Burg. en Weth. heden niet te behandelen; in de tweede plaats om dat voorstel te stellen in handen van de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen. (De heer Van der Hoeven komt ter Vergadering.) De Voorzitter. Ik geloof dat de heer Cock aan het voorstel van Burg. en Weth. een gewicht hecht dat het werkelijk niet heeft. De voorgestelde wijziging is eigenlijk niets anders dan eene regularisatie, om de verordening op de gasfabriek in overeenstemming te brengen met het in 1880 gewijzigde reglement van orde voor het Dagelijksch Bestuur. De Gemeentewet draagt aan het College van Dagelijksch Bestuur op zijn eigen reglement van orde te maken, met deze bijvoeging al leen, dat het aan de goedkeuring van den Gemeenteraad moet worden onderworpen. Zoodra dus die goedkeuring van den Raad is verkregen, is ook goedgekeurd alles wat een uitvloeisel is van dat reglement van orde. Nu heeft de heer Cock ons op een verzuim attent gemaakt, waarvoor wij hem natuurlijk zeer erkentelijk zijn, ten gevolge waarvan Burg. en Weth. thans het voorstel doen om dat gepleegde verzuim te herstellen en de speciale verordening voor de Gasfabriek te wijzigen, evenals dit in 1880 gedaan is ten opzichte van de Ver ordening voor de Commissie van Fabricage. De vraag wie van de leden van het Dagelijksch Bestuur verder met de verschillende takken van dienst zal worden belast, vindt zijne beant woording in het Reglement van Orde voor het Dagelijksch Bestuur. Wij hebben in 1880 gemeend dal te moeten voorstellen, en er werd besloten dat de Voorzitter de verschillende takken van bestuur onder de leden van het College van Dagelijksch Bestuur zou mogen ver- deelen. Wij hebben die wijziging aan het oordeel van den Raad onderworpen en zij is goedgekeurd geworden. Met dezen regel waren verschillende gemeentelijke Verordeningen in strijd. De Verordening voor de Commissie van Fabricage is toen in dien geest gewijzigd, maar men heeft verzuimd hetzelfde voor de Verordening op de Gasfabriek te doen. Dit verzuim willen wij thans herstellen. Ik geloof dus dat de heer Cock te veel gewicht aan de zaak hecht, als hij meent dat eene schriftelijke gedachtenwisseling met de Com missie voor de Huishoudelijke Verordeningen moet plaats hebben, 't Geldt hier niet de vraag of deze of gene Wethouder (of de Burge meester zelf) dezen of dien lak van Bestuur zal presideeren, want de Raad heeft die quaestie al uitgemaakt in 1880. Wij hebben nu slechts een verzuim, dat na de genomen beslissing in het reglement voor de Gasfabriek, is blijven bestaan, te regulariseeren. De heer Cock. M. d. V.! Ik zeide reeds zoo even, dat, zoo het Dagelijksch Bestuur zich niet met ons denkbeeld mocht ver eenigen, om het aanhangig voorstel tot wijziging naar de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen te renvoyeeren, ik eene motie van Orde van die strekking, namens de Commissie, zou indienen. Thans heb ik de eer die motie in te dienen. Bij gevolg zal ik mij zorgvuldig onthouden van in cene bespreking van het voorstel zelf te treden. Mijn hoofdargument is geweest en dat stel ik nu wéér op den voorgrond dat het adviseeren over wijzigingen en herzieningen in Gemeente-Verordeningen van dezen aard tot den werkkring van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordening behoort. Door U is vrij breedvoerig de voorgestelde wijziging uiteengezet, en beweerd, dat het hier niets anders dan een regularisatie-quaestie gold. In hoe verre dat waar is, hangt van ieders persoonlijke beschouwingen af. Maar ik meen, dat wanneer men beweert, dat men niets anders dan eene regularisatie bedoelt en tevens eene verandering in eene bestaande Verordening voorstelt, ten einde tot die regularisatie te komen, men wel degelijk toegeeft, dat het eene wijziging geldt. En daar volgens de meest eenvoudige logica alle wijzigingen in ge meentelijke Verordeningen van dezen aard bij de Commissie voor de Huishoudelijke Verordening thuis behooren, zoo durf ik beweren, dat men ook dit voorstel tot wijziging bij haar had moeten brengen. De Voorzitter. Steil. de heer Cock eene motie voor? De heer Cock. Ja, M. d. V., namens de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen. Maar daar het thans niet meer gebruikelijk is, dat eene Commissie eene motie voorstelt, doe ik het als Voorzitter dier Commissie, zonder er mij ongerust over te maken, of mijne motie voldoende ondersteund zal worden, zeker als ik ben van de instemming van minstens twee leden, namelijk mijne twee medeleden der Com missie. De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ik moet mij tegen de motie verklaren. De hier voorgestelde wijziging is niets dan liet uitvloeisel van eene wijziging door den Raad zeiven goedgekeurd. Nu komt het ray ondenkbaar voor dat de Raad, in strijd met zijne eenmaal genomen beslissing, zijne goedkeuring aan de noodwendig daaruit volgende wijziging zoude onthouden, of nog eene nadere schriftelijke behandeling daaraan zou willen doen voorafgaan. De beer Fockema A.ndreae M. d. V.Het komt mij voor dat deze motie slechts uit één oogpunt kan beschouwd worden, namelijk uit dat het is reeds door den heer Cock gereleveerd van de Ver ordening voor de vaste Commissiën, welke zegt dat de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen is belast onder anderen met het ontwerpen en het herzien van de Verordening op de Gasfabriek. Welnu, wij hebben hier zulk een geval van herziening, al is die nog zoo onbeduidend, ergo moet het voorstel tot herziening ook gesteld worden in handen van de Commissie voor de Huishoudelijke Veror deningen. Anders wordt in lijnrechten strijd gehandeld met de be staande Verordeningen. Bovendien, M. d. V., moet ik u de illusie ontnemen, als zoude de de hier voorgestelde wijziging van de Verordening op de Gasfabriek slechts strekken om deze in overeenstemming te brengen met het Reglement van Orde voor het Dagelijksch Bestuur. Ik geef toe dat de gewijzigde Verordening alsdan in overeenstemming zal zijn met de artikelen 10 en 41 van genoemd reglement, maar zij zal dan weder, geloof ik, in strijd zijn met art, 12. Art. 12 toch zegt: «Wanneer voor deze of andere bepaalde takken van de huishouding der gemeente vaste Commmissiën, bedoeld bij art. 54, 3e alinea, der Ge meentewet, bij den Raad zijn benoemd, dan treedt de Wethouder- Voorzitter jaarlijks te gelijk met de overige leden dier Commissiën af." Dit artikel veronderstelt dus een Wethouder als Voorzitter van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 2