80 Adressanten bepalen zich natuurlijk tot het onderwerp L) »de ver strekking van Duinwater," dat zoo nauw in verband is met de be langen hunner maatschappij; daarin wordt verlangd dat: »ten behoeve van pereeelen, gelegen buiten de gemeente Leiden, en binnen het sub. A bedoelde rayon, waarvan de huurwaarde, volgens den aanslag in de personeele belasting meer dan j 200 bedraagt, geen water zal worden verstrekt dan tegen den prijs van 23 pCt. boven het hoogste tarief, vastgesteld in 1877 en onder voorwaarde, dal die 25 pCt. door de Duinwatermaatsehappij in de Gemeentekas zal worden gestort." Adressanten ontkennen ten stelligste, dal bij de concessie een tarief van waterleverantie is vastgesteld; art. XI bepaalt de grondslagen waarop het tarief in de voorwaarden van levering aan de Gemeente en ingezetenen zal steunen en uit de litt. a en b blijkt ten duide lijkste, dat de Gemeente vastgesteld heeft het maximum, dat aan de geabonneerden, zal mogen berekend worden (litt. a) en lilt. b het maximum waarvoor het water aan de standpijpen zal worden ge leverd beide alinea's spreken van levering voor niet liooger dan het bepaalde. Zjj die zich de beraadslagingen tusschen de Gemeente en conces sionarissen herinneren, zullen weten dat door de eerste altijd aange drongen wordt om het water zoo goedkoop mogelijk te leveren om de aansluiting der ingezetenen zooveel mogelijk algemeen te maken en dat daarom een maximum prijs wordt vastgesteld boven welke concessionarissen niet mochten gaan. Geene enkele bepaling der concessie schrijft den prijs voor, waarvoor het water moet geleverd worden, maar wel wat de hoogste prijs is die berekend mag worden; dit volgt uit het aangehaalde art. XI en uit art. XXVI, waar de strengste straf is bepaald, voor het in gebreke zijn van concessionarissen, en onder die mogelijke te kort komingen noemt litt. C op het hooger stellen van den prijs van het water. Art. XI schrijft wel voor dat het tarief de goedkeuring van Burg. en Welh. behoeft, maar laat daar dadelijk op volgen welke grond slagen daarbij zullen gelden, en deze grondslagen spreken slechts over een maximum dat zal mogen berekend worden. Van den beginne af is deze zaak, zoowel door de Gemeente en concessionarissen en later door de Maatschappij als zoodanig beschouwd; algemeen toch is bekend, dat met alle abonnementen op de meest vrijzinnige wijze contracten zijn gesloten en nimmer het tarief streng is toegepast. De arbeiderswoningen betalen slechts f 3.20 en 4.60, terwijl volgens het tarief voor de minste woning van ééne kamer f 7 mag berekend worden; ieder geabonneerde kan zich van het bovenstaande verzekeren, indien hjj al zijne kamers telt en met het prospectus vergelijkt, hij zal zich dan overtuigen dat de Maatschappij zich bijkans nimmer aan het bepaalde tarief houdt; alleen wordt hier een uitzondering gemaakt op de straatbesproeiing, de baden, de luxe paarden, de closets enz. alle zaken die als weelde worden beschouwd en volgens het maximum worden berekend. Adressanten ontkennen dat ooit door de concessie een vast tarief is vastgesteld of hun is opgelegd, maar verklaren eerbiedig doch nadrukkelijk, dat zij niet kunnen toestaan dat, door een besluit van den Gemeenteraad een tarief worde vastgesteld of als vastgesteld be schouwd, waaraan zij hunne toestemming niet hebben gegeven. Evenzeer kunnen adressanten niet toestaan, dat een gedeelte der opbrengst van waterverkoop in de Gemeentekas worde gestort. De rechten der Gemeente en de verplichtingen der conceseionarissen zijn door de concessie vastgesteld, terwijl de laatste de concessie aan eene Maatschappij konde overdoen, indien de statuten der Naamlooze Ven nootschap door den Gemeenteraad waren goedgekeurd. Hieraan is ten volle voldaan. Uit de concessie en de statuten volgen de bepalingen omtrent de uitkomsten der exploitatie; aan de Maatschappij komt de geheele opbrengst van den waterverkoop na af trek van de exploitatiekosten; Al wat overblijft na betaling van 5 pCt. aan de aandeelhouders wordt door de Gemeente en de Maat schappij in gelijke deelen gedeeld. Op deze voorwaarden van con cessie en statuten is de Maatschappij gevestigd, en zijn de aandeel houders toegetreden. Nu kan hierin zelfs niet door een Raadsbesluit verandering gebracht worden, waarbij aan een gedeelte van de wateropbrengst eene andere bestemming gegeven wordt, dan door beide partijen is overeen gekomen. Als Directeuren der Maatschappij, die voor hare belangen moeten optreden, zijn adressanten verplicht zich ten stelligste tegen een der gelijk besluit te verzetten Eindelijk nog moeten adressanten opkomen tegen de uitlegging van art. XII der concessie; buiten allen twijfel kan de Gemeenteraad ten allen tijde zijne goedkeuring aan het voorstel der Maatschappij om aan andere Gemeenten en ingezetenen water te leveren weigeren, maai bij kan aan haar geene voorwaarden opleggen; de duidelijke woorden van dit artikel laten hieraan geen twijfel over en wat betreft het verband tusschen art. II en XII en de redenen die tot de bepaling aanleiding gegeven hebben, deze zijn door den heer Burgemeester zoo juist uiteengezet, dat zij zich hieraan geheel kunnen refereeren; de nog aanwezige leden van den Gemeenteraad van 1877, de heer Stadsconsulent en de eerst ondergeteekende, eenig overgebleven con cessionaris, moeten zich herinneren, dat bij het vaststellen van art. XII de gewenschte goedkeuring van den Gemeenteraad alléén ver langd wordt om zekerheid te hebben, dat concessionarissen niet het water voor Leiden bestemd in zoo groote mate aan andere Gemeen ten zouden verstrekken, dat Leiden's ingezetenen niet genoegzaam water zouden hebben, vandaar de bijvoeging in de goedkeuringen in de eerste jaren gegeven, waarbij in verband met art XII de verplich tingen van art. II worden aangehaald. Adressanten zouden dan ook nooit voorwaarden hebben aangenomen; zij hebben echter bij de laatste contracten gesloten met niet-ingeze- tenen, de clausule opgenomen, dat indien de Gemeenteraad mocht besluiten den prijs voor hen te verhoogen, zij zich daaraan zouden onderwerpen." Zjj deden dit uit referentie voor den Gemeenteraad die dit verlangde, maar in de vaste overtuiging dat deze verhooging niet kon en zoude geschieden, en om te vóórkomen, dat de abonnen- ten, welke ook het verschil van gevoelen tusschen den Gemeenteraad en de adressanten mocht zijn, de slachtoffers zouden worden van het te nemen besluit; tegenover die contractanten was de Maatschappij voorloopig gebonden, daar zij zich verbonden had, behoudens de goed keuring van den Gemeenteraad, en deze die niet onthouden had. De adressanten zijn overtuigd, dat het door U gebillijkt zal worden, dat zij met ernst optreden voor de aan hen toevertrouwde belangen en dat door U begrepen zal worden, dat zij ten hoogste zouden be treuren in geschillen met den Gemeenteraad te komen, van wien zij immer de meest mogelijke welwillendheid en medewerking mochten ondervinden; maar adressanten mogen niet gedoogen dat rechten op wettige wijze door hunne aandeelhouders verkregen verkort worden. De geheele zaak die het hier geldt, betreft een kwestie van recht, want zelfs, indien het voorstel mocht worden aangenomen, dat zij hopen en verwachten dat niet geschieden zal, zoude het geldelijk voordeel voor de Gemeente en het verlies voor de Maatschappij niet groot zijn. Reeds zijn de meeste niet-ingezetenen in de nabijheid van Leiden aangesloten en zoodra bekend mocht worden, dat meer buiten dan in Leiden zoude moeten betaald worden, zouden de aanvragen aan merkelijk verminderen, zoo niet ophouden en stellig zoude van de Maatschappij geene verdere aanvrage tot uitbreiding te wachten zijn, daar die nimmer geschieden, tenzij tien ten honderd der aanlegkosten door contractanten zijn verzekerd, en om tot dat bedrag te geraken, is het stellig niet voldoende dat pereeelen die volgens de personeele aanslag een huurwaarde van minder dan f 200 hebben worden aan gesloten. Adressanten wenden zich met den meesten eerbied en het grootste vertrouwen tot U, in de overtuiging dat niet door U een besluit worde genomen, dat volgens hen in strijd is met de concessie door U ver leend en dat stellig voor de Duinwatermaatschappij, wier finantieële bloei zoezeer aan die van de Gemeente is verbonden, zeer noodlottig zoude zijn. De Directeuren der Leidsche Duinwatermaatschappij, Leiden, I September 1887. W. Van der Vliet, W. Bosch Reitz. N°. 188. Leiden, 42 September 4887. Blijkens nevensgaand rapport der Gommissie van Fabricage is eene herstelling noodig van de brug over de Haarlemmertrekvaart bij den Rijnsburgervliet, waarvan de kosten worden geraamd op ongeveer t 700. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons tot de voorgestelde herstelling te machtigen, zullende alsdan later, zoo noodig een voorstel worden ingediend tot verhooging van den post, Kosten van Gemeenschappelijke Zaken, van de begrooting voor het loopende jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 September 4887. Bij het verrichten der herstellingen voor het gewoon onderhoud van de Tolbrug over de Haarlemmertrekvaart, is gebleken dat in de laatste weken een aanmerkelijke verschuiving van een der landhoofden heeft plaats gehad, als gevolg van eene beschadiging van het water- sloof waarschijnlijk door aanvaring van een stoomboot veroorzaakt. Een buitengewone uitgaaf van ongeveer 700 zal voldoende zijn om de brug nog tien vijftien jaar te kunnen behouden, en uit dien hoofde acht de Commissie van Fabricage zich verplicht de machtiging te vragen om die som te mogen besteden ten einde later, zoo noodig verhooging der bij de begrooting van dit jaar beschikbaar gestelde som voor te stellen. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 4