■7TT
54
medegedeeld het arbeidsloon voor de verwerking van het aangevraagd
materiaal besehikbaar is op den gewonen post Dag- en Weekloonen
der stadswerklieden, zoodat deze post tengevolge van de aanschaffing
van meerdere keien en klinkers dan waarop bij de vaststelling van
de begrooting werd gerekend, geenc verhooging zal behoeven te
ondergaan."
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Wanneer men iets vurig
wenscht, is men wel eens een weinig ongeloovig en wil men gaarne
bij herhaling eene belofte of verzekering bekomen dat men verkrijgen
zal wat men zoo vurig verlangt. Ik hoop daarom dat U het mij ten
goede zult houden wanneer ik die verzekering nog eens gaarne uit
uwen mond verneem.
Hij de begrooting voor dit jaar is geen post uitgetrokken voor
buitengewone bestrating; van daar dat nu door de bestrating van de
Zijdgracht die trouwens tijdens de opmaking der begrooting reeds
gedempt was ƒ2500.meer voor keien en steenen noodig is dan
waarop was gerekend. Nu zou ik willen vragen, ofschoon ik reeds
officieus weet welk antwoord ik zal bekomen, waarom die ƒ2300.
niet op de begrooting zijn gebracht.
In de tweede plaats zou ik eene vraag willen doen naar aanleiding
van de 2de alinea van het stuk van Burg. en Weth. dat voor ons
ligt. Daarin wordt verzekerd dat het arbeidsloon voor de verwerking
der aan te schaffen keien zal gevonden kunnen worden uit den post
Dag- en Weekloonen der Stadswerklieden, op de begrooling voor
komende. Met genoegen heb ik die verzekering ontvangen, met zooveel
genoegen zelfs, dat ik gaarne die verzekering, nog eens uit uwen
mond, M. d. V., zou willen herhaald zien.
De Voorzitter. De verzekering die de heer Fockema Andreae
wenscht, geeft het stuk van Burg. en Weth. hem. Er is medegedeeld
dat, tengevolge van de demping der Zijdgracht, de geheele voorraad
oude keien die nog bruikbaar waren, is verbruikt. Maar of nu de
stadswerklieden oude keien verwerken dan wel nieuwe dit kan
op de werkloonen geen invloed uitoefenen. Ik zie geene kans om
duidelijker verzekering te geven dan uit ons voorstel bljjkt.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Mag ik even mijne vraag
verduidelijken. Ik stel mij voor dat wanneer bij het opmaken der
begrooting voor dit jaar gerekend was op de bestrating der Zijdgracht,
dan ook de thans aangevraagde 2500. voor nieuwe keien en steenen
op die begrooting zou zijn gebracht. Uit het feit dat dit toen niet
is geschied leid ik derhalve af, dat men niet rekende op, of dacht
aan de bestrating. En daarom verheugt het mij zoo dat toch de
post op de begrooting niet zal behoeven te worden verhoogd.
De Voorzitter. Bij het opmaken der begrooting werd voor het
maken van nieuwe straten ƒ10000 geraamd. Wanneer nu echter,
zooals verleden jaar het geval was, het eindcijfer der begrooting naar
onze meening te hoog wordt, dan nemen wij er eerst af die zaken
die uitgesteld kunnen worden. Zoo is het toen ook met dien post
voor nieuwe straten gegaan. Nu was echter voor de bestrating van
de Zijdgracht een groot aantal keien noodig, waardoor de voorraad
oude keien werd uitgeput; de aanvulling van den voorraad oude
keien, die het gevolg zou zijn geweest van het maken van nieuwe
straten, bleef dientengevolge achterwege; het materieel behoeft dus
alleen aanvulling. Dit oefent echter volstrekt geen invloed uit op den
post arbeidsloonen; de straatmakers kunnen slechts een zeker getal
uren per dag werken, en of zij dit nu doen met oude, dan wel met
nieuwe keien blijft voor hen geheel hetzelfde.
De heer Fockema Andreae. Dank U, M. d. V.!
De beraadslaging wordt gesloten en de staat zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
IX. Voorstel betrekkelijk eene uitbreiding van het cokes-terrein
der Stedelijke Gasfabriek.
(Zie Ing. St. n°. 132.)
De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Ik heb in de laatste dagen
nog al veel gelezen over hypnotisme, en heb daarbij o a. geleerd,
dat, wanneer men bij herhaling gehypnotiseerd wordt, er als het
ware een tweede wezen in den persoon kan ontstaan, dat allerlei
dingen doet waarvan de gewone, natuurlijke mensch niets af weet,
dikwerf zelfs in strijd met den wil van den natuurlijken persoon.
In een dergelijke positie bevind ik mij op dit oogenblik in den Raad.
Het voorstel van Commissarissen der Gasfabriek heb ik als Commissaris
mede onderteekend, doch als lid van den Raad voel ik mij verplicht
het te bestrijden.
Aanvankelijk was het mjjn voornemen, het voorstel in zijn ganschen
omvang te bestrijden, omdat ik als lid van den Raad per se gekant
ben tegen vernauwing van straten of stegen. Toen werd echter dat
andere wezen in mij wakker, de Commissaris van de Gasfabriek, en
heeft aan het lid van den Raad gevraagd of er niet een mouw aan
te passen zoude zijn, of beide belangen niet konden worden gecom
bineerd. En nu ben ik voor die dubbele qualiteit dankbaar, juist
omdat ik daardoor in dat combineeren van beide belangen geloof
geslaagd te zijn. De toestand is deze: Wanneer men de Oostvolmolen-
steeg van de Langegracht af in komt, vindt men aan den linkerkant
het terrein dat men als cokes terrein verlangt, aan den rechterkant
een blinden muur. Nu zou het mij wèl voor de bewoners der verderop
in de steeg gelegen woningen spijten, wanneer de steeg vernauwd
werd, maar bij den blinden muur in het begin is het mij vrij onver
schillig. Van daar dat ik zou wenschen voor te stellen om de Oost-
volmolensteeg aan het einde de breedte te laten behouden die zij nu
heeft, en Commissarissen der Gasfabriek alleen verlof te geven tot
versmalling der steeg aan het begin, namelijk daar waar de grond
voor cokesterrein noodig is. Sprekende als Commissaris der gasfabriek
kan ik mededeelen dat wanneer wij het geheele terrein verkrijgen
dat wij vragen, het niet ons plan is, aan het eind van de steeg enkel
een muur te plaatsen, maar dat wij de loods die nu daarbij staat, dan
lot aan de steeg wenschen uit te breiden over het dan verkregen
gedeelte, wat zeer ten nadeele zal strekken van de daartegenover
liggende huisjes. Dat maakt mij bevreesd, ik wil zoo gaarne de
menschen hun licht en lucht laten behouden die zij nu hebben.
Wanneer wij verkrijgen de mogelijkheid van vergrooting van het
cokes-terrein, dan hebben wij alles wat wij nu gevraagd hebben; op
dit oogenblik is er niets anders noodig. Mijn voorstel beoogt dus om
niet de geheele steeg te versmallen maar alleen het voorste gedeelte,
en het achterste op dezelfde breedte te houden wat het nu heeft.
In (cijfers uitgedrukt komt het hierop neder, dat de lengte van de
aangevraagde strook grond van 32.5 meter zal gebracht worden op
17 meter, de grootte van 37 centiaren op ongeveer 19 centiaren.
Ik meen dat door aanneming of nog eenvoudiger door overneming
van mijn amendement alle belangen zullen zijn geconcilieerd.
De heer Kaiser. M. d. V.! Ik geloof dat wij bij aanneming van
het voorstel van den heer Van der Hoeven een muur met inspringenden
hoek zullen krijgen. Als er echter overwegend bezwaar bestaat om
de Oostvolmolensteeg met 37 duim te versmallen, in welk geval er
een doorloopende rechte muur komt, meen ik dat er nog een tweede
weg te volgen is niet zoo schadelijk voor de Gasfabriek en weinig
hinderlijk voor de bewoners. Bij eene vergelijking van de breedte der
Oostvolmolensteeg met die der Westvolraolensteeg ziet men dat de
eerste een weinig breeder is, ongeveer 18 duim. Als men nu beide
stegen even breed maakt, dan kunnen wij dit bereiken door den muur
van de Gasfabriek 18 duim in de steeg te brengen, de Oostvolmolen
steeg dus 18 duim te versmallen, de helft van het voorgestelde; daar
tegen kan niet veel bezwaar bestaan, veel hinder zullen de bewoners
van die geringe versmalling niet ondervinden. In elk geval verkrijgt
men dan een schoon vierkant terrein zonder inspringende hoeken.
Een nauwe toegang tot een steeg is ook niet fraai.
Natuurlijk vind ik het oorspronkelijk voorstel het beste; mocht
echter daartegen bij de leden van den Raad groot bezwaar bestaan
dan zag ik liever de voorgestelde versmalling tot op de helft gereduceerd
en de Oost- en Westvolmolensteeg op gelijke breedte gebracht, dan
dat het voorstel van den heer Van der Hoeven werd aangenomen.
Het amendement van den heer Van der Hoeven wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer De Fremery. M. d. V.! Ik moet eveneens verklaren dat
wanneer dit voorstel van Burg. en Weth., niet mocht worden aan
genomen, het amendement van den heer Kaiser mij meer toelacht
dan dat van den heer Van der Hoeven, omdat door dat voorstel een
goed vierkant terrein wordt verkregen, Oost- en Westvolmolensteeg
dan eene gelijke breedte zullen bekomen en dit terrein ook de voor
gestelde grootte zal hebben. De Commissarissen der Gasfabriek toch
hebben zich voorgesteld dat een terreiu evenredig aan de breedte
van de Westvolmolensteeg noodig zijn zou. Het bezwaar tegen het
primitive voorstel, aan de verdediging waarvan zich een der onder-
teekenaarS meent te moeten onttrekken, komt mij evenwel niet zoo
overwegend voor. Is dit bezwaar wel zoo groot? De hoogte toch
van den muur die in de plaats van de af te breken huisjes komt, zal zijn
2.85 meter, terwijl de geheele breedte der straat zal bedragen 4.37
meter. Nu meen ik dat meestal bij verbouwing wordt gevorderd dat
de daaraangelegen straat anderhalf maal de hoogte van den muur als
breedte moet hebben, meerder nog is hier voorgesteld.
Met het amendement van den heer Kaiser zou ik mij dus kunnen
vereenigen, maar wanneer grootere afwijking van het plan mocht
worden aangenomen, dat geloof ik dat het raadzaam is dit voorstel
aan te houden en andermaal te verzenden naar de Commissie om de
bezwaren daartegen, zoo er zijn, te vernemen.
De heer Van der Hoeven. In de eerste plaats moet ik protesteeren
tegen het zijdelingsch verwijt van den heer De Fremery, dat ik hier
kom bestrijden een voorstel, mede door mij onderteekend. Dat verwijt
verdien ik niet, om de doodeenvoudige reden dat ik, toen deze zaak
bij Commissarissen der Gasfabriek werd besproken, mijnen medeleden
uitdrukkeljjk heb gezegd: »ik onderteeken het voorstel als Commissaris
der Gasfabriek, maar ik ben van plan het als lid van den Raad te
bestrijden."
Wat nu betreft het voorstel van den heer Kaiser, daarmede zal ik
mij in geenen deele kunnen vereenigen. Ten eerste omdat het voorstel
berust op volkomen onjuiste cijfers. De heer Kaiser doet het voor
komen alsof er slechts gevraagd wordt eene breedte van 37 duim,
wat de heer Kaiser dan wil brengen op de helft of 18 duim. Maar
er- wordt geen 37 duim doch 1.14 meter verlangd, en de helft van
1.14 is geen 18 duim.
En nu de argumenten voor het voorstel. De Oostvolmolensteeg zou
dan toch nog even breed zijn als de Westvolmolensteeg! De kracht
van dat argument ontsnapt mij. Het zou ons allen, geloof ik, weinig
moeite kosten om eene menigte stegen op te noemen die nóg nauwer
zijn. Maar het moet niet ons streven zijn om alle stegen even nauw te
maken, doch wij zijn m. i. verplicht geene stegen te vernauwen.
Mijne tweede bezwaar tegen het voorstel van den heer Kaiser is,
dat bij aanneming daarvan de symmetrie aan den vóórkant der gas
fabriek, een van de voordeelen van het door Burg. en Weth. over
genomen voorstel van Commissarissen, wordt verbroken.
Nu schermt de heer Kaiser er wel mêe, dat er bij aanneming van
zijn voorstel symmetrie in de breedte der twee stegen zal zijn. Maar
wien ter wereld kan dit iets schelen? Als het voorstel van Burg. en
Weth., wordt aangenomen zal overeenkomstig den wensch der commissie
de Gasfabriek een symmetrisch terrein verkrijgen, en ofschoon nu die
symmetrie, die in mijn voorstel bewaard wordt, door het voorstel van
den heer Kaiser wordt verbroken, wordt dit toch tot mijne verwondering
ondersteund door den heer De Fremery.
In de derde plaats, de heer Kaiser heeft gewezen op den hoek die
door aanneming van mijn voorstel in den muur zal ontstaan, 't Is
waar, er komt dan een hoek maar wie schaadt dit? welk nadeel is
daaraan verbonden? De Gasfabriek krjjgt bjj aanneming van mjjn