58
nauwelijks in geschreven stukken bekend. De naam Gasthuisstraat
zou anders denzelfden dienst doen. Voor den naam Caeciliastraat,
door rekwestranten voorgesteld, pleiten dezelfde grondeu; het hicrbjj
bedoelde gasthuis grensde echter wel aan de heirokken straat, maar
slechts met een zijgevel en eventuele verbastering van den naam zou
bier nog minder verfraaiing mogen heetcn.
De Gemeente Archivaris.
Leiden, 25 Juni 1887. Cli. M. Dozy.
Leiden, 6 Juli 1887.
In antwoord op Uwe missive, begeleidende een rapport van den
Stads-archivaris en een rekwest der geburen van de Kamp, heeft de
Commissie van het Stedelijk Museum de eer U als baar gevoelen
mede te deelen, dat er bij haar geen bezwaar bestaal om aan het
verzoek der geburen te voldoen en stelt U voor de conclusie van den
Archivaris over te nemen die, in overeenstemming met den wensch
der geburen voorstelt, den naam van Vrouwenkamp te veranderen in
Caeciliastraat.
Aan Burg. en Welh. der Het bestuur van het Stedelijk Museum.
gemeente Leiden. N. L. J. Van Buttingha Wichers, Voorzitter.
W. Pleyte, Secretaris.
5i°- 144. Leiden, 9 Juli 1887.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen den
suppleloiren Staat van begrooting van het Gereformeerde minne- of
arme oude mannen- en vrouwenhuis, tot overbrenging van het batig
saldo ad f 30256,53s van den dienst 1886, op den dienst 1887.
Zij geeft U in overweging dien staat goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
5>°- 145. Leiden, li Juli 1887.
In de zitting van 5 Augustus des vorigen jaars werd bepaald dat
de aanstelling van den heer A. N. Clavier tot leeraar in de Fransche
taal aan het Gymnasium, lot welke betrekking hij benoemd was in
de zitting van 10 Juni le voren, zoude gelden voor den cursus
1886/87, en zulks op grond dat de Minister van Binnenlandsche zaken
bezwaar had gemaakt de benoeming tot het einde van den cursus
1887/88 goed te keuren. Thans wordt door Curatoren van het
Gymnasium bij schrijven van 12 Juli jlhetwelk met de bijlagen ter
inzage van de leden in de Leeskamer is nedergelegd, voorgesteld den
heer Clavier zonder bepaling van termijn le benoemen tot lijdelijk
leeraar in de Fransche taal aan het Gymnasium, terwijl de Inspecteur
der Gymnasia van oordeel in dat thans tot eene definitive benoeming
moet worden overgegaan.
Ons met het gevoelen van Curatoren op de daarvoor aangevoerde
gronden vereenigende, geven wij Uwe Vergadering in overweging te
bepalen dat de benoeming geschiedt tijdelijk zonder bepaling van
eenen termijn en tot zoodanige benoeming alsnu over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
W°. 146. Leiden, 18 Juli 1887.
Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage geven
wij Uwe Vergadering in overweging aan A. Van Dijk vergunning te
verleenen om op openbaren gemeentegrond een stoep te leggen vóór
zijn huis in de Janvossensteeg n°. 56, mits niet meer dan 75 centi
meters buiten den gevel uitspringende en overeenkomstig aanwijzing
van rooimeesters.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Edel. Achtb. HH. Burg. en Weth. van Leiden.
De ondergeteekende komt met verschuldigden eerbied tot u met
verzoek, om voor zijn perceel in de Janvossensteeg n°. 56, een stoep
te mogen leggen:
Hopende dat LiEd. Achtb. gunstig op dit verzoek mogen beschikken.
Verblijf ik met de meeste hoogachting
UEd. Achtb. dienstwillige dienaar.
Leiden, 22 Juni 1887. A. Van Dijk.
v/d Werfstraat. N°. 10.
M°. 147. Leiden, 18 Juli 1887.
Naar aanleiding van de benoeming van Dr. E. A. 0. Was, leeraar
in de wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, tot
leeraar aan het Gymnasium te Breda, is door de Plaatselijke Commissie
van Toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs bij nevensgaand
schrijven van 16 Juli jl. een voorstel ingediend tot wijziging van de
inrichting van het onderwijs in bedoeld vak. Zij wenscht de bevoegd
heid voor te behouden tot aanstelling van eene leerares, en om aan
den te benoemen leeraar of leerares een gedeelte van het onderwijs
in dë aardrijkskunde en geschiedenis op te dragen, terwijl zij voorstelt
de jaarwedde vast te stellen op ƒ1400, met twee periodieke ver
hoogingen elk van /I00.
Gaarne vereenigen wij ons met dit voorstel, overtuigd dat daardoor
de belangen van het onderwijs worden gebaat en bij eventueele ver
meerdering van het aantal leerlingen de aanstelling van meerder
onderwijzend personeel wordt voorkomen, zoodat het voorstel mede
is in het finantiecl belang der gemeente. Alleen zouden wij de be
voegdheid tot het opdragen van onderwijs in de aardrijkskunde
en geschiedenis, niet wenschen te beperken tot het geval dat de
eerste klasse moet worden geplitst. De mogelijkheid toch bestaat dat
ook andere klassen wegens vermeerdering van het aantal leerlingen
moeten worden gesplitst en dan is het geraden het onderwas in de
aardrijkskunde en geschiedenis ook in die klassen te kunnen opdragen
aan den te benoemen leeraar of leerares in de wiskunde.
Het maximum der lesuren is in art 3 der verordening reeds
vastgesteld op 24 uren per week met bepaling dat dit aantal
tijdelijk kan worden verhoogd, in welk geval voor elk uur, boven
het maximum eene toelage van ƒ100 's jaars wordt verleend. Stijgt
het aantal lesuren alzoo tengevolge van het aan de le benoemen
leerares of leeraar opgedragen onderwijs in geschiedenis cn aardrijks
kunde in de parallelklassen tot boven het maximum, dan wordt de"
bovenbedoelde toelage genoten.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging:
1°. Art. I der Verordening van II November 1880 regelende het
getal, de jaarwedden, de benoeming en het ontslag der leeraressen
en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes (Gem. blad
ir. 2 van 1881gewijzigd bij de verordening van 25 Augustus/6
September 1881 (Gem. blad n". 13 van dat jaar) te wijzigen als volgt:
De jaarwedden der leeraressen en leeraren aan de Hoogere Burger
school voor Meisjes worden vastgesteld als volgt:
a. enz.
c. 1". voor 1 leerares of leeraar in de wiskunde op? 1400,
Art. 2.
De Directrice geniet tevens vrije woning of vergoeding voor het
gemis daarvan. De onder b. c 1°. d. en e. genoemde leeraressen of
leeraren ontvangen tweemaal eene verhooging van jaarwedde van
100, om de 2 jaren. De eerste verhooging gaat in op den dag
waarop zij een tweejarigen diensttijd, de tweede verhooging op den
dag waarop zij een 4 jarigen diensttijd aan eene hoogere burgerschool
voor meisjes met 5 jarigen cursus volbracht hebben.
De onder lilt c. 2". genoemde leeraar geniet tweemaal eene ver
hooging van jaarwedde van ICO, om de 3 jaar. De eerste verhooging
gaat in op den dag waarop h(j een 3-jarigen diensttijd, de tweede
verhooging op den dag waarop hij een 6-jarigen diensttijd aan eene
hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus of aan een gymnasium
volbracht heeft.
2'. aan de te benoemen leerares of leeraar de verplichting op te
leggen om, zoodra zulks wordt verlangd, mede onderwjjs te geven in
de geschiedenis en aardrijkskunde zonder verhooging van jaarwedde
behoudens de aanspraak op de toelage, wanneer het aantal wekeljjksche
lesuren het bij de verordening vastgesteld maximum overschrijdt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 16 Juli 1887.
Met het oog op het ontslag uil zijne betrekking van leeraar in de
wiskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, dal waarschijnlijk
binnenkort door den Heer Was zal worden aangevraagd, wenschen
wij U reeds thans onze meening le doen kennen over de wijze, waarop
het best in de vacature kan worden voorzien Zooals wjj U vroeger
mededeelden achten wij het niet noodig, dat voor het eenvoudige
wiskundige onderwijs, dat aan de school gegeven wordt, een doctor
in de wis- en natuurkunde wordt aangesteld Men kan het met
gerustheid toevertrouwen aan een persoon, die de lagere akte voor
Middelbaar Onderwijs in de Wiskunde bezit, en zou dus eene leerares
kunnen benoemen, daar in de laatste jaren verscheidene dames die
akte behaald hebhen. Intusschen, ten einde zooveel mogelijk kans
te hebben op eene gelukkige vervulling der vacature achten wij het
raadzaam, eene leerares of een leeraar op te roepen.
Er is eene tweede zaak, waarop wij Uwe aandacht wenschen te
vestigen. De eerste klasse telde in den afgeloopen cursus 29 leerlingen
en kan het volgende jaar nog iets meer bevolkt z(jn: eene splitsing
in twee parallelafdeelingen wordt dan zeer wenschelijk. Slechts wat
één vak betreft bestaat daartegen een bezwaar, nl. voor de geschiedenis
en aardrijkskunde. Terwijl voor de overige vakken het aantal uren
in de laagste klasse kan worden verdubbeld, zonder dat het geheele
aantal uren te groot wordt, bedraagt dit getal voor de geschiedenis
en aardrijkskunde thans reeds 22 en zou het door de splitsing 27
worden.
Wij meenen, dat men het bezwaar kan wegnemen door aan de
leerares of den leeraar, die voor de wiskunde wordt benoemd, de
verplichting op te leggen, om, wanneer de eerste klasse moet worden
gesplitst, aan de eene helft daarvan geschiedenis en aardrijkskunde te
onderwijzen. In verband daarmede zou de benoemde de akte van
hoofdonderwijzeres of hoofdonderwijzer moeten bezitten; verschillende
personen, die in de wiskunde voor het middelbaar onderwijs gestudeerd
hebben, verkeeren in dat geval en zouden voldoende de geschiedenis
en aardrijkskunde in de laagste klasse kunnen doceeren.
Naar dit voorstel zou de te benoemen docent 13 lesuren per week
hebben, wanneer de eerste klasse niet, en 21, wanneer zjj wel ge
splitst is.
Wij geven in overweging, de jaarwedde gelijk te stellen aan die van
de leeraressen in de moderne talen en dus te bepalen op ƒ1400 met
twee verhoogingen, elke van ƒ100, onder dien verstande, dat deze
bezoldiging altijd wordt genoten, de eerste klasse moge gesplitst zijn,
of niet. Het is waar, men zou kunnen trachten, voor de wiskunde
alleen eene onderwijzeres of een onderwijzer te vinden op een lager
tractement en zou dan in de jaren, waarin er twee eerste klassen
zijn, eene buitengewone toelage kunnen verleenen. Maar w(j moeten
het ontraden, de jaarwedde aldus afhankelijk te maken van het
wisselende aantal leerlingen. Het wiskundig onderwijs op zich zelf
is belangrijk genoeg en moeilijk genoeg, om er eene even groote som
voor te besteden als voor het onderwijs in het Nederlandsch en het
Engelsch, voor welke vakken het aantal uren niet grooter is. Aan
den anderen kant verwachten wij, dat wie met lust aan de school
werkzaam is, het, indien het belang van deze het vereischt, als geen
te zwaren plicht zal beschouwen, eenige meerdere lessen te geven
zonder verhooging der bezoldiging.
Wjj hebben dus de eer, in overweging te geven;