zoeken zijn ingekomen, terwijl aan meerdere personen grond is toe gewezen. De reden daarvan is dat wij bezwaar hadden om een gedeelte van de straat af Ie staan; aan de straat zelve is geene behoefte, die kan in dat gedeelte der stad best gemist worden; maar een gedeelte af te staan en het ander te behouden kwam ons bedenkelijk voor; daardoor zou men een nog veel ongunstiger toestand krijgen, dan de straat zelve reeds in bet leven zou roepen. Om dit bezwaar uit den weg te ruimen en tevens de induslrieelcn te helpen wier belang medebracht dat zij het gebruik van een gedeelte grond verkregen, hebben wij onderzocht of er ook nog andere personen waren die tegen eene bepaalde recognitie een gedeelte grond in gebruik ver langden. De vraag werd toestemmend beantwoord, en zoo kunnen wij nu de gehecle straat, die niet noodig is, afstaan zonder de gemeente te bezwaren. De heer Van Hoeken wil recognitie doen betalen voor de waarde van den grond. Dat geschiedt reeds indirect. Met de geconditioneerde recognitie betalen wij de kosten voor den te maken inuur, terwijl de gemeente verder niets voor aanleg en onderhoud van de straat uit te geven heeft. De beer Van IIoekem. M. d. V.! Ik gevoel zeer goed het groote belang dat eigenaren der perceelen bij deze voordracht hebben, en wil hun daarbij zooveel mogelijk ter wille zijn. Ik vraag evenwel waarom de Leidsche Zoutkeet haar afsluilingshck voor eigen rekening moet zetten, terwijl de muur zal gebouwd worden voor rekening der gemeente. Ik zie niet in dat de gemeente door afstand van den grond zooveel beter wordt, waarom ik wel zou wcnschen dat ook de muur evenals het afsluitingshek op rekening werd gebracht van de betrokken eigenaren. In dat geval zou ik my met de voordracht kunnen vereenigen. De Voorzitter. De heer Van Hoeken vergeet dat dit reeds geschiedt. In den prijs dien wij voor hel gebruik van den grond gerekend hebben, zijn ook de kosten van het bouwen van den muur begrepen. De gewone prijs waarvoor men gemeentegrond in gebruik geeft is drie en een halve cent per meter1, terwijl er nu tien cent bedongen is. Aan den wensch van den beer Van Hoeken is dus reeds indirect voldaan daarenboven vervalt voor de gemeente de helft der kosten voor de afscheiding der erven van den gemeentegrond, die door het dempen van de gracht is verkregen. De heer Cock. Ik ben U dankbaar M. d. V.! voor de bereidwillig heid, waarmee u mijn wensch ontvangen heeft. Maar ik moet er bijvoegen, dat al moge dan ook mijn rechtskundig bezwaar niet meer beslaan, ik toch, na de discussiën te hebben aangehoord, en na kennis te hebben genomen van de argumenten van de hceren Knappert, De Goeje en anderen, tot mijn leedwezen tegen deze voordracht moet stemmen om de zaak zelve. De heer Van DEn Hoeven. Ronduit gezegd, M. d. V.! de leden van den Raad, die ik zoo ondershands over de zaak gesproken heb, zijn 't over de strekking van dit voorstel niet eens. Wij weten niet waarover wij gaan stemmen. Ik heb hier het kaartje vóór mij, dat wy van wegc de directie van de Zoutkeet ontvingen. Maar nu weet ik niet of ons wordt voorgesteld het daarop blauw gekleurde gedeelte van de Koolgracht geheel af te staan, dan wel slechts een derde gedeelte er van. Staal men een derde gedeelte af, dan gaat het bezwaar op, dat men een nauw slop zou gaan maken. Wordt de geheele gracht gegeven, dan sta ik voor een ander bezwaar. Dan zijn er nl. zeven belang hebbenden, die ieder een stuk krijgen, als zij 't verlangen. Indien nu b. v. drie het wel accepteeren en vier niet, dan blijven er hier en daar tusschen de afgestane stukken perceelen gemeentegrond liggen, die nagenoeg waardeloos zullen zijn. Heb ik dat juist of niet, M. d. V.? Licht u ons als-'t-u-blieft nog eens in. De Voorzitter. Door de Leidsche Zoutkeet is gevraagd het ge deelte dat bruin is gekleurd en geteekend met de letter A en B; door den heer De Fremcry en nu wijlen mevrouw De Fremery het stuk dat door de letters 6'. I). E. is aangegeven. Dit laatste verzoek vervalt door ons voorstel. Overigens is de bedoeling van het voorstel om de geheele Koolgracht aan de belanghebbenden in gebruik af te staan, met dien verstande, dat de scheidingsmuur tusschen den hoek der fabriek van De Gon en de Koolstraat, zoodanig geplaatst worde, dat die straat eene betere, regelmatige richting krijgt. Ook kan ik de verzekering geven, dat alle belanghebbenden hun wensch te kennen hebben gegeven, om den grond in gebruik te ont vangen. Zeker, zij kunnen zich terugtrekken, maar dan is het besluit niet uitvoerbaar, waarna de zaak dus van zelve op nieuw bij den raad aanhangig gemaakt zal worden. Op 't oogenblik echter zijn allen geneigd het stuk in gebruik te nemen, dat wij bun willen afstaan, zoodat er tegen de uitvoering thans geen bezwaar kan bestaan. De heer Van der Hoeven. De mogelijkheid bestaat dus dat na een half jaar een der belanghebbenden zegt dat hij er genoeg van heeft. En dan blijft de gemeente met een stukje grond zitten, midden tus schen perceelen, bij particulieren in gebruik. De Voorzitter. Ik wil die mogelijkheid niet ontkennen, maar in elk geval is de voorwaarde gesteld voor twee jaren. Er is dus nog altijd tijd genoeg om te beslissen wat wij dan zullen doen. Bovendien zullen zij die daar eene woning hebben, zeker gaarne hun erf of tuin voor eene kleine som willen vergrooten, zoodat er, mijns inziens, niet veel gevaar bestaat dat de gemeente met den grond zal blijven zitten. De heer Juta. M. d. V.! Als ik U goed verstaan heb vrees ik, dat uit uw antwoord eene verkeerde gevolgtrekking kan gemaakt worden. De heer Van der Hoeven heeft, meen ik, gevraagd of het geheele gedeelte dat op de teekening, ons door de heeren de Fremcry en De Sturler gezonden, blauw is gekleurd, en waarop het woord Koolgracht staat, en dat de geheele gedemte Koolgracht voorstelt of dat geheele gedeelte volgens de bedoeling van Burg. en Wcth. aan de verbruikers zal worden afgestaan. Daarop is door U een bevestigend ant woord gegeven. Heb ik dat goed begrepen Ik meende dat volgens het voorstel van Burg. en Welh. niet de geheele gedempte gracht zoude worden afgestaan, maar dat een gedeelte daarvan aan de openbare straat zoude worden getrokken. De Voorzitter. Het voorstel strekt om de geheele Koolgracht, voor zooverre die op de kaart blauw gekleurd voorkomt, af te staan behoudens een klein gedeelte langs de huizen van Moenen, hetwelk noodig is om een goede rooilijn te geven aan den te plaatsen muur, en de straat vóór die huizen breeder te maken. De lieer Knappert. M. d. V,! Wil het mij ten goede houden, maar dan heb ik de zaak al zeer slecht begrepen. Ik ben op het terrein geweest en heb de voorgestelde afscheidingen opgenomen. Mij kwam het voor dat liet gedeelte Koolgracht van de fabriek van de firma De Gon af vóór de huisjes van den heer Moenen eigendom van de gemeente bleef, uitgezonderd het gedeelte dat door de heeren De Fremery en De Sturler en verdere eigenaren zou worden verkregen en wat door een aldaar geplaatst gedeelte schutting werd aangeduid. Dus juist het omgekeerde van wat U zooeven mededeelde. De Voorzitter. Ik herhaal, de bedoeling is oin het grootste deel van de Koolgracht af te slaan. De juiste plaats waar de schutting staat kan ik mij nu op dit oogenblik niet herinneren. Het eerste denkbeeld was 0111 een klein gedeelte van de gedempte gracht in gebruik af te staan en bet grootste deel bij de straat te voegen; maar daarvan is men teruggekomen, omdat dan de eigenaars der huizen aan den overkant geen belang meer hadden bij het vergrooten van bun erf, daarom is toen het plan gemaakt zooals het nu wordt voorgesteld. De Commissie van Fabricage heeft om goed over den toestand te kunnen oordeelen eerst eene schutting laten plaatsen; nu is het mogelijk dat die schutting is blijven staan hoewel het plan gewijzigd was. Die schutting was alleen maar een hulpmiddel voor de Commissie van Fabricage. Op de teekening die wij aan den Raad hebben overgelegd, is de rooilijn van den inuur aangegeven. De heer Knappert. Ik dank M. d. V., voor die medcdeeling, daardoor is echter mijn bezwaar nog grooter geworden. Ik beaam nu ten volle de bezwaren van den heer Moenen. Het is voldoende bekend dat bij het verhuren van arbeiders woningen die in een slop uitkomen, deze veel minder opbrengen dan wanneer zij gelegen zijn aan eene vrjje straat. De heer Moenen krijgt nu in plaats van de door de demping verkregen breede straat een muur voor zijn huisjes. Ik hoop nu des te meer dat de voordracht zal worden verworpen. De heep Fockema Andreae. M. d. V.! Ik moet tot mijn leedwezen mededeelen, dat 't geen u in het midden heeft gebracht mij ook van meening heeft doen veranderen. Ik had nl. die meening gevormd met 't oog op de schutting, en ik kan mij thans onmogelijk vereenigen met de plaatsing van een hoogen muur, die den omwonenden licht en uitzicht benemen zou. Ik dacht, dat die schutting op de helft der gracht zou komen te staan, en niet, zooals ik thans bemerkt hebt, veel verder. Dit heeft mijne opinie gewijzigd. De heer De Goeje. M. d. V.Ik moet ook zeggen, dat uw antwoord my niet bevredigd heeft. Dat de belanghebbenden om den grond gevraagd hebben, is nog geen bewijs, dat zij er behoefte aan hebben, ja, over die behoefte is zelfs nooit gesproken. Wanneer men aan zijn tuin of erf voor een kleine recognitie een mooi stuk grond kan toe voegen, zal niemand zoo gek zijn daarvan geen gebruik te maken en dat alleen blykt uit de aanvragen. Onlangs nog hebben wij in den raad een aanvraag gehad om een stuk eener gracht af te staan, en de aanvrager toonde zich bereid om zelf de kosten van de demping en afschutting te betalen. En nu vind ik het onbillijk om voor deze aanvragen, zonder afdoende reden, zulk een groot onderscheid te maken. De 10 centen recognitie toch, die men wil laten betalen, zijn geen equivalent voor de /7500, die de demping heeft gekost. Ik heb de groote onregelmatigheid van de straat in den tegen- woordigen toestand niet gezien; de fabriek van De Gon springt wel een weinig uit, en bij de Zoutkeet is een leelijke hoek, maar bij alle grachten, die men dempt, heeft men zoo iets dergelijks gezien; dat verbetert zich van zelf in den loop der tijden. Ik kan dus nog geen vrijheid vinden om mijn slem aan deze voordracht te geven. De Voorzitter. Er is nooit sprake van geweest om de 10 centen recognitie als equivalent voor de 7500 der kosten van demping te doen gelden; dat is door ons nooit beweerd; bet dempen van de gracht is geschied uit overweging, dat zij noodzakelijk was in het belang der gezondheid. De heer De Goeje beeft beweerd, dat de aanvragers wel gaarne de stukken grond tot vergrooling hunner erven willen hebben, maar dat zij er geen behoefte aan hebben; reeds het feit, dat zij den grond aanvragen, is een bewijs, dat zij hem gebruiken kunnen; wij hebben, ten einde de industrieelen te kunnen helpen, naar een middel gezocht om daartoe te kunnen geraken, zonder schade voor de gemeente. Wij zouden bezwaar hebben om slechts hier en daar een stuk van eene publieke straat weg te geven; niet echter om ineens de geheele straat, die gemist kan worden in gebruik af te slaan. Dat Moenen bezwaren beeft begryp ik: maar gij weet: bien fol est du cerveau, qui pretend contenter lout le monde et son père. Bleef de muur weg, dan zou er meer ruimte vóór zijne huizen zijn: maar nu zal daarentegen de algemeene zindelijkheid er bij winnen. Er worden bovendien geen sloppen gemaakt; de muur zal slechts ongeveer twee meter hoog zijn, en de bewoners zullen nu niet alleen geen last meer van het stinkende grachtwater hebben, maar zij hebben in de plaats duinwater gekregen en zijn dus in veel beter conditie dan vroeger. Maar daarover kan de een zus de ander zoo denken; wij meenden dat dit de beste oplossing was om èn aan de industrieelen tegemoet te komen èn dc gemeente niet te bezwaren met groote uitgaven voor het aan leggen en onderhouden van eene straat die zeker blijken zoude niet tot de beste of schoonste te behooren. De heer Van Hoeken vraagt en ontvangt voor de derde maal het woord. M. d. V.! Ik wenschte wel te vragen of er mogelijkheid beslaat om de verzoeken van de Leidsche Zoutkeet en van de firma De Vries en Stevens toe te staan, maar die van de aangrenzende eigenaren waar langs de inuur zal worden gebouwd te weigeren. Dan wordt de industrie zooveel mogelijk tegemoet gekomen en de heer Moenen lijdt geene schade. De Voorzitter. Daartegen bestaat het bezwaar zoo straks reeds door mij genoemd, dat het niet wenschelijk is om hier en daar een brok uit eene straat af te slaan. Aan weerszijden van de straat zouden dan stukken grond worden afgenomen terwijl in het midden een slop zoude overblijven, die eene poel van ongerechtigheid zou worden. Juist om dit te voorkomen hebben wij getraebl de rest van den grond

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 3