29 Klttlai fan Donderdag IS Mel 1887. geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen 1®. Benoeming van twee leden van het Bestuur der Practische Ambachtsschool. (85) 2'. Verzoek van L. P. A. Winckel, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs, voor zjjn pupil E Winckel. (84) 3'. Voorstel betrekkelijk het leggen van een gedenksteen op de plaats van de Ramp. (42 en 81) 4'. Idem tot wijziging van de verordening op de markten. (295 van 1886 en 83) 5°. Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1887. (89) 6®. Verzoek van J. M. Scheller, om ontslag als derde onderwijzer aan de School 3de klasse n°. 3. (86) 7°. Rekening der Plaatselijke Schoolcommissie over 1886. (82) Tegenwoordig waren 21 leden, als de hecren: Le Poole, Van Hoeken, Verster van Wulvcrhorst, Van Reenen, Eockema Andreae, Land, Alma, Hassclbach, De Goeje, Was, Driessen, Bool, Van Buttingha Wichers, Zaajjer, Du Rieu, De Fremery, Van der Hoeven, Juta, Zaalberg, Cock en de Voorzitter. Afwezig ware met kennisgeving de Heeren: Kaiser, Bredius en Knappert. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en' goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen: 1'. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland van 26/30 April jl. B. N°. 1083 (3e afd.) G. S. N°. 50/2, ten geleide van eene afwijzende beschik king op de reclame van W. J. Van Harteveld tegen zjjn aanslag in de plaats, directe belasting, dienst 1886. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1*. Verzoek van de Wed. W. Du Pon, geb. De Gelder, om ontheffing van de betaling van schoolgeld voor haren zoon, vroeger leerling der Hoogere Burgerschool, over het 3de en 4de kwartaal 1886/7. 2". Adres van G. Beun c. s. houdende verzoek om verandering van den naam der straat: «Vrouwenkamp." Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 3°. Rekening, dienst 1886, van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. 4®. Verzoek van H. Sauter, om afschrijving van Plaats. Dir. Be lasting, dienst 1887, wegens verandering van woonplaats. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 5®. Voordracht ter benoeming van onderwijzend personeel aan de school 2de klasse voor jongens en meisjes en de jongensschool 1ste klasse. Wordt in de Leeskamer nedergelegd. Nog wordt medegedeeld. 1°. Dat thans f 40000 kasgeld is belegd bjj de Leidsche Bank. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van twee leden van het Bestuur der Practische Ambachtschool. (Zie Ing. St. n®. 85.) De Voorzitter. Mag ik de hecren Was, Bool en De Fremery ver zoeken met mjj het stembureau te willen uitmaken? Benoemd wordt: Dr. P. J. Kaiser met 18 stemmen, terwijl op de heeren Alma en v. d. Kamp een stem was uitgebracht; en de heer P. J. Groen, met algemeene stemmen. De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor de genomen moeite. De heer Cock komt ter Vergadering. II. Verzoek van L. P. A. Winckel, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs, voor zjjn pupil E. Winckel. (Zie Ing. St. n®. 84.) De heer Var der Hoeven. M. d. V.! Ik kan mjj met het advies om afwjjzend op dit verzoekschrift te beschikken wel vereenigen; echter niet op de gronden, die daarvoor door Burg. en Weth. worden op gegeven. Zjj meenen nl. dat deze kwestie geheel gelijk slaat met het verzoek Bientjes, dat door den Raad, in de zitting van 18 November 1886, van de hand is gewezen. Wanneer werkelijk deze zaken geljjk waren, dan zou ik mij met een afwijzende beschikking niet kunnen vereenigen, zooals ik ook door mjjne stem over het verzoek Bientjes heb doen blijken. De gevallen zjjn echter niet gelijk, en ik zal u zeggen waarom niet. Artikel 2 van de gebrekkige Verordening, waaraan wij gebonden zijn, luidt: «Echter kunnen ouders, die tusschentijds de stad metterwoon verlaten of zich in de gemeente vestigen, zich bjj gemotiveerd verzoekschrift aan den Gemeenteraad wenden om gedeeltelijke teruggave of kwijtschelding van schoolgeld." In dit geval verkeerde, naar 't mjj voorkomt, de heer Bientjes wel, omdat ik van oordeel ben, dat onder «ouders" hier ook begrepen zijn die personen, welke de ouders vervangen. De heer Bientjes had zich tusschentijds hier gevestigd, en kon dus teruggave van een gedeelte van het schoolgeld vragen. Maar bjj den heer Winckel is dat niet het geval. Hij woonde reeds hier, toen bij hem een kind van zijn broeder is komen inwonenergo niet de vader of wie hem vervangt heeft zich tusschentijds in de gemeente gevestigd, maar het kind is tusschentijds in de gemeente gekomen. En in dat geval voorziet de Verordening niet. Alleen bij tusschenljjdsche vestiging of vertrek van de ouders kan teruggave van schoolgeld worden verleend; bjj tusschentijdsche vestiging of vertrek van het kind echter niet. Dus is de heer Winckel op dezen grond niet ontvankelijk in zjjn verzoek, en niet om de redenen door Burg. en Weth. opgegeven. De Voorzitter. Ik heb niet veel te antwoorden op de opmerking van den heer Van der Hoeven, die feitelijk juist is. Wij komen tot hetzelfde resultaat, en veel behoef ik er dus niet over te zeggen. In den letterlijken zin van het woord heeft hij gelijk; met onze ver wijzing naar het voorstel Bientjes bedoelden w(j uit den aard de zaak, dat het in beide gevallen een pupil betrof. Strikt genomen kan men zeggen dat een geval als het onderhavige in het geheel niet is voorzien in de verordening Burg. en Weth. moesten zich aan deze houden, en ons bleef niets anders over, dan voor te stellen afwijzend te beschikken, De heer De Goeje. M. d. V. 1 Ik meende dat na afloop der zaak Bientjes ons van wege Burg. en Weth. een ernstig onderzoek is toegezegd omtrent de bedoeling der verordening, omdat het bleek dat er over de toepassing der verordening een groot verschil van raeening bestond, dat zelfs diegenen die in der tjjd de verordening hadden helpen ontwerpen van oordeel waren dat de bedoeling was te lezen Ouders en voogden. Ik kom op die zaak nu terug omdat het best mogeljjk is dat wij eerlang een soortgelijke geval krijgen wanneer wjj dan weder op dezelfde wijze aan de bepalingen der verordening het hoofd zullen stooten. De heer Bool. Ik meen dat het resultaat van het onderzoek, waarvan de heer De Goeje spreekt en dat heeft plaats gehad, reeds is mede gedeeld. Er is namelijk niets bepaalds omtrent de bedoeling der ver ordening gevonden. Alleen heeft de Voorzitter verklaard dat de woorden «voogden" met opzet waren weggelaten. Na de toen gehouden stemming, waarbjj de meerderheid van den Raad heeft aangenomen dat in de verordening alleen «ouders" werden bedoeld, schijnt bet twijfelachtig of eene wijziging der verordening, met het doel om ze ook op voogden toe te passen, wel in de bedoeling der meerderheid heeft gelegen. De heer De Goeje. Ik geloof dat het geheugen van den heer Bool hem op dit oogenblik in den steek laat. Dat verzoek om een onderzoek in te stellen heb ik toch eerst gedaan na afloop van de stemming over de zaak Bientjes. En wat de stemming der meerderheid betreft, deze beteekent niets anders dan dat men naar de letter der ver ordening het verzoek van den heer Bientjes meende te moeten afwjjzen niettegenstaande die stemming geloof ik toch dat de meerderheid van den Raad de afwjjzing onbillijk vond. De Voorzitter. Ik moet verklaren dat ik my op dit oogenblik de toedracht der zaak niet zoo geheel juist kan herinneren. De heer De Goeje. M. d. V.! Mag ik dan nu mjjn verzoek her halen tot het instellen van een onderzoek? De Voorzitter. Ik herinner my alleen dat ik bij eene vorige ge legenheid gezegd heb dat de gevallen: ouders met hunne kinderen of voogden met hunne pupillen, niet gelijk stonden. Ik zal echter gaarne deze zaak bjj het Dageljjksch Bestuur ter sprake brengen. De beraadslaging wordt gesloten en op het verzoek zonder hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. III. Voorstel betrekkeljjk het leggen van een gedenksteen op de plaats van de Ramp. (Zie Ing. St. n®. 42 en 81.) De heer Du Rieu. M. d. V.! Ik ben zoo vrjj het woord te vragen, omdat ik wil te kennen geven, dat ik indertjjd met genoegen de voordracht van Burg. en Weth. gelezen heb, om tenminste het aan denken aan de ramp op de een of andere wijze te doen voortleven. Deze ramp is daartoe inderdaad belangrjjk genoeg geweest, niet alleen omdat bij die gelegenheid meer dan 100 menschen en kinderen het leven verloren en 200 huizen vernield werden, maar ook omdat, zelfs in dat kwade jaar 1807, op zeer groote schaal van alle kanten hulp is verleend. Men heeft toen uit het binnen- en buitenland lt,5 ton gouds gekregen, waaronder f43000 uit den vreemde waren gekomen, ok de Staat heeft toen met daden en beloften geholpen; ik zeg met beloften, omdat de toezegging ons gedurende 10 jaren, van 1807 tot 1816, jaarlijks ƒ38,000 te geven om de stad tegemoet te komen in de rente en afbetaling der schulden, niet is volgehouden; slechts drie en een halve keer is het geschied. Sommige inwoners heeft men ten volle, anderen echter slechts gedeelteljjk de geleden schade kunnen vergoeden; en in het geheel is er meer dan één millioen uitbetaald geworden. Ik geloof dus, dat deze zaak belangrijk genoeg is, om de herinnering er van voor het nageslacht te bewaren, te meer ook daar de Ruïne thans door een Park is vervangen, en de plaats van de ramp ook niet door een Kruitschipkade of Ruïnesteeg of Rampslraat aangewezen is geworden. Daarom vond ik het een gelukkig idee van Burg. en Weth. om de plaats, waar het kruitschip gelegen had, in herinnering te doen houden. Alleen vond ik de plaats, waar de steen aangebracht zou worden, minder gelukkig gekozen. Alleen de voorbijvarende schippers zullen T goed kunnen zien, en bovendien, al zal de gemeente architect er groote, vergulden letters op'plaatsen, de uitdampingen van het water zullen dat verguldsel gauw onleesbaar maken. Üok de vorm, welken men aan dien herinneringssteen wilde geven nl. een beestenvel met omgekrulde randen, in den stijl van de lade eeuw, die thans erg in de mode is gebracht kon de Commissie niet bizonder behagen. Zij vond een gelukkige gedachte, om het stuk lood dat als tegenwicht van den mast gediend had, op een eenvoudig, vierkant paaltje als herinnering neer te zetten. Ik heb gezien, dat het Dagelijksch Bestuur die meening niet deelt. Men vindt het om verschillende redenen minder wenschelijk. Men vreest dat het een monument zou worden; maar dat is ons doel niet. Een eenvoudig zuiltje of paaltje, met het stuk lood er boven op,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 1