21
Zitting ran liondrrdag 39 April l§S7.
geopend 's namiddags le twee uren.
Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen
1*. Voorstel tot tijdelijke uitbreiding van het onderwijzend personeel
aan de school 3de klasse n°. 2, met één derden onderwijzer of
derde onderwijzeres. (68)
2°. Idem tot verbouwing van het lokaal der Meisjesschool 2de klasse
op de Breestraat en tot oprichting van een Gymnastieklokaal.
(18. 30 en 70)
3°. Verzoeken van A. J. Tegelaar en J. J. Slegtenhorst, om ver
goeding uit de gemeentekas wegens de schade door hen geleden
bij de ongeregeldheden in het laatst van Februari jl. (71)
4». Idem als voren van P. G. Doesburg. (77)
5". Voorstel tot aankoop van drie huisjes ten behoeve van de Gas
fabriek. (73)
6'. Verzoek van Mevr. H. C. Sprenger—Kakebeekeom vrijstelling
van de betaling van schoolgeld voor de Hoogerc Burgerschool voor
Meisjes. (75)
7°. Idem als voren van H J. N. Roborgh, voor de Hoogere Burger
school voor jongens. (78)
8°. Idem van dr. C. H. Kindermann, om terugbetaling van school
geld lager onderwijs. (79)
9°. Idem van Smit, om een buis te leggen tot het verkrijgen van
water uit de Langegracht. (76)
10°. Idem van J. Zandvoort, om eene loozing te leggen in de Kodde-
steeg. (76)
Tegenwoordig waren 22 leden, als de heerenBool, Van Buttingha
Wichcrs, Bredius, Juta, Du Rieu, Land, Fockema Andreae, Van Reenen,
Le Poole, Alma, Van Hoeken, Knappert, Zaalberg, Hasselbach, De
Goeje, Kaiser, Was, Driessen, De Fremery, Verster van Wulverhorst,
Van der Hoeven en de Voorzitter.
Afwezig waren met kennisgeving de heeren Njjkamp en Zaaijer.
De notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen
1®. Missive van den heer Mr. J. It. Vos, houdende kennisgeving dat
hij wegens vertrek uit de gemeente, ophoudt lid van den raad te zijn.
2°. Missive van Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 12/16 April jl.
B. N°. 177 (2e afd.) G. S., n". 20, ten geleide van den goedgekeurden
staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1886 van de
dd. Schutterij.
Worden voor kennisgeving aangenomen,
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van J. Van der Steen, tot het in eigendom bekomen
van een gedeelte der le Binnenvestgracht tegen nader te bepalen prijs.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
2®. Rekening, dienst 1886, van de Stads Bank van Leening en
verslag.
3°. Idem als voren van de Stedelijke Gasfabriek.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
4®. Verslagen over 1886 betreffende het Gymnasium en van het
College van Stads Genees- en Heelkundigen.
Worden opgenomen in het Gemeenteverslag.
5®. Verzoek van J. M. Scheffer om ontslag als derde onderwijzer aan
de school 3de kl. no. 3.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Verslag van den toestand der gemeente over 1886.
Wordt gedrukt, zullende een exemplaar aan de leden worden toe
gezonden.
Hog wordt medegedeeld.
Dat op 27 April jl. te 's Gravenhage is verleden de akte van over
dracht van het Delftsche Jaagpad c. a. aan de provincie Zuid-Holland.
Aan de orde is alsnu:
I. Voorstel tot tijdelijke uitbreiding van het onderwijzend per
soneel aan de school 3e klasse n®. 2, met een derden onderwijzer of
derde onderwijzeres.
(Zie Ing. St. n®. 68.)
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen.
II. Idem tot verbouwing van het lokaal der Meisjesschool 2e klasse
op de Breestraat en tot oprichting van een Gymnastieklokaal.
(Zie Ing. St. n°. 18 30 en 70.)
De heer Juta. M. de V.! Nadat de Commissie van Finantiën
kennis had genomen van het laatste rapport van de Plaatselijke School
commissie heeft zij de voorstellen, die thans aan de orde zijn, nog
eens nauwkeurig onderzocht, en zij meent te mogen zeggen zoo
grondig mogelijk als de middelen, die haar ten dienste stonden,
zulks toelieten Indien dit nader onderzoek haar had aangetoond,
dat de verbouwing van de Meisjesschool 2e klasse, en de oprichting
van een nieuw Gymnastieklokaal noodzakelijk waren, dan zou zij
inderdaad niet geschroomd hebben op hare vyoegere rapporten terug
te komen en den Raad een ander advies te geven. Maar juist ten
gevolge van dat herhaald onderzoek heeft het tegenovergestelde plaats
gehad; juist door meer en meer te onderzoeken is zij tot de over
tuiging gekomen, dat de noodzakelijkheid tot de verbouwing der be
doelde school en de oprichting van een nieuw Gymnastieklokaal niet
bestaat. En thans zal ik de redenenr mededeelen, die de Commissie
tot die overtuiging geleid hebben.
In de eerste plaats wat betreft de verbouwing van de Meisjesschool.
Om te beoordeelen of een aantal leerlingen de vergrooting van een
school noodzakelijk maakt, moet men niet zoozeer in aanmerking
nemen hoeveel leerlingen thans de school bezoeken, of hoe groot dat
vóór één of twee jaren was, maar men dient n^ te gaan welk aantal
leerlingen vermoedelijk de volgende cursussen bezoeken zullen,
m. a. w. of er in de eerstvolgende jaren overbevolking op die school
te verwachten is. En deze vraag meer bepaaldelijk voor de meisjes
school 2e kl. toestemmend te beantwoorden, alleen omdat het aantal
leerlingen in 1885 tot 264 geklommen is, komt der Commissie onaan-
neemlijk voor. Bovendien is het getal leerlingen in 1-86 reeds ver
minderd, en zal ik aantoonen, dat in de toekomst eene verdere daling
te verwachten is.
Zooals bekend is, komen de vrouwelijke leerlingen der 4e of laagste
klasse van de school van rnej. Winkler hoofdzakelijk van de 3e klasse
van den heer Van Dijk. Deze school heeft drie klassen. Het getal
dezer leerlingen van den heer Van Dijk geeft dus eenigszins een maatstaf
voor het aantal leerlingen, dat in de eerstvolgende drie jaren de
school van raej. Winkler bezoeken zal. Zooals ik zeide bestaat de
school van den heer Van Dijk uit drie klassenelk jaar gaat de hoogste
klasse over naar mej. Winkler, dus de 3e klasse van den heer Van Dijk
wordt het volgende jaar de 4e klasse van mej. Winkler.
Het aantal meisjes op de school van den heer Van Dijk bedraagt
thans' ruim 150, waarvan 23 uit andere gemeenten; en de 3e of
hoogste klasse, die dus op de nominatie staat naar mej. Winkler over
te gaan, bestaat uit ruim 50 kinderen. Neemt men nu in aanmer
king, dat niet al die kinderen naar de school van mej. Winkler
overgaan, maar dat een klein deel naar de school van mej. Jesse gaat;
dat daarentegen een ongeveer gelijk aantal kinderen van andere
inrichtingen van onderwijs bij mej. Winkler komen, dan compenseeren
die cijfers elkander; bovendien, daar al de leerlingen der 4e klasse
van mej. Winkler niet overgaan naar de 5e klasse, maar ook
niet alle leerlingen van de 3e klasse van Van Dijk zullen overgaan
naar de 4e klasse van mej. Winkler doch nog een jaar in de 3e
klasse blijven zitten, dan kan men, niet als precies, maar toch als
vrij nauwkeurig aannemen, dat het aantal leerlingen waaruit de 3e
klasse van de school van den heer Van Dijk bestaat, het getal zal
vertegenwoordigen, waaruit de 4e klasse van mej. Winkler zal worden
samengesteld. Dat getal is thans ruim 50, maar laat het nog wat
hooger worden, en bijv. tot 60 klimmen. Maar ook met dat getal
van 60, dat ik opzettelijk ruim genomen heb, blijkt het, dal het
getal 70, hetwelk de Schoolcommissie heeft opgegeven, nog niet
bereikt wordt en dat dus deze opgave wel wat overdreven is.
De Schoolcommissie verwacht voorts, dat de aanstaande 5e
klasse der school van mej, Winkler ongeveer 80 leerlingen sterk zal
zijn. De Schoolcommissie is waarschijnlijk tot dat cijfer gekomen,
omdat de tegenwoordige 4e klasse 80 leerlingen telt en zij onderstelt
waarschijnlijk dat eenige kinderen van die 4e klasse zullen blijven
zitten evenals van de 5e klasse, zoodat het getal van 80 leerlingen
onveranderd blijft. Zal nu dat getal van 80 leerlingen van de tegen
woordige 4e klasse ook het getal zijn van de 5e klasse na Julia.s.
De ondervinding heeft die gevolgtrekking gelogenstraft, want op de
school van mej. Winkler doet zich het feit voor, dat het getal leer
lingen eener klasse by de overgangen naar eene volgende klasse steeds
vermindert, en soms in zeer sterke mate.
Men mag dus niet aannemen, dat de 5e klasse na Juli a. s. 80
leerlingen tellen zal, alleen omdat de tegenwoordige 4e klasse die
sterkte heeft.
Ik heb om dat duidelyk te maken uit de verslagen omtrent den
toestand van de Meisjesschool 2e klasse welke sedert 1882, ingevolge
Art. 2 der Verordening van 11 November 1880, jaarlijks worden uit
gebracht, een staatje gemaakt van het aantal leerlingen van elke
klasse, en daaruit is die jaarlijksche vermindering gemakkelijk aan
te toonen. Daaruit blijkt bijv. dat in 1882 de 5e klasse van mej.
Winkler bij den overgang naar de 6e klasse 13 leerlingen verloren
heeft. In datzelfde jaar was de 4e klasse van diezelfde school 79
kinderen sterk, en volgens de redeneering van de Schoolcommissie
zoude de 5e klasse dus in 1883 ook 79 leerlingen moeten tellen,
maar zij had er slechts 48 d. i. 27 minder. En eindelijk toen die
nieuwe 5c klasse in 1884 6e klasse werd bedroeg haar getalsterkte
nog slechts 27, en in 1886 in de 8e klasse nog slechts 16.
Zoo zijn er meer voorbeelden op te noemen. Dus dit heb ik hier
door aangetoond, dat het niet aangaat te zeggen: het aantal kinderen
van de tegenwoordige 4e klasse bedraagt 80, en zal dus na den zomer
de 5e klasse ook 80 bedragenzulks wordt door de ondervinding
weersproken, 't Is integendeel met vrij groote zekerheid aan te nemen,
dat het getal kinderen der 5e klasse voor den volgenden cursus
geen 80, maar 65 of 70 zal bedragen, hetwelk met de schatting van
de Schoolcommissie een verschil van 10 a 15 maakt. Ik mag dus
aannemen met cijfers te hebben aangetoond dat in den volgenden cursus
de 4e klasse zal tellen ongeveer 60 leerlingen en de 5e klasse
70 65 leerlingen. Indien de Commissie van Finantiën nu eens,
volgens de sedert 1882 opgedane ondervinding, wilde ramen hoeveel
leerlingen de 6e, 7e en 8e klasse waarschijnlijk zullen lellen, dan
komt zij tot de volgende cijfers:
de 6e klasse55 leerlingen
7e 30
8e 15
dus te zamen225 a 230 leerlingen
En dit cijfer zou evenveel bedragen als in den cursus 188081;
alzoo niet, zooals de Schoolcommissie verwacht, eene vermeerdering
van leerlingen in de eerste vijf jaren, maar eene sterke vermindering.