38 weerszijden op korten afstand zijn gebouwd, en de hooge zich daar bevindende boomen geheel beschut ligt; de Kalvermarkt is, zooals men het noemt, een tochthock. Dit is van belang omdat, zooals bekend is, op vele vruchten zooals b. v. druiven en pruimen, wind nadeelig werkt en daaraan den zoo- genaamden »dauw" ontneemt; vooral het jonge, gebroeide, gele goed wordt door wind zwart en bederft; 2°. omdat de ruimte voor het aanleggen van schuiten aan de Kal vermarkt kleiner is dan aan den Nieuwen Rjjn en door het veel vuldig aanleggen van een kolenschip van de firma Driessen, en door het uitstekende vlot van de Leidsehe Dekenfabriek, minder geschikt voor uitbreiding; 3°. omdat de stoombooten van de maatschappij »de Vereeniging'1 waarmede het grootste gedeelte van de handelswaar nl. dat uit de Rijnstreek wordt aangevoerd, tot vóór de markt aan den Nieuwen Rijn doorvaren, als zij meer dan 100 stuks daarvoor bestemd aan boord hebben; dit voordeel, waardoor de onkosten op den aanvoer der vruchten verminderen, zou bij de voorgestelde verplaatsing ver loren gaan; dat zij op deze gronden, waarvan vooral de eerste van zeer groot gewicht is, een langzamerhand verloopen der thans bloeiende markt, ingeval van verplaatsing, zouden vreezen. Redenen waarom zij Uwen Raad eerbiedig in overweging geven het voorstel van het Dagelijksch Bestuur niet aan te nemen. Leiden, 29 November 1886. 't Welk doende enz., Onderteekenaars van het adres. Te Leiden. W. Van der Drift. G. J. D. Dirkse. Dirkse. In de Rijnstreek. te Oudewater. Montfoort. Linschoten. De Meeren. Woerden. Rietveld. Barwoutswaarder. Bodegraven. Barwoutswaarder, Nieuwerbrug. Bodegraven. Zwammerdam. P. Merks P. Kurfer Doesburg G. De Ruive Wed. Moninsch W. Steen beek G. Van Kooten A. Van Kooten A. Romijn Schipperijn Wed. Blok P. Zoet Treeles Gebroeders Verkljj Van Enden G. Spek C. Wiltenburg D. Altena G. Ham C. Mook F. De Koning C. Ouwedijk K. Griffeljoen Niwersluis Van der Wijngaarde G. Van Vliedt In het Westland. A. M. De Groot. J. Van Dijk. W. Vellekoop. Leiden, 3 Februari 1887. Verordening Markten. Naar aanleiding van ons voorstel aan den Gemeenteraad tot ver plaatsing van de zoogenaamde Wesllandsche markt naar de Kalver markt (Ing. St. n*. 295 van 1886) zijn drie adressen ingekomen van herbergiers en winkeliers, bewoners van den Nieuwen Rijn en aan grenzende straten en van fruithandelaars, waarbij bezwaren tegen de voorgestelde verplaatsing van de markt worden ingebracht. Hoezeer de aangevoerde bezwaren ons niet hebben teruggebracht van onze meening dat de Kalvermarkt voor dit doel een in vele opzichten geschikter terrein oplevert dan een groot gedeelte van den daarvoor in de Verordening aangewezen Nieuwen Rijn, zoo hebben die adressen evenwel aanleiding gegeven de zaak nader te overwegen ook in ver band met andere bepalingen der betrekkelijke Verordening. In den aanhef dier Verordening is namelijk voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft dagelijks den ganschen dag aangewezen de Vischmarkt waterzijde van de Korenbrug tot aan de fontein. Intusscben wordt deze plaats voor den verkoop van boomvruchten en ooft in den regel niet gebruikt en wel op grond dat de ruimte aldaar niet voldoende is en wordt bedoelde markt meerendeels ge houden aan den Nieuwen Rijn op dat gedeelte wat bij de Verordening voor de zoogenaamde Westlandsche markt is aangewezen. Wij achten het niet wenschelijk alle verkoopers van boomvruchten en verder ooft thans van den Nieuwen Rijn te verwijderen en eene plaats aan te wijzen overeenkomstig de Verordening aan de Vischmarkt, maai- achten het beter die Verordening in verband met de veranderde omstandigheden sedert hare vaststelling te wijzigen Met het oog op de door belanghebbenden aangevoerde bezwaren wenschen wij alzoo ons voorstel tot verplaatsing der markt naar de Kalvermarkt niet te handhaven, maar blijven toch van oordeel dal niet de geheele Nieuwe Rijn bij voortduring daarvoor kan worden gebruikt, vermits dat deel hetwelk gelegen is lusschen Hooigracht en Middelstegracht steeds tot vele bezwaren en stremming van de passage aanleiding geeft. Volgens de Verordening is de Nieuwe Rijn van de Hooigracht af voor de Westlandsche markt aangewezen, terwijl die plaats mede, zooals boven werd opgemerkt, wordt gebruikt voor den verkoop van boomvruchten en wel met uitstalling op de straat. Nu is, zooals be- kend, het gedeelte van den Nieuwen Rijn tusschen de Hooigracht en Middelstegracht betrekkelijk smal, doch verkrijgt de straat voorbij de Middelstegracht in oostelijke richting eene meerdere breedte van ge middeld twee a drie meter. De bezwaren tegen den bestaanden toe stand zouden alzoo voor een goed deel kunnen worden opgeheven en zoude tevens worden te gemoet gekomen aan de bedenkingen door belanghebbenden tegen het voorstel tot verplaatsing van de markt naar de Kalvermarkt aangevoerd, wanneer zoowel de eigenlijke West landsche markt als de verkoop van boomvruchten en verder ooft werden beperkt tot dat gedeelte van den Nieuwen Rijn dat aanvangt aan de Middelstegracht, terwijl alsdan op het overblijvende gedeelte van den Nieuwen Rijn nog ruimte genoeg beschikbaar zoude blijven ook voor de drukste marktdagen. Wij zouden daarom aan den Gemeenteraad wenschen voor te stellen: 1°. uit de Verordening (Gem.blad n°. 1 van 1868) te doen vervallen de woorden »voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft, aan de Vischmarkt waterzijde van de Korenbrug tot aan de fontein" en 2°. de bepaling omtrent de Westlandsche markt (derde zinsnede van pag. 3 van het aangehaald Gem.blad) te lezen als volgt: »0p onbepaalde dagen en uren voor de zoogenaamde Westlandsche markt en voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft aan den Nieuwen Rijn van de Middelstegracht zich oostwaarts onbepaald uitstrekkende". Alvorens een daartoe strekkend voorstel aan den Raad in te dienen zouden wij gaarne Uw gevoelen in deze vernemen, voor de mededeeling waarvan wij ons beleefdelijk houden aanbevolen. Aan de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen Burg. en Welh. van Leiden. Leiden, den 21 en Februari 1887. Met groote belangstelling namen wij kennis van den inhoud der adressen door herbergiers en winkeliers, bewoners van den Nieuwen Rijn en aangrenzende straten en van fruithandelaars, waarbij bezwaren tegen de voorgestelde verplaatsing van de Westlandsche markt werden ingebracht. De onzekerheid, welke bij ons bestond, toen wij ons eerste rapport inzonden, over de vraag, van welke zijde de bezwaren tegen het be houd der markt aan den Nieuwen Rijn tot U kwamen, is nu wegge nomen, omdat ons uit de adressen blijkt, dat alle belanghebbenden ernstig gekant zijn tegen verplaatsing der markt. Ons vermoeden wordt dus bevestigd, dat de klachten tot U kwamen van enkele be woners van den Nieuwen Rijn, die bij de markt geen belang hebben, doch van tijd tot tijd hinder ondervinden van de drukte en het leven aan eene markt gewoonlijk verbonden. Wanneer wij nagaan, dat, behalve de onmiddellijk belanghebbenden de koopers en verkoopers bijna alle bewoners van dat gedeelte van den Nieuwen Rijn zich tegen de verplaatsing verklaarden, dan achten wij de vraag gerechtvaardigd, wie dan toch de klagers zijn, daar volstrekt nog niet vaststaat, dat de bewoners van den Nieuwen Rijn, wier namen op de adressen ontbreken, zonder onderscheid tot de klagers zouden behooren. Integendeel ligt het vermoeden voor de hand, dat de klachten, die vroeger nooit vernomen werden, slechts van zeer enkele particulieren kwamen. Die vraag achten wij van groot belang, waar het geldt de verplaat sing eener bloeiende markt, waartoe zooals Uw College met ons instemde niet dan in de hoogste noodzakelijkheid mag worden overgegaan. En dit beginsel en hierin verschillen wij met Uw College geldt in meerdere of mindere mate voor alle markten, zoowel voor de Beestenmarkt als voor de fruitmarkt. De ingekomen adressen van de koopers en verkoopers mogen hiervoor ten bewijze strekken. De inhoud dier adressen, welke Uw College tot ons leedwezen niet heeft teruggebracht van de meening, dat de verplaatsing van de Westlandsche markt naar de Kalvermarkt wenschelijk zou zijn, heetf ons bevestigd in ons gevoelen, dat de bezwaren tegen het behoud der markt aan den Nieuwen Rijn werkelijk zoo weinig beteekenen, dat wij eene verplaatsing op grond van de aangevoerde bezwaren niet verantwoord zouden achten. En juist omdat wij die bezwaren niet deelen, meenen wij te moeten vasthouden aan het beginsel, dat wij bij ons vroeger advies op den voorgrond stelden en waarvan in het algemeen de juistheid door Uw College werd erkend. Geldt dit beginsel voor eene verplaatsing naar een geheel ander gedeelte van de stad, het geldt evenzeer voor eene gedeeltelijke verplaatsing, zooals nu door Uw College in Uwe missive van 3 Februari ll. n°. 97 in overweging wordt gegeven. Elke wijziging in de plaats der markt, zoo zij niet om zeer gewich tige redenen gebiedend wordt voorgeschreven, brengt den bloei der markt in gevaar, bezorgt aan de bezoekers der markt een ongemoti- veerden last en brengt zonder grond nadeel toe aan de bewoners van perceelen, welke hunne waarde ten deele aan de bestaande markt ontleenen. Eene verlegging van de markt, zooals door Uw College wordt voor gesteld, moge oppervlakkig eene onbeduidende wijziging zijn, wanneer men de zaak nader beziet, is de voorgestelde overlegging eene in grijpende verandering. Wanneer toch het gedeelte van den Nieuwen Rijn tusschen de Hooigracht en de Middelstegracht aan de markt onttrokken wordt, dan neemt men juist de voornaamste plaats der markt weg. Immers bij voorkeur wordt daar de markt gehouden en het verdere gedeelte van den Nieuwen Rijn, zich oostwaarts uitstrekkende, wordt door de markt gedeeltelijk ingenomen, alleen omdat de afstand lusschen de Hooigracht en de Middelstegracht niet voldoende is, doch de eigenlijke Westlandsche markt wordt uitsluitend daar gehouden, terwijl het ver dere gedeelte van den Nieuwen Rijn meer wordt ingenomen door de verkoopers van boomvruchten en verder ooft, waarvoor de Verordening aanwjjst de Vischmarkt waterzijde van de Korenbrug tot aan de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 4