30 N°. ?8. 10 x 20 f 200 19 x 20 380 18 x 20 ƒ360 26 X 20 f 520 32 x 20 f 640 r van het Rijk bevinden" «gelijke aanspraak'' wordt verzekerd »op be scherming van persoon en goederen"; dat ecliter op den 2(icn Februari jl. zijn goederen, huis, inboedel etc. zijn verwoest, niet alleen onverhinderd door, maar zelfs onder leiding en medewerking van dienaren der openbare macht, die voor de nakoming der bovenbedoelde grondwettelijke verzekering hadden te waken; dat hem tengevolge van dit plichtverzuim aanzienlijke schade is be rokkend; dat z. i. de gemeente die schade behoort te vergoeden, ook als men buiten beschouwing laat het werkdadig aandeel der politiedienaren bij de plundering; dat hij is ingelicht geworden dat autoriteiten van naam, o. a. het gerechtshof te Amsterdam, de gemeente aansprakelijk houden niet slechts voor daden hunner beambten maar evenzeer voor tekortko mingen der gemeente in hare publiek-rcehtelijke verplichtingen; dat, daargelaten die aansprakelijkheid volgens het recht, die hij een publiek-rechtelijk lichaam alleen niet maatgevend wezen mag, de zedelijke aansprakelijkheid voor de toegebrachte schade aan twijfel niet kan onderhevig zijn, maar het boven alle bedenking verheven is dat bij behoorlijke organisatie der politie gepaard aan haar plicht matig optreden, daden als tegen hem gepleegd ongetwijfeld hadden kunnen worden gekeerd, wat vooral in het oog springt als men in aanmerking neemt dal de plundering is gepleegd bij drie achtereenvol gende aanvallen in een tijdsverloop van ruim vijf uren. Redenen waarom hij Uwen Raad verzoekt uit de openbare kas hem alle kosten en schaden te vergoeden die hij tengevolge van een en ander heeft moeten lijden. 't Welk doende, A. J. Tegelaar. Adres Hecrengracht hoek Kerksteeg N°. 1, te Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leijden. Geeft te kennen J. J. P. Slegtenhorst te dat bij art. 3 der Grondwet aan «allen die zich op het grondgebied van het Rijk bevinden" «gelijk aanspraak" wordt verzekerd »op be scherming van persoon en goederen"; dat echter op den 26 Februari jl. zijn goederen, huis, inboedel etc. zijn verwoest, niet alleen onverhinderd door maar zelfs onder leiding van dienaren der openbare macht, die voor de nakoming der boven bedoelde grondwettelijke verzekering hadden te waken; dat hem tengevolge van dit plichtverzuim aanzienlijke schade is be rokkend; dat z. i. de gemeente die schade behoort te vergoeden ook als men builen beschouwing laat het werkdadig aandeel der politiedienaren hij de plundering; dat hij is ingelicht geworden dat autoriteiten van naam, o. a. het gerechtshof te Amsterdam de gemeente aansprakelijk houden niet slechts voor daden hunner beambten maar evenzeer voor tekortko mingen der gemeente in hare publiek-rechterlijke verplichtingen; dat, daargelaten die aansprakelijkheid volgens het recht, die bij een publiek-rechtelijk lichaam alleen niet maatgevend wezen mag, de zedelijke aansprakelijkheid voor de toegebrachte schade aan twijfel niet kan onderhevig zijn, maar het boven alle bedenking verheven is dat bij behoorlijke organisatie der politie gepaard aan haar plicht matig optreden, daden als tegen hem gepleegd ongetwijfeld hadden kunnen worden gekeerd, wat vooral in het oog springt als men in aanmerking neemt dat de plundering is gepleegd bij drie achtereenvol gende aanvallen in een tijdsverloop van vijf a zes uren. Redenen waarom hij uwen Raad verzoekt uit de openbare kas hem alle kosten en schade te vergoeden die hij tengevolge van een en ander heeft moeten lijden. 't Welk doende, J. Slegtenhorst. Adres Levendaal 113 Leiden. Leiden, 7 April 1887. Met groole belangstelling namen wij kennis van de voorstellen, door vier onzer medeleden ingediend, en bij Uw besluit van 17 Maart in onze handen gesteld. Wij achten ons verplicht, eenigszins in het breede onze zienswijze daarover mêe te deelen en te staven, niet slechts omdat het belang der zaak dit eischt, maar tevens wijl wij daardoor een blijk meenen te geven, hoe hoog wij de bereidwilligheid waardeeren, waarmede de voorstellers, in het belang der gemeente en tot bevordering van kalm gemeen overleg in onze vergadering, het ontwerpen der voor gedragen besluiten op zich hebben genomen, en hoezeer wij de zorg en moeite op prijs stellen, door hen daaraan ten koste gelegd. De voorstellers worden tot hunne eerste reeks van ontwerpen ge leid door de overweging, dat het belang der gemeente eischt, voor sommige diensten, welke de gemeente bewijst, van niet-ingezetenen, wonende in de onmiddellijke nabijheid van de gemeente Leiden, hoogere betaling te vorderen dan van ingezetenen Het spreekt wel van zelf, dat, wil men zich omtrent de juistheid of onjuistheid dezer overweging een oordeel vormen, men allereerst elk der voorstellen op zich zelf dient te beschouwen. Het bestaan van het gemeentebelang, hetwelk die overweging ver onderstelt, kan niet worden aangetoond door abstracte theoretische beschouwingen, maar moet eerst blijken uit de aannemelijkheid van een of meer der voorstellen die ons zijn voorgelegd. Verdienen deze, of enkele dezer aanbeveling, dan is hiermee de juistheid van den considerans uitgemaakt; moeten zij daarentegen verwerpelijk worden geacht, zoo is tevens de onjuistheid van dien considerans gebleken. Wij gaan dus terstond over tot bespreking van elk der voorstellen afzonderlijk. Is ons oordeel hierover gebleken, dan hebben wij omtrent de aannemelijkheid van den considerans nog slechts eene conclusie te trekken. Eene algemeene opmerking ga echter vooraf. De uitgesproken bedoeling der voorstellers is, door de verhoogde hellingen hen, die in de onmiddellijke omgeving van Leiden wonen, gunstig te stemmen voor uitbreiding van de grenzen dezer gemeente. Uf deze uitbreiding wenscheiijk is uit een financieel oogpunt want alleen hierop heeft Uwe Commissie in deze te letten is voor alsnog. bij gebreke van de noodige gegevens, niet te bepalen. Wij zullen dan ook stil staan, noch bij het belang dier uitbreiding, noch bij de vraag of langs den weg, dien de voorstellers wensehen in te slaan, die uitbreiding kan worden in de hand gewerkt, maar elk voorstel afgescheiden van het motief uit een financieel oogpunt nagaan. Het zal daarbij blijken, dat zij naar onze meening alle op een ge zonden grondslag rusten. A. Het middelbaar onderwijs voor meisjes. Op de H. B. S genieten onderwijs 14 meisjes die buiten de gemeente hare woonplaats hebben. Van deze 14 wonen 8 binnen den kring dien de voorstellers wensehen te trekken. Wordt het concept-besluit aangenomen, en blijven al deze leerlingen de school bezoeken, zoo zal de gemeente 8 x (100 -60) f 320 voordeel genieten. Alle cijfers zijn in deze eenigszins (willekeurigj; men kan slechts gissen of eene zekere verhooging van schoolgeld tol beperking van het aantal leerlingen zal leiden. Wij, voor ons, vrcezen, dat deze vrij aanzienlijke verhooging met f 40 daartoe zou voeren en dus geldelijk nadeel eer dan voordeel voor de gemeente opleveren. Dit gevolg duchten wij niet van eene matige verhooging met 20 en geven U daarom in overweging het schoolgeld, dat volgens het conc. bcsl. f 100 zou bedragen, op 80 tc brengen. Daarentegen zijn wij van oordeel, dat deze verhooging niet slechts moet worden toege past op kinderen wonende binnen den bedoelden kring, maar op alle niet-ingezetenen. De gemeente bewijst aan hare ingezetenen tal van diensten, dat is hare roeping. Zij vraagt niet voor eiken dienst eene vergoeding ten bedrage van den koslcnden prjjs, en zij behoeft dit niet te doen, omdat de ingezetenen, die allen voortdurend het genot van die diensten hebben, in de aanvulling van het tekort naar hunne krachten bijdragen. Op een geheel ander standpunt staat de gemeente tegenover niet- ingezetenen; tot behartiging van hunne belangen is zij niet geroepen. Bewijst zij hun diensten, zij heeft het recht daarvoor van hen te vorderen, zooveel zij meent te kunnen erlangen; het belang der be- lastigschuldigen brengt mee, en de welwillendheid waarop onze buren aanspraak hebben verbiedt niet, dat zij van dit recht gebruik make o. a. tot eene zoodanige verhooging van schoolgeld voor niet-ingeze tenen, als waartoe zonder vrees voor vermindering van het schoolbe zoek kan worden overgegaan. Wordt van alle kinderen van niet-ingezetenen op de H. B. S. voor meisjes een schoolgeld van f 80 geheven, dit zal voor de gemeente een jaarlijksch voordeel van 14 x (8060) =r ƒ280 opleveren. B. Het lager onderwijs. De geldelijke gevolgen van het voorstel mogen blijken uit den vol genden staat Aantal kinderen van Berekening van het niet-ingezetenen wonen- geldelijk voordeel door SCHOOL. de binnen den bedoel- verhooging van het den kring, die er onder- schoolgeld, wijs genieten. 10 19 18 26 32 geene ƒ2100 Meisjesschool le kl (Mej. Jesse) Jongensschool le kl. (d. hr. Japikse) Meisjesschool 2e kl. (Mej. Winkler) Jongensschool 2e kl. (d. hr. v. Wijk) School 2e kl. leerschool (d. hr. v. Dijk) School 3e kl. n°. 1 (d. hr. v. d. Harst) I School 3e kl. n°. 2 (d. hr. Brouwer) School 3e kl. n°. 3 (d. hr. Wuyster) l Het beginsel waarop wij ons advies met betrekking tot het middel baar onderwijs voor meisjes gronden, leidt ons ook voor het lager onderwijs tot de overtuiging, dat de gemeente van niet-ingezeten kin deren hooger schoolgeld moet heffen. Het komt ons echter billijk en wenscheiijk voor, het schoolgeld voor de scholen der 2e klasse met ƒ15 in plaats van ƒ20 te verhoogen, opdat de evenredigheid tusschen deze en die der le klasse niet te zeer verbroken worde. Ook hier zou het wenscheiijk zijn, krachtens het beginsel dat wij vooropstelden, de verhooging toe te passen op kinderen uit alle buiten gemeenten ware het niet, dat de wet voor deze verhooging eene overeenkomst met die gemeenten vorderde. Onze scholen worden be zocht ook door enkele kinderen uit meer verwijderde gemeenten, zelfs door een meisje uit Zwammerdam. Met hel oog op één of enkele leerlingen, die hier ter stede onderwijs genieten of zouden kunnen genieten, al die gemeenten tot het sluiten eener overeenkomst omtrent het schoolgeld uit te noodigen, zou de moeite niet loonen. Wij achten het dus evenals de voorstellers wenscheiijk, slechts met de drie aan grenzende gemeenten, Leiderdorp, Oegstgeest en Soeterwoude dergelijke overeenkomst te treffen, maar dan ook in dier voege, dat de verhoo ging van schoolgeld op alle kinderen uit die gemeenten toepasselijk zij. Het beginsel, dat wij bij de bespreking van het middelbaar onder wijs uiteenzetten, verbiedt, hen met een verschillenden maatstaf te meten. Wordt dit denkbeeld gevolgd, de gemeente zal bij gelijke schoolbe volking een voordeel genieten van ƒ2050 zooals de volgende staat aanwijst. Aantal leerlingen uit Berekening van het QPWnnT Oegstgeest, Soeterwou- geldelijk voordeel door de en Leiderdorp. verhooging van het schoolgeld. Meisjesschool! e kl. (Mej. Jesse) 17 17 x 20= ƒ340* Jongensschool le kl. (d. hr. Japikse) 24 24 x 20 ƒ480

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 2