16
het beginsel waarop het berust beraadslaagd en eerst daarna het
voorstel gesteld in handen van de Commissie van Financiën, maar het
geneele voorstel, zooals het daar ligt wordt dadelijk gesteld in handen
van die Commissie. Daarna begint de discussie zooowel over het be
ginsel als ook naar aanleiding van het uitgebrachte rapport der Com
missie.
Wanneer dit nu zoo gebruikelijk is met voorstellen uitgaande van
het Dagelijksch Bestuur (en ik geloof dat het een goed gebruik is),
dan moet ik verklaren geen reden te zien, waarom eene andere
handelwijze moet gevolgd moet worden bij een voorstel uitgaande van
leden van den Raad.
De Voorzitter. De heer Van der Hoeven schjjnt deze voorstellen
gelijk te stellen met een gewoon voorstel. Ik geloof echter niet dat
hij een tweede voorbeeld zal kunnen aanhalen, van een voorstel waarbij
zulke uitvoerige schriftelijke en mondelinge gedachtenwisselingen heb
ben plaats gehad als bij dit onderwerp. Het geldt hier, dit verliest
de heer Van der Hoeven geheel uit het oog, eene sinds lang aan
hangige zaak, waarover negen maanden geleden de discussiën geschorst
zijn. Wanneer de heeren begonnen waren met deze voorstellen in te
dienen, dan zou ik zeer zeker de gewone handelwijze gevolgd hebben.
Maar na al hetgeen over dit onderwerp reeds is geschreven, zou ik
het verkeerd vinden om weder te beginnen met eene nieuwe schrif
telijke gedachtenwisseling.
De heer De Goeje. M. d. V.! Wat hebben wij eigenlijk te vreezen
van het licht dat de Commissie van Financiën over de quaestie zal
laten schjjnen? Gij verzet u er misschien tegen omdat vóór dat over
het beginsel is beslist, het onderzoek der uitgewerkte voorstellen naar
uwe ™een|nS Hionnikkenwerk zoude zijn. Maar laat de Commissie
van Financiën zelve beslissen of zij, uwe beschouwing deelende, eerst
de zaak in beginsel wil zien uitgemaakt. Ziet zij er niet tegen op,
de zaak nu te onderzoeken, welnu! wat kunnen wij meer verlangen
dan dat de Commissie ons inlichtingen verschaft. Het zal, dunkt mij,
de zaak slechts helderder en klaarder voor ons maken.
De Voorzitter. Ik heb reeds gezegd dat een mijner motieven voor
dadelijke behandeling was, het tijdverlies dat met eene nieuwe schrifte
lijke gedachtenwisseling gepaard gaat. Van beide zijden is reeds ge
noeg over de zaak geschreven; gaat men dit nu weder doen dan zal
men langzamerhand een boekdeel vol krijgen. Mijns inziens is de zaak
nu behoorlijk voorbereid. Immers zij is hier reeds in discussie geweest.
Ik zie derhalve het nut van eene nieuwe schriftelijke gedachtenwisse
ling niet in; integendeel deze kan slechts nadeelig werken.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.Ik zal mij geene partij stel
len over de vraag of de Commissie van Financiën, waartoe ik ook
behoor, door den Raad geroepen zal worden om over deze voorstellen
advies uit te brengen. Ik zal mij buiten stemming houden. Maar
eene uitdrukking deor u gebezigd noopt mjj, mij in de discussie te
mengen. hebt gezegd, dat het de eigenaardige taak der Commissie
van Financien is te oordeelen over het bedrag. Dit is volkomen in
strijd met de houding tot nog toe door die Commissie aangenomen.
De Commissie van Financiën acht zich gerechtigd en verplicht om niet
slechts een oordeel te vellen over het bedrag eener voorgestelde uit
gave maar ook over de vraag of de uitgave behoort te worden ge
daan, of de gemeente zich die financieele opoffering moet getroosten
dus wel degelijk over het beginsel dat aan de uitgave ten grondslag
ligt. Het komt mij voor dat de Commissie in dat opzicht den goeden
weg volgt, en daarom heb ik niet zonder tegenspraak willen laten
voorbijgaan hetgeen door u, M. d. V., omtrent die eigenaardige roe
ping der Commissie is gezegd.
6e Voorzitter. Ik zal den heer Fockema Andreae op dit gebied
niet volgen, ook omdat de door hem besproken quaestie niet aan de
orde is. Ik deel zijn gevoelen niet. B(j de meeste voorstellen bij den
Raad ingediend zjjn noodig wat ik ter onderscheiding zal noemen een
technisch en een financieel advies. Van daar dat de Raad voor beide
onderdeden afzonderlijke Commissiën heeft aangesteld. Elke Commissie
behoort dus te blijven op het haar aangewezen terrein. Nu weet ik
wel dat sommige Commissiën van Fihanciën evenals het Dagelijksch
Bestuur over dit punt denken; anderen daarentegen weder niet; ook
wil ik niet ontkennen dat de grens niet altijd duidelijk en scherp te
trekken is, maar in beginsel is geene goede wijze van voorbereiding
der discussiën mogelijk, dan wanneer elke Commissie zich tot de haar
toegedachte taak bepaalt: de Commissie van Financiën dus tot het
financieele gedeelte.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer De Goeje( in stemming gebracht wordt
aangenomen met 13 tegen 9 stemmen.
Voor stemden de heeren Cock, Was, De Goeje, Kaiser, Nijkamp, Bredius,
Wichers, Van der Hoeven, Van Hoeken, Verster, Zaaijer, Du Rieu en
Hasselbach.
Tegen stemden de heeren Vos, Zaalberg, Le Poole, Van Reenen,
Alma, Knappert, Bool, De Fremery en de Voorzitter.
Buiten stemming hielden zich de heeren Juta, Fockema Andreae
en Land.
II. Benoeming van eene derde onderwijzeres aan de school 3de
klasse n". 2.
(Zie Ing. St. n°. 44.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren Kaiser, Van der Hoeven en
Hasselbach verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken?
Benoemd wordt Mej. M. M. Duyverman, onderwijzeres te Oude
Niedorp, met 24 stemmen; één briefje was in blanco.
III. Idem van een leeraar in de Hoogduitsche taal aan het Gymnasium.
(Zie Ing. St. n°. 48.)
Benoemd wordt de heer H. H. Breuning, met 24 stemmen; één
briefje was in blanco.
IV. Idem van een Wethouder.
Bij eerste stemming werden uitgebracht op de heeren: Was6 stem
men. Vos 5 stemmen, Van Buttingha Wichers 8 stemmen en op de
heeren: Cock, Bredius, Land, Driessen en Alma ieder één stem; één
briefje was in blanco.
De heer Was. M. d. V.! Ten einde nuttelooze stemmingen te
voorkomen, wensch ik, onder dankbetuiging aan de leden die zoo
vriendelijk waren op mij te stemmen, te verzoeken dit bij tweede
stemming niet te doen, daar ik eene eventueele benoeming tot Wet
houder niet zou kunnen aannemen.
Alsnu werden bij tweede stemming uitgebracht op de heeren: Van
Buttingha Wichers 15 stemmen, Vos 4 stemmen, Land 2 stemmen, en
op de heeren: Bredius, Alma en Cock ieder één stem; één briefje was in
blanco. Zoodat de heer Wichers is benoemd.
De Voorzitter. Is de heer Wichers bereid de benoeming te aan
vaarden
De heer Van Buttingha Wichers. Ik verklaar m(j bereid deze be
trekking te aanvaarden, en doe dat onder dankbetuiging aan de meer
derheid van den Raad, die gemeend heeft mij deze betrekking te
kunnen opdragen. Ik hoop het vertrouwen, dat zij in mij gesteld heeft
niet teleur te stellen, en ook in deze betrekking de belangen van deze
Gemeente, die mij lief is, naar mijne beste krachten te behartigen.
(Toejuichingen.)
V. Idem van een ambtenaar van den Burgerlijken Stand.
Gekozen wordt de heer Van Buttingha Wichers met 21 stemmen;
terwijl één stem op den heer Bredius en drie blanco-briefjes ingekomen
waren.
De Voorzitter. Is de heer Wichers bereid de benoeming te aan
vaarden
De heer Van Buttingha Wichers. Ja, M. d. V.!
De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor hunne
welwillende medewerking.
VI. Staat van af- en overschrijving op de begrooting van de Bank
van Leening.
(Zie Ing. St. n". 33.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VII. Voorstel betrekkelijk de demping van het St. Jansgrachtje.
(Zie Ing. St. n". 36 en 52.)
De Voorzitter. Er is van de Commissie van Financiën ingekomen
een rapport, ook op deze zaak betrekking hebbende, hetwelk nog niet
gedrukt is, van den volgenden inhoud:
Leiden, den 16 Maart 1887.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede
te deelen dat er bij haar geen bezwaar bestaat tegen het voorstel
van Burg. en Weth. tot het verleenen van goedkeuring aan de uit-
keering van f 350 ten behoeve van de manschappen van de onder
scheidene wapens van het Garnizoen ter belooning van verleende
diensten bij gelegenheid van de onlangs plaats gehad hebbende onge
regeldheden en van f 70 aan de politiebeambten. Zij stelt U daarom
voor den overgelegden staat van af- en overschrijving tot vinding van
eerstgenoemd bedrag van /"350 goed te keuren.
Verder heeft zij de eer U mede te deelen dat, aangezien alle kosten
voor de demping van het St. Jansgrachtje komen voor rekening van
het Roomsch- Kath. Kerkbestuur der Parochie van O. L. Vrouwe
Hemelvaart, er uit een geldelijk oogpunt geen bezwaar tegen de be
trekkelijke voordracht bestaat.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
De Voorzitter. Bij de vele voorwaarden door de Commissie van
Fabricage gemaakt, hebben Burg. en Weth. gemeend nog eene te moeten
voegen. Er is namelijk b(j ons een mondeling bezwaar ingebracht
door een bewoner van de Oude Vest, N. P. Visser, wiens huis,
n°. 225, grenst- aan de St. Jansgracht. In overleg met het R. K. Kerk
bestuur hebben wij er nu nog de voorwaarde aan toegevoegd, dat het
terrein, wanneer het door den Raad wordt afgestaan, niet verder mag
worden bebouwd dan tot 34 meter gemeten uit den hoek van de
kerk aan de Haarlemmerstraat. Het bezwaar door Visser ingebracht
was nameljjk dat bij bebouwing van het geheele terrein, zijn licht zou
worden benomen. Het Kerkbestuur heeft zich bereid verklaard om
zich aan die voorwaarde te onderwerpen. Op het oogenblik bestond
er wel geen plan om het terrein geheel te bebouwen, maar later had
men er wellicht toe kunnen overgaan.
De heer Juta. M. d. V.! Ik geloof wel dat de belangen van het
St. Janshofje in goede handen zijn; indien ik mij toch niet vergis zijn
de leden van het Dagelijksch Bestuur ook tevens beheerders van dat
hofje. Eene enkele inlichting wilde ik echter gaarne nog ontvangen.
Dat spoelstoepje zal nu worden weggeruimd en vervangen door een
spoelbak van minstens meter diepte. Maar hoe komt nu water in
dien bak?
De Voorzitter. De zorg daarvoor kunnen wij overlaten aan het
bestuur van het St. Janshofje. De heer Juta zal wel opgemerkt heb
ben dat die voorwaarde om een spoelbak te maken, niet voorkwam
onder de voorwaarden door de Commissie van Fabricage gesteld, maar
er op voorstel van Burg. en Weth. is bijgevoegd. De reden daarvan
is, dat na de ontvangst van de voorstellen van de Commissie van
Fabricage bij Burg. en Weth., door regenten van het St. Janshofje,
die toevalligerwijze ook zitting hebben in het college van Dagelijksch
Bestuur, een afzonderlijk onderzoek is ingesteld. Door hen werd toen
voorgesteld om de voorwaarde op te nemen dat een spoelbak moest