12
door den heer Bool wordt voorgesteld. Naar mijn gevoelen moet het
altijd eene onderscheiding blijven om eervol uit eene betrekking te
worden ontslagen.
l)e heer Bool. Ik heb volstrekt niet beweerd dat ik niet eervol
gelijkstel met eerloos, doch door het groote publiek wordt dit veelal
gedaan. En daar er nu in casu geen grond bestaat om het laatste
te doen gelooven, kan er m. i. niets anders dan een eervol ontslag
verleend worden.
De Voorzitter. Ik zal mij ook niet kunnen vereenigen met het
amendement, om de redenen door den heer Bool aangegeven. Wanneer
er een middenterm ware te vinden, zoude ik dien gaarne toepassen.
Het is echter een feit, dat wanneer iemand zich voor eene betrekking aan
biedt en h\j kan niet anders overleggen dan het bewijs dat hij ont
slagen is, men daaraan de beteekenis hecht dat hij ik zal het harde
woord maar uitspreken is weggejaagd. En de redenen die ons
aanleiding hebben gegeven om den heer Plummer te nopen zijn ont
slag te vragen, zijn, hoe ernstig en gegrond ook, toch zeker niet van
dien aard dat zij de qualificatie van eerloos zouden verdienen. Eervol
ontslag geeft te veel, dit erken ikmaar ontslag alleen geeft te weinig.
En wanneer ik nu in een geval als dit de keus moet doen tusschen
te veel en te weinig, dan geef ik liever, met het oog op de toekomst
van den betrokken persoon, iets te veel dan iets te weinig.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer De Goeje in stemming gebracht
wordt verworpen met 19 tegen 5 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Was, Driessen, De Fremery, Bool, Juta,
Zaaijer, Alma, Cock, Van der Hoeven, Van Hoeken, Land, Versier,
Bredius, Van Reenen, Le Poole, Knappert, Nijkamp, Wichers en de
Voorzitter.
Voor stemden de heeren: Vos, De Goeje, Kaiser, Du Rieu enFockema
Andreae.
Het voorstel van Burg. en Weth., om het gevraagd ontslag eervol
te verleenen, wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VII. Voorstel betrekkelijk de inrichting van een Pare vaccinogène.
(Zie Ing. St. n°. 26.)
De Voorzitter. De Commissie van Financien heeft tegen dit voorstel
geene bedenkingen.
De heer Zaalberg komt ter vergadering.
De heer Nijkamp. M. d. V.! Met groote ingenomenheid heb ik
bemerkt, dat het voorstel van de Afdeeling Leiden en omstreken van
de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, in goede aarde is
gevallen. Dat blijkt wel daaruit, dat noch bij het college van stads
doctoren, noch bij het college van Burg. en Weth. eenige bedenking
gerezen is tegen het voorstel om de inenting van kind op kind, zooals
tot nog toe plaats had, te doen vervallen, en om de gelegenheid
open te stellen om zuivere animale vaccinestof te bekomen. Ik
geloof dan ook niet, dat het voorstel in deze vergadering ernstige
bestrijding te wachten heeft; ieder zal dankbaar de gave aanvaarden
en er erkentelijk voor zijn, al gaat die gave ook gepaard met eene
verhooging van een post op de begrooting. Maar juist omdat die post
jaarlijks op de begrooting zal terugkeeren, neem ik de vrjjheid eene
wjjziging voor te stellen in de te geven voorschriften.
In de eerste plaats wensch ik dan voor te stellen om den post met
ƒ500 te verminderen, en dus geen hooger bedrag voor de animale
vaccinatie beschikbaar te stellen dan f 1500. Volgens mijne eigen
ondervinding toch komt het mij voor, dat de geraamde som van
780 voor het gebruik van kalveren, ongeveer de helft te hoog is;
te meer nog omdat de inrichting bier slechts vier maanden in het
jaar geopend zal zijn en niet zooals in andere plaatsen het geheele
jaar.
In de tweede plaats moet ik mij verklaren tegen het vierde punt
van het Rapport der stads-doctoren nl. »om de gewone vergoeding van
veertig cents per kind voor gratis vaccinatiën aan on- en minvermogenden
aan de stads Genees- en Verloskundigen toegekend, te behouden".
Daartegen heb ik groot bezwaar. In de laatste vjjf jaren toch zjjn
Semiddeld 900 personen per jaar aan de stadswaag gevaccineerd,
aarvoor is dus aan de stads Genees- en Verloskundigen eene ver
goeding toegekend van ongeveer ƒ360. Nu wordt hier voorgesteld
om boven dat bedrag nog ƒ600 beschikbaar te stellen voor belooning
van drie doctoren, waardoor men derhalve eene remuneratie zou ver
leenen van f 960. Dit komt mij niet wenschelijk voor, temeer omdat
die f360 niet wordt uitgekeerd aan de personen die belast zijn met
het vaccineeren, maar ook aan de overige stads-doctoren die niets
met de vaccinatie te doen hebben.
Verder stel ik voor om de Commissie aan welke het beheer der
Inrichting moet worden opgedragen, in plaats van uit drie, uit vier
leden te doen bestaan, door daaraan nog een vierden particulieren
doctor toe te voegen.
Het Pare vaccinogène moet niet uitsluitend en alleen voor on- cn
minvermogenden zijn, maar moet eene inrichting worden, waarvan
alle ingezetenen gelijkelijk gebruik kunnen maken.
Resumeerende heb ik daarom de eer de volgende amendementen
voor te stellen:
1°. den post voor het vaccineeren van behoeftigen vast te stellen
op een maximum van ƒ1500;
2°. de leiding en het beheer van het vaccinebureau op te dragen
voor het jaar 1887, aan de heeren Longepée, Winkler Prins, Kruimel
en een vierden nader te benoemen niet-stads-Geneeskundige, tegen
eene remuneratie van 600 voor de vier doctoren.
Genoegzaam ondersteund, zullen deze amendementen een onderwerp
van beraadslaging uitmaken.
De heer Zaaijer. M. d. V.Ik ondersteun gaarne de door den
heer Nijkamp voorgestelde amendementen. Het zal het best zjjn
daartoe eenige opgaven mede te deelen, welke mij verstrekt zijn door
de geneeskundigen, aan andere Pares vaccinogènes in ons land ver
bonden. Hoofdzakelijk zal ik mij hierbij kunnen bepalen tot Arnhem,
eene stad, die ongeveer dezelfde bevolking heeft als Leiden.
In Arnhem bedragen de onkosten van het Pare ƒ1600 a ƒ1700
's jaars. Men moet hierbij evenwel in aanmerking nemen dat daar
onder ook begrepen is de huur voor het lokaal, en dat hier voor het
lokaal geen huur betaald zal behoeven te worden. Na aftrek der
huur blijven de onkosten in Arnhem beneden het bedrag van ƒ1500
door den heer Nijkamp voorgesteld. De geneesheeren, aan die inrich
ting werkzaam, genoten in 1886 eene bezoldiging van ƒ150, met uit
zondering van den secretaris, aan wien een minimum-bezoldiging van
ƒ200 toekomt. Dit bedrag komt dus overeen met het door den heer
Njjkamp voorgestelde. Verder worden te Arnhem de inentingen aan
on- en minvermogenden gratis aan het Pare verricht. Wordt de zaak
hier nu op nieuwen voet geregeld dan komt het mij onnoodig voor
om aan de stads Genees- en Heelkundigen een betrekkelijk hooge som
voor het vaccineeren van on- en minvermogenden afzonderlijk te
blijven uitbetalen.
Het heeft mij getroffen dat in de raming een zoo hoog bedrag, niet
minder dan ƒ780 per jaar, voor het gebruik der kalveren is opgegeven.
In het Pare vaccinogène te 's Gravenhage worden per jaar 100 kal
veren gebezigd en deze kosten 5 per week. Rekent men nu dat het
voornemen bestaat om hier slechts gedurende 4 maanden per jaar
het Pare open te stellen en dat men daarvoor ongeveer 30 kalveren
zal noodig hebben dan valt het in het oog dat het daarvoor geraamde
bedrag als zeer hoog moet beschouwd worden, zelfs al neemt men
daarbij in aanmerking dat de particuliere geneesheeren hier vroeger
meer dan 5 voor het gebruik der kalveren hebben moeten betalen.
Om bovenstaande redenen. M. d. V. meen ik dat met eene som van
ƒ1500 ruimschoots in de behoeften van het hier op te richten Pare
vaccinogène zal kunnen voorzien worden.
De heer Du Ried. M. d. V.Ik behoef niet te zeggen dat ik zeer
ben ingenomen met de oprichting van deze zaak. Maar ik ben niet
ingenomen met den naam van »Parc vaccinogène'' en wensch het
Dagelijksch Bestuur in overweging te geven een anderen naam daar
voor te kiezen. Een park zonder boomen is wel gezien, maar een
kalveren stal en bureau voor geneeskundigen daarnaast een park te
noemen dat is toch wel wat heel vreemd. Den meest gepasten naam
heb ik nu juist niet bij de hand. Ik heb den heer De Vries dienaan
gaande geraadpleegd, en die zeide mij dat hij over dezelfde quaestie
gecorrespondeerd had met eene verecniging die tracht over het geheele
land deze zaak ingang te doen vinden.
En om dit goed te bevorderen heeft die vereeniging den naam aan
genomen van «Vereeniging van inrichtingen tot bevordering der koe
pokinenting in Nederland". De heer De Vries heeft nu voorgesteld
om voor Pare vaccinogène te lezen: pokstof-inrichting. Maar daar
hadden de heeren medici veel bezwaar tegen. Daar het nu echter
inderdaad is eene inrichting waar menschen van het kalf worden in
geënt, zou men het voorhands kunnen noemen Stedeljjk inentingsbureau.
Boven den stal zou men dan kunnen zetten Inentingsstal.
De Voorzitter. Doet de heer Du Rieu een bepaald voorstel?
De heer Du Ried. Ja, M. d. V., ik zou aan de inrichting den naam
willen geven van Stedelijk inentingsbureau.
De Voorzitter. Ik moet den heer Du Rieu aandachtig maken op het
nadeel, dat het bij dien naam niet zoo dadelijk uitkomt, dat uitsluitend
met stof van het kalf wordt ingeënt. Ik geef gaarne toe dat de be
naming Pare vaccinogène niet volkomen juist, zelfs zeer onjuist is;
maar iedereen weet wat er mede wordt bedoeld, nl. eene inrichting
waar de pokstof dadelijk van het kalf wordt genomen, en waar
niet met gehumaniseerde stof wordt ingeënt. Wanneer men alleen
spreekt van inentingsbureau valt dit niet zoo dadelijk in het oog.
De heer Do Ried. Ik heb dit bezwaar ook wel gevoeld en getracht
het woord kalf er in te brengen. Maar dan zou men krijgen: stede
lijk kalveren inentingsbureau. En die benaming is wel wat dubbel
zinnig.
De Voorzitter. Ik zou wel in overweging willen geven om de
zaak voor het oogenblik te laten zooals zij is. Wanneer al de door den
heer Du Rieu bedoelde geleerden niet geslaagd zijn in het vinden
van een goeden naam, zal het ons in ééne Raadszitting ook wel niet
gelukken. Alle andere benamingen, ook die van den heer De Vries,
geven niet zoo duidelijk aan wat men bedoelt, als Pare vaccinogène,
nu dit woord eenmaal burgerrecht heeft verkregen. Iedereen begrijpt
wat hij daaronder te verstaan heeft; men weet dat daar met animale
stof wordt ingeënt. En die juiste aanwijzing zal, vrees ik, door den
naam dien de heer Du Rieu aan de inrichting wil geven, worden
weggenomen.
De heer Do Rieu. Mag ik het dan aan het Dagelijksch Bestuur
overlaten om te trachten eene andere benaming te vinden? Ik zal
dan nu mijn voorstel intrekken.
De heer Zaalberg. Een paar woorden slechts M. d. V. om de
amendementen van den heer Nijkamp te ondersteunen. Ik geloof ook,
dat de som der uitgaven voor de leden, belast met het beheer en
toezicht over de animale vaccinatie, te hoog is geraamd, omdat men
niet moet vergeten, dat door heeren leden der voorgestelde commissie
alleen in de maanden Maart, April, September en October zal zitting
worden gehouden.
Ik zou er ook vóór wezen er nog een particulier geneesheer bij te
nemen. De menschen van onzen stand hebben niet altijd vrij over
hun tijd te beschikken, en het kan wel eens gebeuren, dat zij ver
hinderd zjjn de zittingen der Commissie bij te wonen. De heer
Nijkamp en ik hebben vroeger de inrichting voor animale vaccinatie
ook bediend, maar het kwam wel eens voor, dat enkele leden der
Commissie verhinderd waren aanwezig te z(jn. De aanstelling van een