114 Datum. I Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Stnndkaarscn 1 Oet. 31 5.30-6.— 8 18.6 2 Nov. 1 5.6.— 7 18.0 3 2 5.6 7 18.6 4 3 5.6.— 8 180 5 4 5.6.- 7 19.0 6 5 S.6 8 187 7 6 5.6.— 8 17.6 verband met het voorgesteld beginsel, de verplaatsing dier markt ernstig moeten ontraden. Aan Heeren Burg. en Weth. der gemeente Leiden. l)e Commissie voor Huishoudelijke Verordeningen. C. Cock. N. K. F. Land. F. Was. N°. 29®. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 31 October—6 November 1886. N®. 9 9 9 9 9 Namens de Commissie der Gasfabriek Van deb Hohst. N°. 292. Leiden, 11 November 1886. Evenals bij vorige begrootingen is wederom bij de behandeling van die voor 1887 de aandacht gevestigd op de late vaststelling van het kohier der plaatselijke directe belasting met de daaraan verbonden nadeeligc gevolgen, zoowel voor de gemeentekas als voor de belastingschuldigen en gewezen op de wenschclijkheid om de verplichte oproepingen bij onvoldoende aangifte, als zijnde de oorzaak van het te laat gereed zyn van het kohier, af te schaffen. Nu deze zaak bij de behandeling van de begroolingzoowel in de sectiën als in de openbare zitting, wederom een punt van bespreking heeft uitgemaakt, achten wij ons verplicht nogmaals een voorstel tot wijziging dienovereenkomstig van de belasting-verordening aan Uwe Vergadering in te dienen. Laatstelijk is de zaak breedvoerig behandeld in de zitting van 6 December 1883, toen aan de orde werd gesteld het vooislcl van ons college en de Commissie van Financiën om art. 16 van bel Raads besluit regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting te wijzigen als volgt: By onvoldoende of te lage aangifte, ter beoordeeling van Burg. en Weth, of by het niet inleveren van de beschrijvingsbiljcllen worden de belanghebbenden door Burg. en Weth. ambtshalve aangeslagen, na door voormeld college, wanneer zulks door hem noodig wordt geacht, te zijn gehoord of opgeroepen. Dit voorstel werd toen verworpen met i I tegen 10 stemmen. Bij de behandeling van dit onderwerp in de zitting van 6 October 1881, toen was voorgesteld de woorden na te zijn gehoord, of opge roepen weg te laten, werd dit voorstel verworpen met 12 tegen 10 stemmen. Wy zullen niet behoeven te verklaren dat wij sedert niet veranderd zyn in onze overtuiging dat de verplichte oproepingen onnoodig, over bodig en schadelijk zijn, maar dal wy integendeel ten gevolge van de sedert opgedane meerdere ondervinding in deze in die overtuiging zijn versterkt, ook bij nadere overweging van het by de discussiën in de bovenaangehaalde Raadszittingen door de voorstanders van de verplichte oproepingen aangevoerde. Men is daarby, onzes inziens, te veel van de onderstelling uitgegaan dat de plaatsing in eene hoogere klasse dan door belanghebbenden zeiven is opgegeven, zoude moeten worden beschouwd als eene ver oordeeling, waartoe niet mag worden overgegaan dan nadat de be langhebbende is gehoord, terwijl mede hel indienen van bezwaren en de behandeling daarvan in den Gemeenteraad meer bezwarend wor den voorgesteld dan inderdaad feitelijk het geval is. Van vcroordeclcn toch is in casu geen sprake. De belanghebbenden worden door toe zending van het beschryvingsbiljct uitgenoodigd allerlei opgaven te doen ook om de klasse op te geven waarin zij inccnen te moeten worden gerangschikt en Burg. en Weth. moeten na kennisneming van alle die opgaven en voor zooveel noodig na ingewonnen adviezen van daartoe bevoegde personen, beoordcelen in welke klassen de belasting schuldigen op het door hen aan den Gemeenteraad ter vaststelling aan te bieden kohier, zullen worden gerangschikt. Aan Burg. en Weth. moet o. i. de vrijheid worden gelaten de mid delen te gebruiken die zij meenen noodig te hebben om een zoo juist mogelyk opgemaakt kohier aan den Raad aan te bieden, liet gaat, dunkt ons, niet aan daarbij voor te schrijven dal afwijking van het door de belastingschuldigen opgegeven bedrag niet mag geschieden zonder dezen te hebben gehoord of opgeroepen. Den belanghebbenden blijft steeds de gelegenheid open om, hetzij vóór of na de vaststelling van het kohier, uit eigen beweging alle inlichtingen aan ons college te geven, die zij in hun belang noodig achten. Wanneer nu het kohier door den Gemeenteraad is vastgesteld en door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd en de aanslagbiljetten zijn uitgereikt, dan kunnen de belastingschuldigen volgens de Wet gedu rende den zeer geruimen lijd van drie volle maanden bezwaar in dienen bij den Gemeenteraad en die bezwaren mondeling of schrif telijk toelichten. Die toelichting behoeft uit den aard der zaak niet te geschieden aan den Gemeenteraad, maar kan ten allen tijde ver- Strekt worden aan ons college of aan een of meer zyner leden. Eerst wanneer de Gemeenteraad de bezwaren niet deelt en besluit de belastingschuldigen te handhaven in de klasse waarin zij op het kohier zijn aangeslagen, dan kan er cenigcrmaic sprake zijn van ver oordeeling en staal het den belanghebbenden vrij tegen die uitspraak in beroep te komen bij de Gedeputeerde Staten en de beslissing van den Gemeenteraad tnei alle hun ten dienste staande middelen te be strijden. Van eene verplichte oproeping in geval van niet-aanncraing der gedane opgaven is dan ook in gcene andere gemeente, waar eene belasting naar het inkomen wordt geheven, voor zooverre ons bekend, sprake Wel geschiedt de aanslag in de meeste gemeenten bovenbedoeld als b. v. Amsterdam, Arnhem. Leeuwarden, Groningen enz. ambtshalve, doch de belastingschuldigen kunnen, des verlangd, op bun beschrij vings- biljet opgeven in welke klasse of naar welk inkomen zij meenen te moeten worden aangeslagen en toch wordt in die gemeenten aan Burg. en Weth. niet de verplichting opgelegd om in alle gevallen, waarin van die opgaven wordt afgeweken, de belanghebbenden te hooren of op te roepen, alvorens hen op bet kohier te brengen. Nu bovendien de inkomstenbelasting reeds geruimen tijd in wer king is, beslaan er te minder termen om de verplichte oproepingen, die in den eersten lijd sedert de invoering dier belasting ongetwijfeld gunstig hebben gewerkt, tc handhaven, ook na de belangrijke wijzi ging die de gemeentewet ten aanzien van de vaststelling en invor dering van de kohieren der plaatselijke directe belasting heeft ondergaan. Overigens meenen wij ons te kunnen onthouden van het treden in nadere beschouwingen omtrent de voordeelcn die aan de afschaffing van de verplichte oproepingen zijn verbonden, zoowel wat betreft het spoediger gereed zijn van bel kohier als ten aanzien van den aan die opgcroepingen verbonden last voor de belastingschuldigen zeiven. Zoowel in onze betrekkelijke rapporten als in de discussiën bij onder scheidene gelegenheden in den Gemeenteraad en in de sectiën zijn die voordeelcn uitvoerig uiteengezet, zoodal het geheel onnoodig is daarop nader de aandacht te vestigen. De ondervinding heeft voldingend aangetoond dat bij handhaving van het beslaande stelsel, het kohier eerst zeer laat ter invordering gereed kan zijn, zeer ten nadeelc van de gemeentekas, met het oog op de behoefte aan kasgeld en van de belastingschuldigen zeiven, die daardoor worden gedwongen de verschuldigde belasting in een gering aantal termijnen te voldoen en dit bezwaar drukt voornamelijk de minder gegoeden, vermits nu de belasting moet/worden ingevorderd op tijden dat de. verdiensten minder zijn dan in den zomertijd het geval is. Mocht eindelijk Uwe Vergadering tot de afschaffing van de verplichte oproepingen besluiten, dan beslaat bet voornemen om bij dc toezen ding van het besehrijvingsbiljet de belastingschuldigen uil te noodigen om in het onverhoopt geval dat zij genoodzaakt zijn een lager belast baar inkomen dan het vorig jaar op te geven, daarbij medcdeeling le doen van de redenen die daartoe aanleiding hebben gegeven. In vele gevallen kan hierdoor een hoogere aanslag dan inderdaad billijk en rechtvaardig is, worden voorkomen. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in over weging thans over te gaan lot de in 1883 door ons college en de toenmalige Commissie van Financiën voorgestelde wijziging van art. 16 van het Raadsbesluit regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, laatstelijk goedgekeurd bij Kon. Besluit van 29 December 1881 n°. 30, en dat artikel le doen luiden als volgt: Bij onvoldoende of te lage aangifte, ter heoordecling van Burg. en Weill, ol bij bet niet inleveren van de beschrijvingsbiljcllen, worden de belanghebbenden door Burg. en Weth ambtshalve aangeslagen, na door voormeld college, wanneer zulks door hem noodig wordt geacht, te zijn geboord of opgeroepen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N®. 298. Leiden, 11 November 1886. Door de onderwijzers belast met de leiding van het Herhalings onderwijs is, blijkens de hierbij overgelegde stukken, voorgesteld aan de leerlingen die gedurende drie jaren of langer getrouw en met vrucht het llcrhalingsonderwijs hebben bijgewoond, een getuigschrift en prijs uit le reiken, niet welk voorstel zoowel de Plaatselijke Schoolcommissie als ons College zieh kunnen vereenigen. De daaraan verbonden uitgaven kunnen uit den aard der zaak slechts een zeer gering cijfer bedragen en zullen denkelijk een bedrag van f 30 a f 40 niet overschrijden, terwijl ze hoogstwaarschijnlijk kunnen wor den gevonden uit de jaarlijks voor schoolbehoeften op de begrooting uitgetrokken gelden. Wij geven Iwe Vergadering uit dien hoofde in overweging, met inachtneming van de door de Commissie gemaakte opmerking, aan de Verordening van 12 Januari 1882, lot regeling van het Herhalings- onderwijs (Gemeenteblad n®. II) een nieuw artikel, artikel 17, toe te voegen, van den volgenden inhoud Art. 17. Aan de leerlingen, die gedurende drie jaar of langer ge trouw en met vrucht liet Herhalingsonderwijs hebben gevolgd, wordt een getuigschrift uitgereikt benevens een door Burg. en Weth. te be palen prijs. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan HH. Burg. en Weth. der Gemeente Leiden. Krachtens art. 2, alinea 1 b van de Verordening van den I2en Jan. 1882 (Gemecntebl. n°. 12), hebben we de eer U voor te stellen inde Verordening van den 12en Jan. 1882 (Gemeentebl. n«. 11) tol regeling van hel Herhalingsonderwijs in deze gemeente een nieuw art. op te nemen van den volgenden inhoud: »Aan de leerlingen, die gedurende drie jaar of langer getrouw en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 2