INGEKOMEN STUKKEN. N°. 292. Leiden, 11 November 188G. In de Raadszitting van 24 Juni jl. werd ons college gemachtigd het Raamland onder Zoeterwoude onder de band te verburen tot uit. December van dit jaar tegen den prijs welke daarvoor door ons kon wor den bedongen. Wij hebben daarop bet land verhuurd aan Jacob Van Leeuwen, landbouwer onder Leiderdorp, voor de som van J 350. In middels zal thans, zooals in ons rapport van 19 Juni jl. (Ing. st. n". 159) werd medegedeeld, tot eene openbare verpachting met ingang van 1 Januari 1887, moeten worden overgegaan. Wij achten een termijn van 10 jaren wenschelijk met bepaling dat het eerste en bet zesde jaar slechts de helft van de geboden pacht som behoeft te worden betaald, waardoor de huurders worden te ge- moet gekomen in de kosten van bemesting, die ten hunnen laste komen. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in 'overweging ons college te machtigen om tot eene openbare verhuring van bet Raamland onder Zoeterwoude voor den tijd van 10 jaren, ingaande 1 Januari 1887, over te gaan, onder de voorwaarden waarvan een concept hierbij wordt overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden, Voorwaarden van openbare verhuring van een partij weiland gelegen aan den lloogen Rijndijk onder de gemeente Zoeterwoude bij het Kadaster bekend onder Sectie A, N". 21(19, ter grootte van ongeveer 7 hectaren, 27 aren en 94 centiaren. Art. 1. Het te verhuren weiland is afgedeeld in de volgende zeven per- ceelen, zooals is aangeduid op de bij deze voorwaarden gevoegde schelsleekening. Perceel l is groot ongeveer 87 aren, 10 centiaren; perceel II ongeveer 94 aren, 88 centiaren; perceel 111 ongeveer 98 aren, 24 centiaren; perceel IV ongeveer 90 aren, 38 centiaren; perceel V ongeveer 92 aren, 50 centiaren; perceel VI ongeveer 1 hectare, 2 aren, 40 centiaren; perceel VII, met inbegrip van de grasvlakte langs de kade, ongeveer 1 hectare, 62 aren, 41 centiaren. Art. 2. De verhuring geschiedt voor den tijd van tien jaren, ingaande 1 Januari 1887 en eindigende den laalslen December 1896. Art. 3. De huurders moeten het gehuurde uitsluitend als weiland ge bruiken, het met een voldoend aantal hoornvee beweiden en mogen daarop ook schapen laten grazen. Zonder schriftelijke toestemming van de verhuurders mag daarop niet meer dan één paard voor elk perceel weiden. Hooien of maaien is niet geoorloofd. Art. 4. De huurders moeten zorgen voor het zuiveren en schoonhouden van het land van stekels, sek, bent, riet of ander onkruid, alsmede voor bet buiten schouw houden van wateringen, sloolen, kanten en dammen. Zij moeten de slooten, dammen en hekken onderhouden; de slooten voor zoover daartoe recht beslaat behoorlijk baggeren en de daarvan komende specie ook tot bemesting van hel land aanwenden. De verplichting tol het builen schouw houden en baggeren voor zoover daartoe recht beslaat betreft voor perceel I 434 strekkende meter slootkant, voor perceel II 456 meter, perceel III 457 meter, perceel IV 453 meter, perceel V 451 meter, perceel VI 450 meteren perceel VII, met inbegrip van de sloot langs de kade, 1005 meter, alles overeenkomstig op bijgevoegde kaart gegeven aanwjjzing. Art. 5. De mest en de bagger moeten op het land blijven liggen en be hoorlijk ter beoordeeling van de verhuurders over de oppervlakte worden verdeeld en verspreid. Gedurende den huurlijd moeten de huurders het land tweemalen op door de verhuurders te bepalen lijden toemaken en bemesten met zestig kubieke meters mest per hectare. Deze mest moet bestaan voor twee derde gedeelten uit pootaarde en voor een derde gedeelte uit koemest. Het gebruik van andere meststoffen is alleen geoorloofd na bekomen vergunning van de verhuurders. De huurders zijn verplicht acht dagen voor dat met de toemaking wordt aangevangen daarvan aan de verhuurders kennis te geven. Art. 6. De huurders moeten voor hunne rekening de hekken en afsluitingen van elk perceel behoorlijk, ter beoordceling van de verhuurders, onder houden, terwijl het onderhoud van de brug en bet hek voor den ingang aan den straatweg gelegen komt voor rekening van de ver huurders. Art. 7. Het afsteken en wegvoeren van graszoden is verboden. Art. 8. Bjj het eindigen van den huurtjjd moeten de huurders de gehuurde 111 perceelen met de hekken, afrasteringen, dammen, kaden enz. in be hoorlijken toestand, ter bcoordeeling van de verhuurders, opleveren. Art. 9. De huurders mogen de huur noch geheel noch gedeeltelijk aan anderen afslaan noch het gehuurde door anderen laten gebruiken zonder schriftelijke toestemming van de verhuurders. Art. 10. De huurders moeten gedoogen alle erfdienstbaarheden waarmede het gehuurde mocht zijn bezwaard en daartegen de heerschende erf dienstbaarheden, voor zooverre zij beslaan, uitoefenen. Art. 11. In het eerste en het zesde jaar van den huurlijd behoeft slechts de helft van de jaarlijksche huursom waarvoor de perceelen zijn ver huurd te worden betaald. De betaling van de huursom moet jaarlijks geschieden ten kantore van den Gemeenteontvanger te Leiden in twee termijnen; de eerste helft moet betaald worden vóór of op 15 Augustus, de tweede helft vóór Kerstmis. De kosten van zegels, registratie 'en advertentiën en alle verdere kosten op de verhuring vallende komen ten laste van de huurders en moeien dadelijk op door de verhuurders te bepalen tijd worden voldaan. Art. 12. Indien de huurders [nalatig mochten zijn in de voldoening van de huurpenningen op tijd en wijze voorschreven of in de nakoming van eene of meerdere hunner contractucele of wettelijke verplichtingen zullen zij door het enkel verloop van den bepaalden termijn of de enkele overtreding in gehreke zijn, zonder dat het noodig zal zijn hen bij exploit of andere akte in gebreke te stellen en zullen de verhuur ders in die gevallen het recht hehben om de huur terstond te doen ontbinden, alles onverminderd de verplichting van de huurders tot betaling van de verschuldigde huurpenningen en vergoeding van kosten, schaden en interessen. Art. 13. In geval de huurders eene of meer der bovenstaande verplichtingen niet mochten nakomen of overtreden, of in strijd daarmede mochten handelen, zullen de verhuurders, onverminderd hun recht bij art. 12 vermeld, van de huurders als boete voor iedere overtreding of niet nakoming kunnen vorderen cn door dezen verschuldigd zijn eene boete van f 10, welke binnen 8 dagen na schriftelijke aanmaning door de huurders tten kantore van den Gemeente-ontvanger moeten worden voldaan. Art. 14. De huurders moeten twee' borgen, ter beoordeeling van de ver huurders slellcnr welke borgen zich voor de behoorlijke nakoming van de voorwaarden en bepalingen dezer huurovereenkomst alsook voor de betaling van de boeten, kosten, schade en interessen voor de huurders hoofdelijk aansprakelijk stellen onder uildrukkelijken afstand van de voorrechten van uilwinning en schuldsplilsing bij de wet aan borgen toegekend. Art. 15. De huurders en hunne borgen kiezen domicilie ter plaatselijke Secretarie der gemeente Leiden. Art. 16. De verhuring geschiedt in het openbaar bij opbod en afslag van elk perceel, legen genot van f 3 voor den hoogsten bicder. De ver huurders behouden zich de bevoegdheid voor na den perceelsgewijzen afslag de perceelen I, II, 111 en IV en de perceelen V, VI, VII ge combineerd en daarna alle perceelen gezamenlijk in opbod en afslag te brengen cn de beslissing omtrent de gunning hoogstens 14 dagen aan te houden. Vastgesteld door den Gemeenteraad in de openbare zitting van den N°. 293. Leiden, den 13 November 1886. Hij het opmaken der begrooling voor dit jaar is op volgn. 144 »kostcn der kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen" een bedrag uitgetrokken ad ƒ2670 voor de aanschaffing van nieuwe school banken en schoolborden. Onder die gelden is evenwel begrepen een som van ƒ1788 voor den aankoop van 13 banken en 5 borden voor dc Leerschoolblijkens mcdcdecling bij de behandeling der begrooting in de Raadsvergadering van den 22 October 1885. Vermits dc kosten der Leerschool thans zijn gebracht onder dc uitgaven van het lager onderwijs, geven wij Uwe vergadering mitsdien in overweging om volgn. 144 der begrooling niet ƒ1788 te verminderen en dat bedrag beschikbaar te stellen op volgn. 135 "onderhoud van schoolbanken .lager onderwijs." Een staat van af- en overschrijving wordt ter vaststelling hierbjj overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS HURE. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 1