106
bij Leiden; dat hij met ingang van primo September van Hoorn naar
hier is overgeplaatst;
dat dientengevolge zijn zoon Evert op 6 September d. a. v. op een
der Gemeentescholen (hoofd de heer Van Wijk) is gekomen;
dat hij echter voor het geheele 3e kwartaal 1886 schoolgeld heeft
moeten betalen, blijkens bijgaande quilantie;
dat hij vernomen heeft dat in casu, op verzoek door UEd.Achtbaren
voor 2/3 gedeelte restitutie kan worden verleend;
Redenen waarom hij de vrijheid neemt, zich tot UEd.-Achtb. te
wenden, met het eerbiedig verzoek ook aan hem die restitutie te
willen toestaan.
't Welk doende enz.
Leiden, den 19 October 1886. G. H. Van Tongeren,
woonplaats Narmstraat N°. 20.
N°. 380. Leiden, den 26 October 1886.
Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage hebben
wij de eer U mede te deelen dat er bij ons geen bedenking is tegen
het verzoek van J. Kuiper, firma J. Parmentier Zoon, om een hard-
steenen stoep te doen leggen op den openbaren gemeentegrond vóór
het perceel Mare n°. 3.
Wij geven U derhalve in overweging het verzoek in te willigen,
onder voorwaarde dat de stoep niet meer dan één meter buiten den
gevel uitspringt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Heeft de ondergeteekende J. Kuiper, Firma J. Parmentier en Zoon,
de eer te verzoeken, een stoep met palen te mogen doen maken voor
het perceel Mare Nu. 3.
In afwachting eener gunstige beschikking, heeft hij de eer te zijn:
UEd.-Achtb.
üw. Dienaar,
Leiden, 16 October 1886. J. Kuiper.
Firma J. Parmentier Zoon.
N#. 381. Leiden, den 28 October 1886.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbij eene voordracht aan
te bieden, opgemaakt in overleg met den heer Arrondissements-School-
opziener, na ingewonnen bericht van het hoofd der school, ter be
noeming van eene derde onderwijzeres aan de Meisjesschool le klasse,
op eene jaarwedde van 550, en zulks ter vervulling van de vacature, ont
staan ten gevolge van de benoeming van Mejuffr. H. Westdijk tot 2e
onderwijzeres aan die school, als:
1'. Mejuffr. Johanna Cornelia Catharina Van Kempen, onderwijzeres
te Haarlem.
2°. Mejuffr. Maria Blanken, onderwijzeres te Leiden, en
3°. Mejuffr. Antoinette Louise Meijners, onderwijzeres te Weesper-
Carspel.
Onder mededeeling dat het aantal leerlingen aan de betrekkelijke
school 126 bedraagt, verdeeld over 7 klassen en evenzooveel onder
wijzeressen en dat de stukken in de Leeskamer ter inzage voor de
leden zijn nedergelegd, nemen wij de vrijheid Uwe Vergadering te
verzoeken tot eene benoeming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N#. 383. Leiden, 19 October 1886.
Wij hebben de eer aan Uwe Vergadering hiernevens overteleggen
de navolgende stukken betrekking hebbende tot eene voorziening in
het plaatsgebrek op de scholen 3e klasse, als:
1°. brief van de Plaatselijke Schoolcommissie dd. 12 Juni jl.
2°. rapport van de Commissie van Fabricage dd. 14 September met
het daarbij ingezonden advies van den Gemeente-Architect;
3'. brief van de Plaatselijke Schoolcommissie dd. 23 September;
4°. advies van den Districts Schoolopziener te 's Gravenhage dd. 30
September jl.;
5». brief van ons College aan den Districts schoolopziener dd. 11
October jl.
6°. een nader schrijven van den Districts-Schoolopziener dd. 16
October jl.
Zooals uit die stukken blijkt zijn plannen opgemaakt omalvorens
over te gaan tot de oprichting van eene vierde school 3e klasse, tijde
lijk in het gebrek aan plaatsruimte te voorzien.
Het eene plan bestaat in het bijbouwen van twee vleugels aan de
school in het Plantsoen, hoofd de heer Van der Harst, waarvan de
kosten zijn geraamd op f 16000, het andere plan in het doen maken
van een verplaatsbaar hulplokaal, waaraan eene uitgave van f 7500,
is verbonden.
Dit laatste plan heeft de goedkeuring van de Schoolcommissie erlangd,
terwijl de Districts-Schoolopziener daartegen bezwaar heeft.
Ook naar het ons voorkomt is de oprichting van een verplaatsbaar
hulplokaal verre te verkiezen boven de vergrooting van het school
lokaal aan het Plantsoen en wij hebben dan ook de daartegen bij den
Districts-Schoolopziener bestaande bezwaren o. i. voldoende opgelost.
De Schoolopziener is evenwel blijkens schrijven van 16 October zonder
wederlegging van de door ons aangevoerde argumentenbij zijne
bezwaren blijven volharden.
Krachtens art. 50 der Wet op het Lager onderwijs worden de be
stekken van den bouw en verbouw van scholen en onderwijzers
woningen aan de goedkeuring van den Districts-Schoolopziener onder
worpen, en kan, ingeval deze bezwaar maakt zijne goedkeuring te
verleenen, de beslissing van den Minister van Binnenlandsche Zaken
worden ingeroepen.
Van het inroepen van zoodanige beslissing kan evenwel uit den
aard der zaak thans nog geen sprake zijn, aangezien de Gemeenteraad
nog niet tot de oprichting van een hulplokaal beeft besloten.
Wij hebben echter gemeend alvorens een voorstel aan Uwe Ver
gadering in te dienen, de adviesen van de betrokken autoriteiten te
moeten inwinnen, hetgeen in den regel geschiedt bij dergelijke plannen,
ten einde te bevorderen dat de Gemeenteraad zoo volledig mogelijk
worde ingelichtalvorens tot het nemen van een besluit wordt
overgegaan.
De thans uitgebrachte adviesen moeten dan ook slechts als voor-
loopige worden aangemerkt en wanneer Uwe Vergadering overeen
komstig ons voorstel tot de oprichting van het hulplokaal mocht be
sluiten, dan zal het bestek alsnog aan de goedkeuring van den
Districts-Schoolopziener worden onderworpen en bij eventueele weige
ring de beslissing van den Minister van Binnenlandsche Zaken moeten
worden ingeroepen.
Uit de stukken blijkt duidelijk op grond waarvan aan het door ons
voorgesteld plan de voorkeur moet worden gegeven.
Vooreerst is daaraan eene belangrijk mindere uitgave verbonden
dan aan vergrooting van het bestaand schoollokaalf 7500 tegen
16000, een verschil waarop vooral in de tegenwoordige tijdsomstan
digheden bijzonder mag worden gelet, terwijl de gemeente daarin
voor 70 en het Rijk voor 30 pCt. is betrokken en het verwondert
ons eenigermate dat door den Rijksambtenaar van dit financieele be
zwaar met geen enkel woord wordt gerept.
Dit financieele bezwaar weegt te meer, wanneer men bedenkt dat
de kostbare verbouwing der school aan het Plantsoen wellicht binnen
eenigen tijd zou kunnen blijken overbodig te zijn geweest b. v. bij
eventueele grensuitbrciding der gemeente, als wanneer hoogst waar
schijnlijk tot eene andere wijkverdeeling voor het schoolbezoek zoude
moeten worden overgegaan, zooals in ons schrijven van 11 October
is uiteengezet.
Reeds vroeger is bovendien aan Uwe Vergadering medegedeeld dat
plannen zijn opgemaakt voor de oprichting van een vierde school voor
minvermogenden aan de Boisotkade bij den Vliet, welke plannen in
der tijd reeds door den Districts-Schoolopziener zijn goedgekeurd.
Het is echter raadzaam den bouw dier school zoolang mogelijk uit
te stellen ook in verband met het bij Ged. Staten aanhangig boven
bedoeld voorstel betrekkelijk de uitbreiding van de grenzen der ge
meente, bij tot standkoming waarvan wellicht eene geheel andere plaats
voor de nieuwe school zoude moeten worden aangewezen. Dat uitstel
is echter alleen gerechtvaardigd, wanneer inmiddels in het gebrek aan
plaatsruimte op behoorlijke wijze wordt voorzien en het ligt voor de
hand dat daarvoor niet moet worden aangewend het kostbare middel
van vergrooting van een bestaand schoollokaal, die, zooals hierboven
werd opgemerkt, naar alle waarschijnlijkheid slechts voor eenigen tijd
noodig zal wezen.
Een verplaatsbaar hulplokaal kan bovendien bij voortduring dienst
doen, zoowel bij tijdelijke overbevolking op de eene of andere school
als bij herstelling of verbouwing van schoolgebouwen, in welk geval
de geheele schoolbevolking of enkele klassen tijdelijk in een ander
lokaal geplaatst moeten worden. Zoodanig verplaatsbaar lokaal is uit
den aard der zaak verre te verkiezen boven een vast lokaal, zooals
het zoogenaamde Soephuis op de Haarlemmerstraat, dat overigens in
velerlei opzicht als schoollokaal te wensehen overlaat, omdat de ver
plaatsbare hulpschool telkens geplaatst kan worden in de nabijheid
van de school waar overbevolking aanwezig is of waar eene verbouwing
moet plaats hebben.
Het zal verder geen betoog behoeven dat bjj het ontwerpen van
het plan voor het hulplokaal de voorschriften omtrent den bouw en
de inrichting der lokalen, krachtens art. 4 der Wet door de bevoegde
autoriteiten vastgesteld, zooveel mogelijk zullen worden in acht
genomen.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten:
I". dat ter voorziening in plaatsgebrek op de scholen 3e klasse zal
worden opgericht een verplaatsbaar hulplokaalwaarvan de kosten
zijn geraamd op f 7500.
2°. ons college te machtigen de beslissing van den Minister van
Binnenlandsche Zaken in te roepen, wanneer de Districts-Schoolop
ziener mocht weigeren zijne goedkeuring te verleenen aan het bestek.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
N°. 119
Bijlagen
Tabellen I en II.
Leiden, 12 Juni 1886.
Naar aanleiding van de toezegging, vervat in 't verslag van den
toestand van 't lager onderwijs, in deze gemeente, over het jaar 1885
(bladzijde 9 van 't gedrukt exemplaar) heeft de Plaatselijke School
commissie de eer U bet volgende te berichten.
De school 3e kl. N#. 3 (hoofd J. Wuyster) telt thans 627 leerlingen
alzoo 27 meer dan het maximum der wet bedraagt en veel meer dan
het aantal beschikbare zitplaatsen.
Het volstrekt getal zitplaatsen is 592, dat echter, wegens de ver
schillende getalsterkte der klassen, niet in zijn geheel kan gebruikt
worden. Volgens eene opgave van den heer Wuyster is het werkelijk
te veel, op dit oogenblik, 77. Deze toestand eischt voorziening en de
schoolcommissie heeft nauwkeurig onderzocht op welke wijze die te
vinden is.
De eenvoudigste oplossing zou zijn, een vierde school te stichten
en de wjjkverdeeling zóó te veranderen, dat elk der 4 scholen ruim
400 leerlingen telde. Het totaal der leerlingen op de scholen 3e kl.
bedraagt thans 1669. Hiertegen zijn echter groote bezwaren. In de
allereerste plaats de groote kosten van de stichting en vooral de ver-