94
werd er bij de aanstelling van den beer Harmsen tot lector aan de
Instelling reeds op gewezen (zie o. a. de rede van den beer De Goeje
in de zitting van 10 December) dat bet hem toegelegde trae-'
tcment van 1000 'sjaars mettertijd onvoldoende zou zijn en dat hem,
wilde men hem voor vast aan de Instelling verbinden, een hoogere
jaarwedde na eenigen tijd zou moeten worden uitgekeerd. Men
vleide er zich echter mede dat het, met behulp van bel Departement
van Koloniën, gelukken zoude, allbans een paar jaren den heer
Harmsen op het oorspronkelijk vastgesteld tractement te behouden.
Die hoop is echter ijdel gebleken. De Minister van Koloniën heeft
geen termen kunnen vinden om den heer Harmsen langer in bet genot
van verlofstractement te laten, zoodat de lector voor de keuze slaat
om óf naar Indië terug te keeren öf hier te blijven zonder andere
inkomsten dan die als lector. Hij is, zooals uit het vroeger overgelegd
schrijven van den Directeur der Instelling blijkt, geneigd die keuze
te doen en hier te blijven wanneer hem een jaarwedde van 2500
wordt toegelegd, anders zou hij genoodzaakt zijn naar Indië terug
te keeren.
Zoowel naar het oordeel van den Directeur en Curatoren der In
stelling als van ons college bestaan er alleszins termen om den heer
Harmsen te nopen, door bet toeleggen van genoemde jaarwedde, zijn
krachten aan de Instelling te blijven wijden.
Reeds nu heeft zijn lidmaatschap in de Commissie van examen
goede vruchten gedragen en belooft dit later in nog hoogere- male
het geval te zijn. Vervolgens is hel door het behoud van den lieer
Harmsen mogelijk aan de Leidsche Instelling onderwijs te ontvangen
in een taal die nergens anders in Nederland wordt onderwezen n 1.
het Bataksch. Bovendien zoude het voor den naam der Instelling
een minder gunstigen indruk maken wanneer een leeraar, nog voor
korten tijd aangesteld, thans reeds de instelling verlaat en geen
pogingen zijn in het werk gesteld hem voor de Instelling te be
houden.
Wij zijn ten volle overtuigd dat het behoud van den heer Harmsen
in het belang is van den bloei der Instelling voor het vervolg. Voor
eerst wat betreft de resultaten van de eindexamens, vooral in verband
met de beschikbaarstelling om te worden benoemd als O. I. amtenaar.
Wel was de uilslag van het examen in den zomer van 18;6 gehouden,
evenals ten vorigen jare allergunstigst; slaagden toch ten vorigen
jarc alle candidaten, dit was ook thans het geval ten aanzien van de
zes candidaten, die zich aan het examen onderwierpen. Een hunner
behaalde zelfs een vrij hoog cijfer (N°. 5) op de ranglijst en werd door den
Minister van Koloniën ter beschikking gesteld van den Gouverneur-
Generaal van Ned.-Indië om te worden benoemd tot ambtenaar bij
den Burg. Dienst aldaar. Van de 5 anderen, die op de ranglijst van
de 35 geslaagden voorkomen met de nummers 12, 13, 17, 18 en 24,
zullen er 3 den cursus 1886/87 weder volgen en vertrok 1 voor eigen
rekening naar Indië,
Bij de opmaking van de ranglijst worden evenwel niet alleen de
verplichte vakken tot gronnslag genomen, maar hebben de zoogenaamde
bijvakken d. i. de onverplichte talen een belangrijken invloed op bet
eindcijfer, zelfs zoodanig dat personen, die, wanneer alleen de ver
plichte vakken tot maatstaf werden genomen een zeer hoog cijfer
zouden hebben bekomen, door anderen die beneden ben staan wat
die vakken betreft, alleen ten gevolge van eenige studie van bijtalcn,
op de lijst worden overtroffen. Hoezeer nu wellicht bedenkingen
tegen eene zoodanige inrichting van het examen zouden zijn in te
brengen, is de bestaande toestand aldus en behoort derhalve daarop bij
de regeling van het onderwijs aan de Instelling te worden gelet.
Het is ook uit dien hoofde van groot belang dat in onderscheidene
andere talen dan de Maleische en Javaansche grondig onderwijs worde
gegeven en bestaat er bovendien te meer aanleiding om den heer
Harmsen aan de Instelling blijvend te verbinden nu door hem een
taal wordt onderwezen, waarvan hier te lande geen kenners en be
oefenaars worden aangetroffen.
Niet te min wordt de kennis van het Bataksch in Nederlandsch-
Indie ten zeerste op prijs gesteld, o. a. door de Deli-Maatschappij,
door wie aan jongelieden met eenige kennis van die taal toegerust
de voorrang wordt toegekend. Jongelieden die het voornemen hebben
bij genoemde Maatschappij te worden geplaatst, zullen voorzeker niet
in gebreke blijven onze instelling ter beoefening van het Bataksch
te bezoeken.
Wat nu het financieele gedeelte van het voorstel betreft, is het dui
delijk dat daarmede eene dadelijke verhooging der uitgaven met
ƒ1500 gepaard gaat. Bij de aanstelling van den leeraar voor eene
der Polynesische talen is echter kunnen worden voorzien dat de
jaarwedde van ƒ1000 te eenigcr tijd zoude moeten worden verhoogd
daar alleen door toevallige bijzonder gunstige omstandigheden die
jaarwedde op dat gering bedrag kon worden vastgesteld.
In de tweede plaats zijn ten vorigen jare de uitgaven met ƒ3000
kunnen worden verminderd ten gevolge van het welwillend aanbod
van den Hoogleeraar Wilken en zoude dus bij aanneming van het thans
aanhangig voorstel de uitgaven nog 500 minder bedragen dan vroeger.
Bovendien bedenke men dat, hoezeer het tegenwoordig aantal leer
lingen gering is, de toestand in deze, naar alle waarschijnlijkheid,
weldra zal verbeteren. Ook te Delft is het aantal leerlingen belangrijk
minder dan vroeger, mede in verband met de tijdelijk geringere be
hoefte aan ambtenaren in Indië.
Met grond mag worden verwacht dat die toestand zal veranderen
en dat de buitengewone redenen die aanleiding geven tot verminde
ring van de vraag naar nieuwe ambtenaren aldaar, binnen eenigen
tijd zullen ophouden te bestaan.
Nu tot het behond van de Instelling is besloten achten wij het
plicht alles in het werk te stellen om den bloei der Instelling te be
vorderen en, hoezeer met inachtneming van eene gepaste zuinigheid,
toch de gelden die daarvoor noodig zijn beschikbaar te stellen. Met
genoegen hebben wij dan ook ontwaard dat ten vorigen jare de groote
meerderheid van de leden, die in beginsel waren legen het behoud
van de Instelling, niet geaarzeld heeft de toen aangevraagde verhooging
van uitgaven toe te slaan, overtuigd dat de gelden niet moesten
worden geweigerd die noodig worden geacht, om het voortbestaan en
den voorldurenden bloei dier Instelling mogelijk te maken.
Thans biedt zich de gelegenheid aan om bet onderwijs zoo volledig
mogelijk in te richten en van die gelegenheid moet o. i. worden ge
bruik gemaakt al zij hel dan ook met eenige financieele opoffering.
Onze Instelling bevat met het oog op de inderdaad uitnemende
mannen, die hunne krachten daaraan wijden, eene innerlijke kracht
die alle waarschijnlijkheid aanbiedt dat zij eenmaal zal worden eene
bloeiende Instelling en mocht dat inderdaad het geval worden, dan
zijn de financieele bezwaren opgeheven in verband met de indirecte
voordedendie de Instelling alsdan voor de gemeente zal opleveren.
Aan liet boven ontwikkeld voorstel wenschcn wij mede in overeen
stemming met bet gevoelen van den Directeur en hel Curatorium een
tweede voorstel vast te knoopen.
In deze gemeente heeft zich namelijk onlangs gevestigd de heer
Schmidt, eervol ontslagen hoofdonderwijzer aan de Kweekschool voor
Inland-che onderwijzers te Makassar. De beer Schmidt is een der
beste kenners van het Makassaarsch en Boeginccsch en tevens zeer
bekwaam in het Maleisehterwijl hij bereid is eventueel ook onze
Instelling in de examen-commissie te vertegenwoordigen.
Van groot belang zouden wij het voor de Instelling achten zoo ook
deze kenner van de Oostersche talen daaraan werd verbonden en zulks
kan geschieden zonder verhooging der uitgaven.
De lieer Schmidt toch is bereid zonder bezwaar van de gemeentekas
den titel te aanvaarden van Lector aan de O. I. Instelling alhier en
wij aarzelen niet U in overweging te geven van dit aanbod gebruik
te maken.
Het onderwijs aan onze Instelling zal daardoor op de meest volledige
wijze zijn geregeld en de gelegenheid worden geopend voor adspirant-
ambtenaren om zich alhier in een groot aantal voor het examen niet
verplichte talen te oefenen, waardoor het uitzicht ter bekoming van
een boog eindcijfer op de ranglijst wordt verhoogd.
Wij stellen Uwe Vergadering mitsdien voor!
1". de jaarwedde van den leeraar L. K, Harmsen vast te stellen op
2500;
2". te besluiten dat aan de O. I Instelling alhier zal worden aan
gesteld een onbezoldigd Lector voor de Makassaarscbe en Boegineesche
talen.
3°. tot onbezoldigd Lector in 2°. bedoeld aan te stellen den heer
L. W. Th. Schmidt, eervol ontslagen hooldonderwijzer aan de Kweek
school voor lnlandsche onderwijzers te Makassar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 347, Leiden, den 7 October 1886.
Ter vervulling der vacature aan de school der 4de klasse N°. 1
ten gevolge van het aan C. J. Van Vliet verleend eervol ontslag met
ingang van 16 October a s. hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij
eene voordracht aan te bicden, opgemaakt in overleg met den heer
Arrondissemenls-Schoolopziencr, na ingewonneu bericht van het hoofd
der school, ter benoeming van een derden onderwijzer, op eene jaar
wedde van 550 als:
1". Willem Johannes Jong, onderwijzer alhier,
2°. Jacobus Johannes Van Bostelen, onderwijzer te Oegstgeest; en
3\ Abraham Johannes Jakobus Verbruggc, onderwijzer alhier.
Onder mededecling dat het aantal leerlingen aan de school bij den
aanvang van bet winter-halfjaar 600 zal bedragen, verdeeld over 12
klassen en 2 parallel-klassen met 14 onderwijzers en onderwijzeressen
en dat de betrekkelijke stukken ter inzage voor de leden in de lees
kamer zijn ncdergelegd, nemen wij de vrijheid U te verzoeken tot
eene benoeming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 348. Leiden, den 7 October 1886.
Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage hebben
wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er bij ons geen
bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het verzoek van Regenten
van bet Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis,
om vóór den achtergevel van het gesticht in de Langestraat een hard-
steenen bordes te maken van vier treden en van J. Kret, om een
stoep te leggen vóór zijn huis aan de Oude Ileerengracht N°. 9.
Wij geven U daarom in overweging de gevraagde vergunningen
te verleenen wat het eerstgemeld verzoek betreft onder voorwaarde
dat het bordes niet meer dan 1.10 meter buiten den gevel uitspringe
en wat bet laatste aangaat dat de stoep niet meer dan 1 meter buiten
den gevel worde gelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Hebben Regenten van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude
Mannen- en Vrouwenbuis te Leiden, de eer ter kennis te brengen
dat zij bij het in aanbouw zijnde gesticht, voor den achteruitgang
in de Langestraat, een hardsteenen bordesstoep met vier treden,
wenschcn te doen maken.
Zij behoeven daartoe evenwel de vergunning van UEd. Achtb. en
hebben mitsdien de eer te verzoeken dat hun die worde verleend.
Regenten voornoemd,
Leiden, September 1886. Van Ketwich, Voorzitter.
G. F. Alsche, Secretaris.