65 Verordening als zij is gelijk thans wordt voorgedragen, ook niet goed. Ten slotte verklaar ik, dat ik in mijn amendement zal opnemen geene bepaling omtrent de terugwerkende kracht van de Verordening om restitutie te geven aan hen die onder den bestaanden toestand m. i. te veel schoolgeld hebben betaald. Ik geloof niet dat dit geheel in overeenstemming zou zijn met de gemeentewet. Daarom trek ik mijn voorstel, om aan deze wijziging terugwerkende kracht te geven, in. De Voorzitter. Ik heb de Verordening op het Lager Onderwijs alleen aangehaald als argument om aan te toonen, dat in de praktijk de onbillijkheden en bezwaren die de heer Was van deze Verordening verwacht, zich niet hebben voorgedaan. Wanneer dit toch het geval ware geweest, zouden belanghebbenden zeer zeker niet nagelaten hebben zich daarover bij den Raad te beklagen en wel getracht heb ben restitutie te verkrijgen. De ondervinding heeft echter geleerd, ik herhaal dit nogmaals, dat de Verordening zeer goed werkt, zoodat er geen reden is om nu bij Gymnasium of Hoogere Burgerschool het tegendeel te vreezen. De heer Was. Het geval waarop ik daarstraks heb gewezen en waarin bij deze regeling niet is voorzien, heeft zich werkelijk voor gedaan. De laatste maal dat over dit onderwerp discussie is gevoerd, betrof het een kind, dat vóór de Kerstvacantie de school moest ver laten en door ziekte verhinderd werd zijne studiën voort te zetten. Juist dat geval is de aanleiding geweest tot de hier voorgestelde wijziging van de bestaande Verordening, en toch vind ik dergelijke gevallen niet opgenomen in het voorstel; derhalve is het onvolledig. Nu is het best mogelijk dat zich dit bij het Lager Onderswijs nooit heeft voorgedaan, maar het is toch werkelijk geen geval, dat zich nooit voor kan doen. De heer Boot. Wanneer ik mij eene juiste voorstelling maak van de bezwaren van de heeren Was en Fockema Andreae, dan moeten zij, mijns inziens, tot een geheel ander voorstel komen dan waartoe eerstgenoemde gekomen is Dan moeten zij niet in al die gevallen waarin zij het maken van eene uitzondering billijk achten, slechts betaling van het loopende kwartaal vorderen en de overige kwartalen laten vallen, maar dan moeten zij voorstellen het kwartaal te laten betalen. Anders zal de toepassing van hun stelsel te veel in de lucht hangen en door de ongelijke uitspraken van den Raad steeds onbillijk werken. De beraadslaging wordt gesloten. Bij de stemming over het araendement van den heer Was staken de stemmen8 verklaren zich vóór 8 tegenzoodat het nemen van een besluit tot eene volgende vergadering wordt uit gesteld. Voor hebben gestemd de heeren: Was, Kaiser, Vos, Van der Hoeven, Van Hoeken, Fockema Andreae, Land en Alma. Tegen hebben gestemd de heeren: Bool, De Fremery, Driessen, Knappert, Van Reenen, Zaaijer, Du Rieu en de Voorzitter. VI. Voorstel betrekkelijk de benaming van de straten gelegen aan de Havcrzaklaan. (Zie Ing. St. n°. 224.) De heer Kaiser. Ik kan niet zeggen dat ik de hier voorgestelde namen zeer mooi vind. Zou men bijvoorbeeld niet een der straten Heynsiusstraat kunnen noemen? Daarvoor is wel iets te zeggen. De Voorzitter. Ik ben omtrent dit punt tamelijk onverschillig. De hier voorgedragen namen zijn ons voorgesteld door de Leidschc Bouwvereeniging; maar wanneer de Raad er andere namen voor in de plaats wenscht te stellen zal ik mij kalm daarbij nederleggen. Ik zou echter wel in overweging willen geven om niet juist den naani van Heynsius daarvoor te kiezen, omdat mijns inziens, de beleefdheid tegenover de Leidsche Bouwvereeniging medebrengt dit niet te doen zonder haar eerst daarover geraadpleegd te hebben.^ Wellicht heeft zij andere plannen. De bedoeling van den heer Kaiser is duidelijk. De heer Heynsius is lang de zeer verdienstelijke Voorzitter der Ver- eeniging geweest en er zou derhalve alle aanleiding bestaan om zijn naam aan een der straten te verbindenmaar ik geloof toch dat het beter is daaromtrent eerst in nader overleg met de Vereeniging te treden. De heer Knappert. Ik meen wel te weten dat de Bouwvereeniging aan dien naam gedacht heeft. De Voorzitter. Het is wel mogelijk, verwonderen zou het mij niet, maar zekerheid daaromtrent hebben wij niet; ik vind het dus beter eerst het gevoelen der Vereeniging te vernemen. De heer Fockema Andreae. Ik acht de benamingen der straten van geen groot belang het is eene zaak die mij vrij onverschillig is. Maar toch be staat er bjj mij wel eenig bezwaar om een Tramstraat in het leven te roepen. In den volksmond zal zij altijd Tramstraat en natuurlijk geen Tremstraat hceten. Liever zou ik daaraan bijvoorbeeld den naam van Wagenstraat geven. De Voorzitter. Maakt de heer Fockema Andreae daarvan een amendement. De heer Fockema Andreae. Jawel, M. d. V. De Voorzitter. Het amendement strekt om den naam van Tram straat te veranderen in Wagenstraat. Wordt het ondersteund? Voldoende ondersteund maakt het een onderwerp van beraad slaging uit. De beraadslaging wordt gesloten en het amendement van den heer Fockema Andreae'zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het voorstel zelf wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VII. Verzoek van Mej. E. Van Dijk, om ontslag als derde onder wijzeres aan de Meisjesschool 1ste klasse. (Zie Ing. St. n'. 228.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met 1 October een eervol ontslag verleend. VIII. Idem als voren van C. J. Van Vliet, als derde onderwijzer aan de school 4e klasse n". 1. (Zie Ing. St. n'. 226.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met 16 October een eervol ontslag verleend. IX. Idem als voren van A. Crama, als derde onderwijzer aan de school 4e klasse n°. 1. (Zie Ing. St. n°. 233.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met 1 Januari 1887 een eervol onslag verleend. X. Idem als voren van A. Mceth, als derde onderwijzer aan de school 4e klasse n°. 1. (Zie Ing. St. n". 233.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met 1 November een eervol ontslag verleend. XI. Idem van C. Vink, om een brug te mogen leggen over de sloot langs den straatweg onder Oegstgeest. (Zie Ing. St. n*. 236.) XII. Idem van J. M. L. Platteel, echtgenoote van F. O. De Vries, ter bekoming van grond aan den Vestwal bij den Vliet. (Zie Ing. St. n°. 236.) Deze verzoeken worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de voordracht toegestaan. XIII. Voorstel tot indiening van een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, betrekkelijk het subsidie ten behoeve van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 234.) Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. XIV. Suppletoire staat van begrooting van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis, dienst 1886. (Zie Ing. St. n°. 231.) Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. XV. Verzoek van de Vereeniging van Notarissen, om een toegang te maken tot het sousterrein van het Notarishuis. (Zie Ing. St. n°. 237.) XVI. Idem van P. F. C. Marks, om een stoep te leggen aan den Ouden Rijn. (Zie Ing. St. n". 237.) Deze verzoeken worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming toegestaan. Daar niemand meer het woord wenscht, wordt de openbare Ver gadering gesloten en veranderd in eene met gesloten deuren. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 3